Inleiding
Wat er tot nog toe aan verhalen over de geschiedenis is gepubliceerd, is gebaseerd op gegevens die door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst en zijn voorganger de Binnenlandse Veiligheidsdienst zijn vrijgegeven. Deze diensten hadden er alle belang bij om hun straatje vrij te vegen, zodat historici in feite leugenachtige propaganda als de waarheid verkopen. In mijn onderzoeken ben ik andere bronnen tegengekomen, waarbij Inlichtingendienstmannen en informanten die strafbare feiten hadden begaan, verhoord werden. Daarmee kwamen steeds kleine stukjes informatie vrij. Door deze te combineren en de leugenpropaganda te negeren, kan een aardig verbijsterend beeld van de geschiedenis van de Nederlandse Inlichtingendiensten geschilderd worden. De bronnen kunnen in mijn boeken worden teruggevonden.
De voorgeschiedenis van de AIVD is er een van:
landverraad, hoogverraad, spionage voor de vijand, heulen met de vijand, onwettige levering van persoonsgegevens aan de Gestapo, massamoorden, gerichte moorden, martelen, racisme, antisemitisme, Jodenjacht, fascisme, ontvoeringen, gijzelingen, bomaanslagen, diefstallen, fraude, omkoping van politici en ambtenaren, valsheid in geschrifte, schendingen van de archiefwet, schendingen van briefgeheim, zelfverrijking, smokkel, inbraken, meineed, tegenwerking van justitie, mishandelingen, belastingontduiking, leugenachtigheid, laster, antidemocratisch, verkiezingsfraude, organiseren van inmenging in de Nederlandse verkiezingen door de Amerikaanse CIA enz.
Dat noemen ze dus bescherming van de staatsveiligheid!
Hier vindt U de informatie, die in de fascistisch georiënteerde leugenachtige propagandawerkjes van Dick Engelen en Frits Hoekstra niet zult aantreffen.
De stichting van GS III
Voor de Eerste Wereldoorlog beschikte Nederland niet over een politieke inlichtingendienst. Het militaire spionagewerk werd verricht door een onderdeel van het leger. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ontstond de dreiging dat Nederland ondanks de door de buurlanden erkende neutraliteit ook bij die oorlog betrokken zou worden. Daarom werd het nodig geacht om de vergaring van militaire inlichtingen drastisch te verbeteren. Daarvoor werd een afdeling opgericht die onder hoogste leiding, de Generale Staf, viel. Deze afdeling kreeg nummer 3 toebedeeld, zodat de spionageorganisatie als GS III werd aangeduid.
In november 1917 vond in Rusland een tweede omwenteling plaats, waarbij het een paar maanden eerder aan de macht gekomen bewind door een communistisch bewind aan de kant werd geschoven. Dit wordt ook wel een bolsjewistisch bewind genoemd, omdat het gebaseerd was op een meerderheid aan de linkerkant van het politieke spectrum. ‘Bolsjoi’ betekent groot, maar kan ook gebruikt worden in de betekenis van meerderheid.
Ook in Nederland was eronder de lagere klassen veel beroering, omdat door de oorlog in de omringende landen de economische toestand slecht was en er gebrek aan alles en nog wat was. Vooral het gebrek aan voedsel en brandstof woog zwaar bij de onderklasse. Er ontstond veel onrust en er waren tal van demonstraties die met veel geweld, waarbij nogal wat doden vielen, de kop in werden gedrukt. De regering was bang dat de onrust in een revolutie zou culmineren. Daarom vond ze het nuttig ook een politieke inlichtingendienst op te richten om de revolutionaire woelingen in de gaten te houden. De dienst zou zich moeten richten op communisten en sociaaldemocraten. Maar dat mocht niet bekend worden, de oprichting bleef geheim. Daarom werd de inlichtingendienst ondergebracht bij het leger, dat in geval van een revolutie trouwens zou moeten optreden. Door de onderbrenging bij het leger was er geen apart budget nodig, zodat het bestaan bij de parlementaire controle niet ontdekt kon worden. De inlichtingendienst werd naast de bestaande militaire inlichtingendienst ondergebracht en werd aangeduid met GS IIIB. Vanaf 1919 kreeg de dienst de naam Centrale Inlichtingendienst, maar ook de aanduiding GSIII (zonder letter) bleef in gebruik.
De oprichting van gemeentelijke politie-inlichtingendiensten
De onderbrenging van de Inlichtingendienst bij het leger had het nadeel dat het leger geen voelsprieten in de maatschappij had. Bovendien was het budget van het leger te beperkt om grote aantallen onderzoekers en informanten aan te stellen. Een verruiming van het budget voor dat doel was weer ongewenst, omdat dan de boel bekend zou worden.
Daarom werd besloten om op gemeentelijk niveau inlichtingendiensten op te richten. Die werden in de grotere gemeenten opgericht, omdat daar veel opstandige arbeiders woonden. De inlichtingendienst verrichtten geen arrestaties, zodat ze in burger ook in naburige kleinere gemeenten konden worden ingezet. Het in de gaten houden van de bevolking was een politietaak, waardoor een speciale inlichtingendienst niet op zou vallen. En doordat de gemeentelijke inlichtingendiensten qua bemanning gering van omvang was vergeleken met de omvang van de gemeentelijke politiekorpsen, viel het bestaan van de politieke inlichtingendienst in eerste instantie niet op. Uiteraard kregen de burgemeesters een geheimhoudingsplicht. Dat kon makkelijk omdat alleen gezagsgetrouwe burgemeesters van confessionele en liberale huize werden aangesteld. In eerste instantie werd de inlichtingendienst bij de Vreemdelingendienst ondergebracht met als argument dat het socialisme en het communisme internationale bewegingen waren.
Als contactman tussen alle gemeentelijke inlichtingendiensten en GS III werd de Amsterdamse inspecteur van politie Karel Henri Broekhoff aangesteld. Hij moest richtlijnen van GS III aan de gemeentelijke inlichtingendiensten en omgekeerd de verzamelde gegevens aan GS III doorgeven. Maar daarnaast moest hij ook zelf trachten gegevens in zijn eigen gemeente trachten te verzamelen.
De informant Julius Barmat
Het doel van Broekhoff was om toegang tot de toppen van de socialistische partij SDAP en de communistische partij CPH door te dringen. Dat laatste lukte door gebruik te maken van de in Nederland woonachtige Oekraïense zakenman Julius Barmat, die in eerste instantie ideaal voor dit doel was.
Barmat was een zakenman met een uiterst twijfelachtige reputatie, waarvan de vele rechtszaken tussen hem en zakenpartners over betalingen, leveringen van goederen en vervalsingen getuigen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij een poos in Duitsland smokkelhandel met Polen bedreven en vervolgens de handelsboycot van Duitsland door de geallieerden Frankrijk en Groot-Brittannië ontdoken, waardoor hij op een zwarte lijst van die landen was komen te staan. Op deze wijze had hij een fortuin opgebouwd en goede relaties met Duitsland opgebouwd. Hij sprak vloeiend Nederlands, Duits, Pools, Oekraïens en Russisch.
Barmat was van Joodse afkomst en had daarom een gloeiende hekel aan het antisemitische tsarenbewind van Rusland. Hij verwelkomde dan ook de Russische bolsjewistische regering en zag daarin zakelijke kansen. In het kader daarvan bekommerde hij zich over het lot van geïnterneerde Russische zeelieden in Nederland. Maar ook de Nederlandse communisten waren na de Russische revolutie opeens geïnteresseerd in deze zeelieden afkomstig uit wat ze zagen als hun toekomstige heilstaat. De Nederlandse communisten vonden hem een handig contact, omdat ze via deze zakenman hoopten meer geld te krijgen voor hun armzalige partijkas en dat ze opeens iemand hadden die in het Russisch kon corresponderen.
Via de Nederlandse communisten kon hij al in 1918 zakelijke contacten met het Russische bewind leggen. Hij correspondeerde aldus met leden van de Russische regering als Trotski en Radek. Via door Barmat verstrekt informatie was Broekhoff zelfs in staat om een Russische geldzending voor het communistische dagblad De Tribune te onderscheppen. Of het geld ooit is teruggegeven is onbekend.
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam in Duitsland een sociaaldemocratische regering aan het bewind. De zakelijke contacten tussen Barmat en Rusland liepen op niets uit en hij voelde zich niet thuis tussen het ‘lompenproletariaat’ van de communisten. Barmat voelde zich meer thuis tussen de sociaaldemocraten en er was veel meer in het naburige Duitsland te verdienen, waar die sociaaldemocraten aan de macht waren. Aldus liep Barmat over en liet de communisten als een baksteen vallen. Dit kwam Broekhoff uitstekend uit, want nu had hij een werktuig binnen de veel grotere sociaaldemocratische partij en de betrekkingen met Duitsland waren veel belangrijker. Broekhoff raakte zo bevriend met Barmat, dat hij in een woning van Barmat in de Willem Beukelsstraat mocht wonen, toen Barmat zelf naar het Oosterpark verhuisde. Waarschijnlijk was er sprake van een homoseksuele relatie. En Barmat raakte nauw bevriend met de sociaaldemocratische leider Troelstra, die nota bene nog in 1918 een armzalige poging tot een revolutie in Nederland had gedaan. Zo raakte Broekhoff goed op de hoogte over alles wat zich in de SDAP afspeelde en kon tevens de gang van zaken binnen de SDAP enigszins sturen. Men kan zich zelfs afvragen of de revolutiepoging van Troelstra niet een door GS III in scene gezet stukje toneel was.
Barmat ging sociaaldemocratische kranten, alle met de titel ‘Voorwaarts’ (of in het Duits ‘Vorwärts’) financieel steunen. Dat maakte hem nog populairder bij de sociaaldemocraten en GS III kreeg zo nog meer greep op de SDAP. De Tweede Socialistische Internationale had door internationale onenigheid veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog drastisch aan belang ingeboet. In 1918 werd er opnieuw een vergadering uitgeschreven, waarna besloten werd het hoofdbureau in Amsterdam te vestigen met als secretaris de Belg Camille Huysmans (na de oorlog minister-president van België). Het secretariaat werd eerst gehuisvest in het kantoor van Barmat aan de Keizersgracht en vervolgens in de woning van Barmat aan het Oosterpark. Ook Huysmans kwam aan het Oosterpark wonen. Zo geraakte GS III opeens op de hoogte van alles wat zich in de internationale socialistische beweging afspeelde en kreeg er misschien zelfs enige grip op!
Barmat bouwde zijn zakelijke contacten met Duitsland uit. De sociaaldemocratische regering verschafte hem zelfs kredieten van ongekende omvang om nota bene goederen op krediet aan de Duitse regering te leveren, waarbij extra veel werd betaald, omdat de concurrentie geen krediet aan de regering kon verlenen. Zo werd Barmat in korte tijd van rijk schatrijk. De president en kanselier van Duitsland bezochten Barmat regelmatig in zijn woning aan het Oosterpark op. Vanuit Berlijn werd er in een brief aan de Duitse gezant in Den Haag zelfs op gewezen dat president Ebert een homoseksuele relatie met Barmat had. Barmat gaf de Duitse gasten grote geschenken en betaalde hun hotelrekeningen, inclusief die voor de gezinsleden, voor hun luxueuze verblijf in de badplaats Zandvoort. De corruptie droop er aan alle kanten vanaf.
Na enige tijd verhuisde Barmat naar Duitsland. Hij ging uiteindelijk in een villa aan de Wannsee wonen. Hij organiseerde daar regelmatig grote feesten. Op die feesten kwamen personen als de Reichspresident, de Reichskanzelier, de hoofdcommissaris van Berlijn, topfiguren uit de Duitse socialistische partij, zakenlieden en bankiers, maar ook Broekhoff en de Nederlandse socialistische voormannen Troelstra en Matthijssen. Broekhoff logeerde regelmatig bij Barmat.
Eind 1924 werd het corruptiespels van de sociaaldemocraten door fascistisch georiënteerde partijen ten val gebracht. Barmat werd gearresteerd door een politiemacht van ruim 400 man. Broekhoff bracht onmiddellijk verslag uit over de arrestatie; het is onbekend of Broekhoff toen daar logeerde of dat hij er hals over kop heen gestuurd werd. Als gevolg van de corruptieaffaire viel de Duitse regering.
Na zijn veroordeling tot een korte gevangenisstraf die hij al in voorarrest had uitgezeten richtte Barmat zich op België. Daar liet hij een bank frauduleus failliet gaan, waarbij het er sterk op lijkt dat hij tot de manipulaties in staat was gesteld door corrupte politici in de Belgische regering. Er volgde een regeringscrisis. Dat was dus de tweede buitenlandse regering die deels ten gevolge van deze operatie van GS III ten val kwam. Bij de manipulaties werd Barmat juridisch bijgestaan door de Nederlandse advocaat Pieter Oud, die een prominent liberaal politicus was. Barmat liep dus net zo makkelijk over naar de liberalen. Barmat vluchtte naar Nederland. Barmat had zijn nut gehad en de regering wilde hem uitwijzen. Toen hem het bevel tot uitwijzing overhandigd werd, zei Barmat tegen de brenger dat hij machtige vrienden had die de uitwijzing ongedaan konden maken en hij noemde de naam van de Haagse hoofdcommissaris François van ’t Sant, die een belangrijke rol binnen de inlichtingendiensten speelde. Hiermee wordt aangetoond, dat Barmat nog steeds een rol voor de inlichtingendiensten speelde. Korst daarop werd zijn advocaat minister van financiën en toen kon Barmat gewoon in Nederland blijven. In 1935 kwam er een uitleveringsverzoek van België, maar de Nederlandse regering weigerde Barmat uit te leveren. Maar in 1937 veranderde de situatie, vermoedelijk omdat de inlichtingendiensten toen nauw met de fel antisemitische Gestapo was gaan samenwerken. Mogelijk speelde ook een rol dat Broekhoff ondertussen een homoseksuele relatie met de Gestapo-man Heinrich Müller was aangegaan. Barmat werd aan op 30 december 1937 België uitgeleverd en stierf een paar dagen later in de Brusselse gevangenis. Er zijn sterke aanwijzingen dat hij vergiftigd werd door de gevangenisarts.
Nederlandsche Centrale in Zake Falsificaten en Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission
Broekhoff had voor zijn internationale contacten een dekmantel nodig. Bovendien was er meer geld nodig voor zijn dure reis- en verblijfkosten dan de gemeente Amsterdam bereid was te betalen voor iets dat van nationaal en geen gemeentelijk belang was. Daar werd in 1921 een oplossing voor gevonden door een dekmantel te creëren in de vorm van de politiedienst Nederlandsche Centrale in Zake Falsificaten. De opdracht was het opsporen van vals geld en andere valse waardepapieren en de vervaardigers en verspreiders daarvan. Verder moesten internationale bendes zakkenrollers opgespoord worden. Mogelijk was dat door Barmat ingegeven, want die had zich omstreeks 1910 beziggehouden met het verkopen van vervalste Russische staatspremieleningen. En daarmee kon worden bewerkstelligd dat de Nederlandsche Bank een deel van de kosten betaalde. Hoe groot dat deel was is nooit bekend gemaakt, alhoewel informeel werd aangegeven dat het 50 % was, maar waarschijnlijk was het bedrag veel groter. De Centrale werd informeel de valsgeldcentrale genoemd. Nu had Broekhoff een goede dekmantel voor zijn internationale reizen die voor dit doel eigenlijk helemaal niet nodig waren. De valsgeldcentrale was niet geheel fake, want er werd door de afdeling van Broekhoff wel degelijk aandacht aan besteed. Later werd door de Gestapo in Berlijn aan de spionnenafdeling van Broekhoff gerefereerd als de valsgeldcentrale, wat aangeeft dat de spionage wel degelijk het belangrijkste doel was.
In 1923 kwam een internationaal orgaan, de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission (IKK), tot stand. Hierin werkten een groot aantal Europese inlichtingendiensten samen met het doel het communisme te bestrijden. Er wordt nu nog steeds aangegeven dat het voor de bestrijding van internationale criminaliteit was, maar die was in die tijd niet zo omvangrijke om e vele reisjes van politiefunctionarissen te kunnen rechtvaardigen. Het hoofdkwartier van de IKK werd in Wenen gevestigd. Hier leerde Broekhoff een groot aantal extreemrechtse nationalistische politiefunctionarissen denken, die zich later zouden ontplooien als nationaalsocialistische martelbeulen.
Infiltranten
In 1922 gaf Broekhoff aan dat de gemeentelijke Politie Inlichtingendiensten de communistische partij moest gaan infiltreren. Deze infiltranten moesten dan betaald worden uit geheime gemeentelijk politiepotjes. Het was een geheime operatie, waarvan de weinige documentatie ondertussen geheel vernietigd is. In Den Haag ging de infiltratie in 1923 van start.
Alleen in Den Haag viel aan het eind van de oorlog de infiltrant Van Soolingen door de mand. Hij had voor Duitsers gewerkt en Justitie werd door de omstandigheden gedwongen hem te vervolgen. Hij werd verhoord en gaf uiteindelijk informatie over de operatie prijs. De vervolging van de communisten tijdens de oorlog in Den Haag verliep geheel parallel aan die in Amsterdam, Rotterdam en het noorden van het land. In Den Haag was de vervolging onmogelijk zonder de infiltrant en daaruit kan men concluderen dat infiltranten ook elders in Nederland actief waren. Overigens zijn er uit Den Haag meerdere infiltranten bekend, die veelvoud zal elders in Nederland ook aanwezig zijn geweest.
Door de infiltratie werden de werkzaamheden van de inlichtingendienst steeds omvangrijker, wat er toe leidde dat de inlichtingendiensten in verschillende gemeenten los kwamen te staan van de Vreemdelingendienst.
De lijst van linksextremisten
Een uitvloeisel van de infiltranten was dat de inlichtingendiensten over veel namen van linkse personen kwam te beschikken. Iedere gemeente had zijn eigen lijst en gaf die door aan de Centrale Inlichtingendienst. Die kreeg zo een overvloed aan persoonsinformatie, die bovendien steeds moest worden uitgebreid of aangepast. En omdat mensen verhuisden of soms politiek actief waren in andere dan hun woongemeenten, ontstond de behoefte om alle persoonsinformatie over alle gemeentelijke inlichtingendiensten te verspreiden.
Het plan om de persoonsgegevens te distribueren kwam uit de koker van Broekhoff. Die besprak het met de procureur-generaal Arend Anne baron van der Feltz. Die nam het op met de minister van Justitie Jan Schokking, maar misschien was de correspondentie hierover al begonnen met diens voorgangen Theodorus Heemskerk. In de correspondentie werd gesproken over een ‘Centrale verzameling Communistische en Internationale misdadigers’. Wie van de drie deze term bedacht heeft is mij onbekend, omdat ik niet de volledige correspondentie over dit onderwerp heb kunnen achterhalen. Maar het is gewoon walgelijk dat een bevolkingsgroep op politieke gronden als misdadiger wordt gekwalificeerd, zonder dat er maar sprake is van enige wetsovertreding (natuurlijk zijn er wel communisten geweest, die de wet op enige wijze hebben overtreden, maar zulke mensen vindt men in iedere partij in het verleden en heden). De correspondentie gaat over het beschikbaar stellen van fondsen voor dit project. Maar er was al een begin van die lijst gemaakt voordat de fondsen beschikbaar kwamen. Deze lijst heet ‘lijst van links-extremistische personen’.
Het is grappig om de incompetentie van dit soort lieden te zien. Op de eerste lijst uit 1925 prijken de namen van minstens twee infiltranten in communistische groeperingen, die allebei tijdens de oorlog een belangrijke rol zullen spelen bij de massamoord op de Haagse communisten. Waarschijnlijk staan er nog meer infiltranten op, maar ik ken de namen van de infiltranten uit andere steden niet.
Deze lijst is de eerste stap die gezet werd naar de massamoord op de communisten. De lijst zal tijdens de oorlog intensief gebruikt worden door de inlichtingendiensten en de Gestapo om het communistisch verzet te bestrijden. De lijsten werden onder andere gebruikt om de te vermoorden zogenoemde communistische functionarissen te selecteren, die naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie werden gearresteerd. Verder werd de lijst gebruikt om in verschillende steden lijsten van te gijzelen communisten op te stellen. Een aantal van die gijzelaars is inderdaad gefusilleerd.
De lijst val linksextremisten werd regelmatig uitgebreid, zodat in 1939 de laatste lijst ruim 6400 namen telt, waarvan er een aantal op dezelfde personen sloegen, omdat die van aliassen gebruik maakten. Op de lijst staan niet alleen communisten en personen uit verwante groeperingen, maar ook pacifisten, antimilitaristen, vrijdenkers en esperantisten. Bijna alles wat door christenen en fascisten gehaat wordt staat op de lijst. Dat NSB’ers een flinke invloed op de lijst hebben gehad, blijkt uit het feit dat er drie leden van het Zwart Front opstaat. Het Zwart Front was een extreemrechtse fascistische groepering die slaande ruzie met de concurrerende NSB had.
Behalve deze lijst heeft de Centrale Inlichtingendienst ook nog een andere lijst opgesteld. Deze lijst heet ‘Wie is wie’ en draagt de datum mei 1940. Alleen de inhoudsopgave is eind jaren 90 door de BVD vrijgegeven. Op de lijst staan allerlei personen vermeld en bij welke organisatie ze behoren; in totaal 1003 personen. Het zijn vaak kunstenaars, wetenschappers en hoogleraren. Het zijn allemaal organisaties van communisten, socialisten, sociaaldemocraten, vrijdenkers, esperantisten enz. Het zijn lang niet allemaal politieke organisaties, maar ook sportclubs, culturele verenigingen, knutselclubs, muziekverenigingen enz. Er staat vaak bij dat de genoemde personen zich antifascistisch of anti-nationaalsocialistisch geuit hebben. Maar ondanks de datering staat bij bijv. de communistische leider David Wijnkoop vermeld dat die overleden is: hij overleed 7 mei 1941. Hieraan kun je dus duidelijk zien dat niet alle documenten bij de Duitse inval vernietigd zijn. Het document getuigt van de typisch fascistische blinde haat tegen alles wat intellectueel of kunstzinnig was.
Samenwerking met fascisten, provoceren en belasteren van communisten
Eind jaren twintig wordt de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond gesticht, waarvan Jan Baars leider wordt. Hij heeft aanvankelijk wat succes en dat stimuleert anderen om ook fascistische clubjes op te richten of bestaande clubjes in fascistische richting om te vormen. Voorbeelden daarvan zijn de NSB, Burgerwacht, Nationaal Jongeren Verbond en Nationale Unie (waar de Nederlandse Unie van De Quay naar vernoemd is). Dit soort clubjes paradeert dan regelmatig al dan niet in uniform en al dan niet bewapend door de straten.
Als voorbeeld kies ik de Haagse Politie Inlichtingendienst, omdat ik daar veel van weet. Maar bij Inlichtingendiensten in andere steden zal het niet anders zijn geweest. Vanaf begin jaren dertig worden enkele leden van de Inlichtingendienst lid van de NSB. En als informanten worden NSB’ers aangetrokken, zoals bijv. Baars en Boegheim, die beiden door de historicus Frans Kluiters als agent van de Duitse Abwehr worden gekenmerkt. In juli 1934 wordt het ‘ambtenarenverbod’ van kracht, waarbij het voor ambtenaren verboden werd lid te zijn van de communistische partij en enkele andere linkse en fascistische partijtjes. De NSB wordt er pas een half jaar later aan toegevoegd. Ondanks dat blijven enkele leden van de Inlichtingendienst geheim lid van de NSB of omzeilen het verbod door een gezinslid (echtgenote of kind) lid te maken. We zien dus dat de Inlichtingendienst een fascistisch bolwerk wordt.
In 1929 werd Hendrik Seijffardt tot chef van de Generale Staf benoemd. Daarmee was hij ook leidinggevende over GS III. Na zijn aftreden als chef werd hij lid van de NSB. Natuurlijk ontstond zijn fascistische voorkeur niet pas op dat moment. De Centrale Inlichtingendienst van GS III had dus al sinds 1929 onder leiding van een fascist, feitelijk NSB’er, gestaan. Waarschijnlijk heeft dit bijgedragen aan de in 1935 gestarte innige samenwerking met de Gestapo en de massale communistenmoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nog tijdens zijn periode als chef van de Generale Staf, onderhield hij nauwe contacten met de Duitse topspion Protze. Dus toen was Seijffardt al een landverrader. Wat een land met een landverrader als hoofd van het leger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond hij aan de leiding van het uitzenden van Nederlandse SS’ers naar het Oostfront om de Russen te bestrijden (eigenlijk was Seijffardt Nederlands grootste landverrader). In 1943 werd deze oer-fascist van de Inlichtingendienst door de communistische verzetsmannen Jan Verleun en Gerrit Kastein geliquideerd.
Op Prinsjesdag 1932 willen de communisten een grote protestvergadering in Den Haag houden. Ze mogen dat, maar mogen niet op het Binnenhof komen. Maar de Haagse Politie Inlichtingendienst ruikt bloed en onderneemt actie. De fascistische groeperingen Burgerwacht, Nationaal Jongeren Verbond, Katholieke Jonge Garde en Nationale Unie worden uitgenodigd om de communisten te komen provoceren. Ze moeten geüniformeerd in kolonnes door de groepjes communisten heen gaan marcheren. De Nationale Unie roept in hun krantje de deelnemers op zich te bewapenen met ploertendoders. Als hoofdverantwoordelijke voor de openbare orde moet CHU-burgemeester Bosch van Rosenthal hiermee hebben ingestemd. Als de politie dit op eigen houtje bedacht en uitgevoerd zou hebben zonder de burgemeester erin te kennen, hadden er strafmaatregelen als ontslagen of degradaties gevolgd moeten zijn en dat is niet gebeurd.
Na afloop van de vergadering gaat een deel van de communisten naar huis, maar een ander deel trekt ongeorganiseerd in groepjes naar de stad. De politie ging bij het uitgaan van de vergadering over tot charge met de blanke sabel en een politieagent raakte gewond doordat hij met een stalen knuppel op het hoofd werd geslagen. De dader werd gearresteerd, bleek een jonkheer te zijn, die bij de opgeroepen tegendemonstranten behoorde en werd vrijgelaten. Op een naburig kruispunt staat een agent het verkeer te regelen. Op de hoek staan nog een paar verkeersagenten toe te kijken. Op een gegeven moment wordt de agent midden op het kruispunt door iemand neergestoken. Niemand heeft de steekpartij gezien. Maar er werd wel een communist gearresteerd. De politieagent overleed in het ziekenhuis.
De politie beschuldigde de gearresteerde communist ervan de moordenaar te zijn. Er kwam een rechtszaak en de politie voerde een getuige op. Tijdens de rechtszaak kwam uit dat de getuige vooraf door de politie geïnstrueerd was, waarna de rechter zijn getuigenis verwierp. Vervolgens kwam uit dat op de hoek geen verkeersgenten stonden, maar leden van de inlichtingendienst, waaronder Steven Pegels. Deze agent was in de jaren twintig voor de inlichtingendienst informant onder de communisten geweest en zou tijdens de oorlog NSB-lid en Gestapo-agent worden, die veel communisten heeft laten vermoorden. Pegels beweerde dat de communist met de neergestoken agent was geconfronteerd en die zou hem hebben herkend. Maar in de getuigenis bleken een aantal zaken niet te kunnen kloppen, waarna Pegels door de rechter meinedig werd beschouwd. Tot slot bleek dat de agent gestorven was doordat wegens gebrek aan personeel door bezuinigingen in het ziekenhuis een inwendige bloeding niet tijdig was opgemerkt. De communist werd daarom vrijgesproken.
De identiteit van de dader is nooit achterhaald. Het kan de gearresteerde communist zijn geweest, een andere communist of een van de gewapende fascisten die door de politie waren opgeroepen. Dit laatste lijkt me het meest waarschijnlijk, want het was een fascist die een agent met een stalen staaf verwondde, zodat geweld uit die hoek het meest waarschijnlijk was.
Overigens is op die Prinsjesdag veel door de politie geschoten. De politie verklaarde dat ze beschoten werd. Maar het is onmogelijk dat iemand in een dichte menigte op de politie schiet, mist en vervolgens niet gearresteerd werd. Diverse communisten hebben verklaard dat er geschoten werd uit het kantoor van de politie-informant en fascistenleider Jan Baars.
Hiervoor refereerde ik aan de Rooden Dinsdag, maar liet het de vraag op wie de politieagent doodde onbeantwoord. Doordat er door verantwoordelijke personen als de burgemeester en de hoofdcommissaris, die belanghebbenden waren, geen gedegen onderzoek werd ingesteld, valt de vraag ook niet meer te beantwoorden. Maar er kan wel gespeculeerd worden wie de dader was.
Allereerst dient opgemerkt te worden dat de kranten er schande over spraken dat er overal door ‘de communisten achtergelaten wapens’ op straat aangetroffen werden: messen, ploertendoders en knuppels. Er werden tientallen communisten gearresteerd en in het ziekenhuis opgenomen of behandeld, maar op niemand werd een wapen aangetroffen. Dat maakt het erg onwaarschijnlijk dat de communisten bewapend ware, want deze over het algemeen arme sloebers zouden niet zomaar een kostbaar wapen op straat laten liggen.
Ik kan vier antwoorden bedenken:
- Een communist heeft de agent met een mes gestoken uit woede na een charge van deze politieman, waarbij met een sabel hij op mensen inhakte. Maar het is onwaarschijnlijk dat een iemand een groot mes naar een vergadering meebrengt.
- Burgemeester Bosch van Rosenthal en / of hoofdcommissaris Van ‘t Sant hebben de aanslag beraamd en door de Nationale Unie laten uitvoeren om de communisten de schuld te geven en zo een handvat te krijgen om de communistische partij te verbieden. Omdat er geen actie in die richting op volgde lijkt me dit erg onwaarschijnlijk.
- De Nationale Unie beraamde de aanslag om de communisten de schuld te geven en zo de autoriteiten aan te zetten om de communistische partij te verbieden. Ruim een jaar later zou uit het verwante Verbond van Nationaal herstel na een brand in een telegraafkantoor in Amsterdam zo de schuld aan de communisten geven en een verzoek tot invoering van standrecht, het zonder rechtsgang doodschieten van communisten, indienen. Later zou blijken dat de communisten geen schuld hadden en dat de schuld waarschijnlijk bij de zoons van de directeur van het telegraafkantoor lag, doordat deze nonchalant sigarettenpeuken op de vloer gooiden in een ruimte met explosief brandend materiaal. Dat de National Unie het beraamde lijkt me onwaarschijnlijk, omdat die veel leden uit de politie en het leger hadden, zodat die niet zomaar een geüniformeerd politieman de dood in zouden jagen.
- Een lid uit één van de fascistische groeperingen rond Jan Baars heeft de aanslag gepleegd om de schuld op de communisten te werpen. Dit is een niet onwaarschijnlijk scenario, want kort daarop zou iemand uit de geledingen rond Baars een bomaanslag op een trein beramen die honderden mensen het leven had kunnen kosten met het oogmerk de schuld op de communisten te werpen. Jan Baars had contacten met de Nationale Unie en was officieus verbonden met de Haagse Politie Inlichtingendienst. Zo kon hij op de hoogte zijn van de door de Haagse politie beraamde provocaties van en geweldplegingen tegen de communisten. Baars had een indrukwekkende lijst van geweldplegingen op zijn naam staan en was dol op gewelddadige provocaties. Na afloop van de Rooden Dinsdag werd er melding gemaakt van schieten vanuit een raam van het kantoor van Baars, waarna een politieman zich genoodzaakt zag een communist van dichtbij neer te schieten en levensgevaarlijk te verwonden: op de gewonde communist werden geen wapen aangetroffen.
Bewijzen ontbreken, maar de provocatie draagt het watermerk van Jan Baars en zijn fascisten. Het lijkt me daarom niet onwaarschijnlijk om de dader in zijn omgeving te zoeken en misschien was hij het wel zelf. Dat er geen serieus strafrechtelijk onderzoek werd ingesteld na een poging tot doodslag en het min of meer ernstig verwonden van enige tientallen personen, lijkt er op te duiden dat de autoriteiten veel te verbergen hadden. Opmerkelijk is overigens dat de kranten ondanks de ernst van de feiten en de uiterst kwalijke houding van de politieautoriteiten, en daarmee indirect d van de burgemeester, na het aan het aan het licht komen van de uiterst kwalijke feiten er niet meer over schreven. Het lijkt er sterk op dat na het verbod van de burgemeester aan de Gemeenteraad om er langer over te vergaderen een soortgelijk verzoek aan de kranten heeft gedaan. Zelfs nadat de officiële aanstichter Van der Mark kort daarop een dubbele wegpromotie kreeg en nog later vanwege criminele activiteiten jarenlang de gevangenis in verdween, herinnerden de kranten niet aan deze wansmakelijke affaire.
Eind 1933 vloog een telefooncentrale in brand. Onmiddellijk werd de schuld aan de communisten gegeven en werd een verbod op de communistische partij geëist. De politie arresteerde een monteur, omdat ze vermoedden dat die in staat zou zijn geweest de brand bij het begin te blussen. Hij bleek een sociaaldemocraat te zijn, die actief was in het vakbondswerk. Na vijf dagen, waaronder de kerstdagen, werd de monteur vrijgelaten; de beschuldiging bleek totaal onzinnig te zijn. Twee weken later bemoeide Mussert er zich mee en gaf de schuld aan de communisten en zei dat het te verwachten was dat de communisten een bomaanslag op een trein zouden gaan plegen. De meest waarschijnlijke oorzaak van de brand was dat de zoons van de directer, een NSB’er, rokend door een ruimte met het zeer makkelijk ontbrandbare celluloid waren gelopen en een brandende peuk hadden weggegooid. Officieel bleef de brand te boek staan als brandstichting door een onbekende dader.
In 1934 werd door geestverwanten een bomaanslag op een trein gepland. De beramers waren geestverwanten van politie-informant Jan Baars, maar er waren ook nauwe contacten met de NSB. Er werd zelfs met Mussert persoonlijk over gesproken. Ze probeerden nieuwe leden van de communistische partij voor hun karretje te spannen. Die communisten deden net of ze mee wilden werken, maar stapten naar de partijleiding en die naar de politie. Ondanks overvloedig bewijsmateriaal, zoals derailleurs, waarmee duidelijk was dat een begin tot uitvoering in werking was gesteld, werden ze vrijgesproken, omdat een plan maken niet strafbaar was. Maar het toont ook aan dat Mussert er al een klein jaar eerder van op de hoogte was dat de aanslag zou worden gepleegd. Mussert, want hij had het vlak na de brand in de telefooncentrale al aangekondigd. Hij werd er niet voor vervolgd.
In de periode 1938-1939 hield de Weerafdeeling (WA) van de NSB schietoefeningen op het terrein van de BPM, dat een onderdeel van Shell was. Dit is niet opmerkelijk, want de een paar jaar daarvoor afgetreden Shell-directeur Directeur was een persoonlijke vriend van Shell. Maar opmerkelijker is dat na klachten uit de omgeving de Inlichtingendienstman en NSB’er Veefkind erop afgestuurd werd. Hij stopte de oefeningen, maar er werd niets ondernomen tegen het wapenbezit van de NSB.
Een tactiek van de Inlichtingendiensten was om werklozen die lid van de CPN waren te benaderen. Ze vroegen ze dan om namen van communisten door te geven, waarvoor ze dan een klein bedrag ontvingen bovenop hun steun, wat bij hun diepe armoede uiterst welkom was. Als ze niet toehapten, maar enigszins aarzelden, dan werden ze ook wat geld toegestopt. De politie kwam dan een paar weken later weer langs en als ze dan nog weigerden mee te werken, dan werden ze gechanteerd. De politie zei dan dat ze door zou geven dat ze geld bovenop hun steun hadden ontvangen en niet aan de steuninstantie hadden opgegeven. Dat was strafbaar en als het uitkwam werd, dan werd de steun langdurig ingehouden, wat honger en verlies van woning voor het gezin betekende. Daardoor werkten de meesten dan uiteindelijk wel mee.
Vooroorlogse samenwerking met de Gestapo
Begin januari 1935 werd in opdracht van minister van Justitie Van Schaik een samenwerking gestart tussen de Nederlandse Inlichtingendiensten en de Gestapo. De samenwerking werd door zijn successieve opvolgers Goseling en Gerbrandy voortgezet.
De Amsterdamse burgemeester De Vlugt gaf de opdracht door aan de Amsterdamse Inlichtingendienst om rechtstreeks samen te gaan werken met de Gestapo in Berlijn. Broekhoff verbleef regelmatig in Belijn, waar hij regelmatig drinkgelagen met zijn fascistische martelbeulen hield. Zij Duitse kameraden waren toen al verantwoordelijk voor de moord op duizenden Joden en communisten en enkel protestantse en katholieke geestelijken. Heerlijk om je zo in het bloed rond te kunnen wentelen. Hij had nauwe en intieme contacten met Heinrich Müller, die tijdens de oorlog verantwoordelijk werd voor de moord op miljoenen Joden en honderdduizenden politieke gevangenen, en met Bruno Wolff, die in 1940 de Duitse leiding over de bestrijding van het communisme in Nederland zou krijgen. Broekhoff geilde erop. Broekhoff ging onder valse naam corresponderen, wat een grove ambtsovertreding is, maar burgemeester De Vlugt vond de wetsschending uitstekend
De Haagse Inlichtingendienst ging in opdracht van burgemeester De Monchy samenwerken met de Gestapo in Wuppertal, waarvoor in eerste instantie de politiemannenzangvereniging Entre Nous als dekmantel werd gebruikt. De Monchy koos ervoor om de correspondentie buiten de postkamer om te laten lopen en de brieven per speciale koerier te laten bezorgen. Zo kostte het bezorgen van een brief iets van honderd gulden aan reis- en verblijfkosten in plaats van een stuiver per post. En dat gebeurde in een periode van extreme bezuinigingen, waarbij letterlijk op iedere cent beknibbeld werd. Ook heir was dus sprake van een wetsovertreding.
In opdracht van burgemeester Pieter Droogleever Fortuijn ging de Rotterdamse Inlichtingendienst samenwerken met de Gestapo in Hamburg. Dat is logisch, want Hamburg is ook een belangrijke havenstad. Deze keuze werd waarschijnlijk door de Duitsers gemaakt, omdat de West-Europese communistische geheime groep Wollweber (Internationale Zeeliedenhulp) in de havens van grote havensteden bommen in schepen van landen die de Spaanse fascistische opstandelingenleider lieten leggen, die dan op volle zee ontploften en soms zo schepen tot zinken brachten. Zo een bom is nooit in Nederland geplaatst, maar wel werden in de Rotterdamse haven anti-Hitler pamfletten in het Duits en communistische propaganda, maar ook explosieven en lichte wapens voor Duitse communistische verzetsgroepen aan boord van zeeschepen en binnenvaartuigen met bestemming Duitsland gebracht. Hierbij liet burgemeester Droogleever Fortuijn de communistische partij infiltreren door Anton van der Waals. Die zou zich tijdens de oorlog als fanatieke fascist ontpoppen en vele tientallen (niet-communistische) verzetsmensen en Nederlandse geheime agenten in het Englandspiel de dood in jagen. In Hamburg werd het contact gelegd met de Gestapo-man Otto Lange, die meteen na het begin van de Duitse bezetting naar Den Haag vertrok om daar voor de Sicherheitsdienst een beruchte martelbeul van communisten te worden.
Bij het aangaan van al die samenwerkingen werd afgesproken dat de Duitse Gestapo vrijuit in Nederland mocht spioneren, maar dat de Gestapo in ruil daarvoor gegevens over het nationalistische en communistisch verzet tegen het koloniaal bestuur in Nederlandsch Indië zou leveren. Daarmee werd meteen dus ook de Duitse spionage, deels ten behoeve van Japan, in Nederlandsch Indië toegestaan. In ruil daarvoor zou Nederland gegevens over Duitse immigranten, Joden en communisten, en hun helpers leveren. In een brief van Broekhoff aan de Gestapo weigerde de namen schriftelijk te sturen (de geheime correspondentie was toen nog niet van start gegaan), maar gaf aan dat hij bij een persoonlijk bezoek wel informatie zou geven. Ook werd toegestaan dat de Gestapo minstens een Duitse immigrant uit Amsterdam ontvoerde. Bij elkaar heeft deze uitwisseling van gegevens honderden Duitse immigranten, vooral communisten, maar ook sociaaldemocraten, en enige tientallen Nederlanders het leven gekost, omdat ze na de Duitse bezetting werden gearresteerd en vervolgens vermoord.
In 1936 werd de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst in het Duits vertaald. De lijst bevatte van iedereen de achternaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep, laatste woonplaats (vaak met adres). Het is een bijlage bij een document met het nummer CI 2880. De enige zin van een Duitstalige versie opstellen was om die aan de Gestapo te geven, wat waarschijnlijk via Broekhoff is verlopen. Op 6 juli 1939 werd er nog zo een lijst aan de Duitsers overhandigd.
Deze overhandigde lijsten hebben tijdens de oorlog de Gestapo enorm geholpen om communistische verzetsmensen op te sporen en arresteren, waardoor vermoedelijk enkele honderden het leven hebben verloren. Deze lijst bevat nauwelijks relaties met Duitsland (ongeveer 0,6 %), zodat het onzinnig was zo een lange lijst te vertalen en aan de Duitsers te leveren. Omdat in principe de Duitse Gestapo geen enkele bemoeienis zou moeten hebben met puur binnenlandse Nederlandse groeperingen, moet de levering door de Nederlandse overheid van de lijst aan Duitsland, dat bekend stond om het massaal vermoorden van communisten, gezien worden als een uitnodiging om de Nederlandse communisten te vermoorden indien die zich over de grens zouden wagen. En anders, in samenhang met de Circulaire waarin aan de Inlichtingendiensten opdracht werd gegeven om met de Gestapo samen te werken, als een voorbereiding om de Nederlandse communisten massaal te vermoorden tijdens een te verwachten Duitse bezetting.
De lijst van ‘linksextremisten’ is in ieder geval tijdens de oorlog gebruikt om lijsten van te arresteren personen samen te stellen. Dit blijkt uit het feit dat een lijst met 800 namen van ‘Kommunistische Funktionäre’ op 26 februari 1941 door de Gestapo vanuit Berlijn naar de Sicherheitsdienst in Den Haag werd gestuurd. Deze term ‘Kommunistische Funktionäre’ is in zoverre onzinnig dat de mensen op die lijst lang niet altijd een functie of activiteit binnen de CPN vervulden, maar dan wel actieve (propagandistische) communisten waren die zich bijv. op vergaderingen uitten. De onzinnige term werd minstens twee keer gebruikt, namelijk op 25-26 juni 1941 bij het arresteren van communisten onmiddellijk na de Duitse inval in de Sovjet Unie en in september 1942 bij het arresteren van communistische gijzelaars die bij wijze van represaille gefusilleerd zouden kunnen worden.
De twee keer dat de lijst werd gebruikt om communisten te arresteren, heeft tegen de tweehonderd mensen het leven gekost. Maar omdat een flink aantal van die mensen bekende communisten waren, van wie de namen toch wel aan de Duitsers bekend zouden zijn geraakt, kan men stellen dat die vooroorlogse overdrachten van lijsten ruim honderd mensen het leven hebben gekost. Dat dit in geval van een bezetting veel mensenlevens kon kosten behoorde men zich toen te realiseren. Er is dus duidelijk sprake van een massamoord voorbereid door de Nederlandse regering. Nederlandse historici hebben dit altijd verzwegen, wat een zware smet op het blazoen van die ‘wetenschappers‘ is.
Schema Inlichtingendiensten in de jaren dertig
Ministers:
Bovenaan in de hiërarchie staan drie ministers. De minister van Binnenlandse zaken stuurt de burgemeesters aan. De minister van Justitie stuurt de procureur-generaal aan, die de contacten met Karel Broekhoff van de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst (deknaam: Nederlandsche Centrale in Zake Falsificaten of kortweg valsgeldcentrale). De minister van defensie stuurt de opperbevelhebber aan, die de chef van de Generale Staf is.
Procureur-Generaal:
De procureur-generaal is het doorgeefluik voor de opdrachten van de minister van Justitie aan Broekhoff van de valsgeldcentrale. Omgekeerd zorgt de procureur-generaal ervoor dat de verzamelde inlichtingen bij de minister komt.
Burgemeesters:
De burgemeesters van Amsterdam en Den Haag en in mindere mate die van Rotterdam en Groningen spelen een belangrijke rol bij de Inlichtingendiensten. Zij sturen via de hoofdcommissarissen hun respectievelijke Inlichtingendiensten aan, die ook in een regio buiten de gemeente actief zijn. De burgemeesters worden voortdurend op de hoogte gehouden van de activiteiten van communisten en andere ongewenst linkse figuren en ook van, meestal Duitse, spionnen; ze hebben wekelijks overleg met hun hoofdcommissaris, waarbij het Inlichtingenwerk steeds aan de orde komt.
Burgemeesters van andere grotere gemeenten met veel communistische aanhang, meestal steden met veel industrie of turf- of kolenwinning, sturen ook een eigen Inlichtingendienst aan, maar het belang daarvan is geringer. Hierbij moet men denken aan bijv.: Amersfoort, Arnhem, Breda, Delft, Den Bosch, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Gouda, Haarlem, Heerenveen, Heerlen, Helmond, Hengelo, Kerkrade, Leiden, Maassluis, Maastricht, Nijmegen, Rijswijk, Schiedam, Sittard, Tilburg, Utrecht, Velsen, Vlaardingen, Zaandam.
In plattelandsgemeenten waren er geen Politie Inlichtingendiensten, dat werk werd dan door een grotere naburige gemeente gedaan.
Hoofdcommissaris:
Het hoofd van de politie, de commissaris en in de drie grootste gemeenten hoofdcommissaris, stuurde de Inlichtingendienst rechtstreeks aan. Het was de enige dienst binnen het politiekorps die zo rechtstreeks werd aangestuurd. De hoofdcommissaris bracht regelmatig verslag aan de burgemeester uit en stelde die bij bijzondere gebeurtenissen onmiddellijk op de hoogte.
Generale Staf:
De Generale Staf had al lang geleden een (militaire) inlichtingendienst. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog wilde de regering het bestaan van de nieuw opgerichte politieke inlichtingendienst geheim houden en bracht die daarom onder bij de Generale Staf en staat bekend als GS III. GS III coördineerde het werk van de regionale en gemeentelijke inlichtingendiensten, waarbij Broekhoff als intermediair fungeerde, en archiveerde de verzamelde informatie.
Valsgeldcentrale:
Dit is een nickname voor de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst. In 1922 werd Broekhoff door de minister van Justitie aangewezen om als lid zitting te nemen in de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission (IKK), die toen werd opgericht. De IKK is de voorloper van Interpol. Het doel van de IKK was het bestrijden van het communisme in Europa. Dit was echter een geheime activiteit, zodat een niet-geheime nevenactiviteit gekozen werd: het bestrijden van rondreizende bendes van zakkenrollers en het vervalsen van geld en andere waardepapieren. Het was natuurlijk absurd om voor zo een relatief onbelangrijk tak van criminaliteit een grote internationale organisatie op te tuigen, waaruit duidelijk wordt dat het bestrijden van het communisme de verreweg belangrijkste taak was. De valsgeldcentrale coördineerde het inlichtingenwerk op lokaal niveau en zorgde voor de overdracht van gegevens richting GS III.
In 1935 moest Broekhoff gaan samenwerken met de Gestapo in Berlijn, die toen al verantwoordelijk was voor de moord op grote aantallen communisten, Joden, sociaaldemocraten en zelfs enige geestelijken. Broekhoff kreeg daarbij een homoseksuele relatie met Heinrich Müller die zich zou ontwikkelen tot de grootste moordenaar van de twintigste eeuw.
Politie Inlichtingendienst:
De gemeentelijke Politie Inlichtingendiensten verzamelden de inlichtingen over de doelgroepen binnen hun gemeente en soms in een regio. Ze werkten samen met informanten en Duitse spionnen en stuurden infiltranten in de beoogde groepen. De informanten en infiltranten hadden één speciaal aangewezen contactpersoon binnen de Inlichtingendienst die hen regelmatig kwamen opzoeken en geld uitbetaalden. Andere politiemensen moesten doen of ze deze handlangers niet kenden.
Informanten en infiltranten:
De informanten waren personen die mensen uit de doelgroepen aanspraken en zo achter informatie trachten te komen. Sommige van de informanten waren Duitse spionnen die vrijuit in Nederland mochten werken. In Den Haag waren zulke spionnen onder anderen Joseph Boegheim (NSB’er), Traugott Protze en Bonn; waarbij de restauranthouder Henk Alsem soms als intermediair naar de Inlichtingendienst functioneerde. In Amsterdam werd samengewerkt met de Duitse spionnen Herbert Nesemann, Hugo Weigl en Paul Ullrich.
De infiltranten waren personen die zich tegen betaling door de Inlichtingendienst bij een organisatie aanmeldden en zich valselijk voordeden als aanhanger. Door dat jarenlang vol te houden konden ze veel vertrouwen wekken. In Den Haag waren de belangrijkste Johannes van Soolingen, Willem van Duivenboden en Tampoebolon. In Rotterdam was vanaf 1937 Anton van der Waals de belangrijkste infiltrant.
Liberale Staatspartij:
De Haagse en Amsterdamse Politie Inlichtingendiensten werkten samen met de inlichtingendienst van de Liberale Staatspartij, die onder leiding van Samuel Citroen stond.
Nationale Unie:
De Haagse Politie Inlichtingendienst werkte samen met de Nationale Unie onder leiding van Robert Groeninx van Zoelen.
Nationaal Socialistische Beweging:
Verschillende leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst (bijv. Johannes Veefkind) waren geheim lid van de NSB, omdat ze vanwege het ambtenarenverbod geen lid mochten zijn. Een aantal andere leden van de Inlichtingendienst
Algemeene Nederlandsche Fascistenbond:
De Haagse Politie Inlichtingendienst werkte samen met de Algemeene Nederlandsche Fascistenbond (ANFB) van Jan Baars. Een lid van de Inlichtingendienst liet een gezinslid zich aansluiten bij de ANFB, omdat het lidmaatschap voor hemzelf vanwege het ambtenarenverbod niet toegestaan was. Door interne ruzies werd de ANFB opgeheven, waarna Jan Baars tegen betaling informant voor de Inlichtingendienst werd. Baars werd omstreeks 1935 lid van de NSB.
Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission
Deze organisatie (IKK) werd in 1922 opgericht om in Europees verband het communisme te bestrijden. Het hoofdkwartier was in Wenen. Het is de feitelijke voorloper van Interpol. Als dekmantel werd de bestrijding van rondreizende bendes zakkenrollers en het vervalsen van geld en waardepapieren aangevoerd. Broekhoff vertegenwoordigde Nederland bij de IKK. Na de Anschluß van Oostenrijk bij Duitsland kwam de IKK onder controle van de Gestapo en werd in Berlijn gehuisvest. De leider werd toen Reinhard Heydrich en Heinrich Müller speelde een prominente rol in deze organisatie.
Heinrich Himmler
Als minister van Binnenlandse Zaken had hij de leiding over de Gestapo.
Reichssicherheitshauptamt
Het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) was als hoofdkwartier van de Gestapo in Berlijn gevestigd. De leider van de Gestapo was Reinhard Heydrich. Een belangrijk onderdeel was de bestrijding van het communisme (Bekämpfung Kommunismus), waarover Heinrich Müller de leiding had. Broekhoff van de valsgeldcentrale kwam vaak naar het RSHA in Berlijn, waar hij overleg voerde met Heinrich Müller, Bruno Wolff, Reinhold Heller en Kurt Geißler. Omgekeerd bezocht Bruno Wolff de Inlichtingendiensten van Amsterdam en Den Haag; hij zou tijdens de oorlog een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van het communisme in Nederland. De correspondentie voerde Broekhoff onder valse naam, wat wettelijk niet toegestaan was (valsheid in geschrifte).
Gestapo Dienststellen
De Haagse Politie Inlichtingendienst ging vanaf 1935 nauw samenwerken met de afdeling Bekämpfung Kommunismus van de Gestapo Dienststelle Wuppertal en de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst ging vanaf 1937 nauw samenwerken met Gestapo Dienststelle Hamburg. Marten Slagter van de Haagse Politie Inlichtingendienst had nauw contact met Kurt Döhring van de Gestapo in Wuppertal; in mei 1940 was Döhring de eerste Gestapo-medewerker die zich in Den Haag vestigde.
De Aanwijzingen en Circulaire
Minister van Justitie Goseling verzond op 25 april 1938 een Zeer Geheime ‘Circulaire’. Daarin stond dat politiefunctionarissen in geval van een buitenlandse bezetting op hun post moesten blijven. Dat impliceerde dat de inlichtingendiensten dus voor de bezetter moesten blijven werken. Zijn opvolger Gerbrandy handhaafde die Circulaire. Met andere woorden, het waren deze minister die opdracht gaven om mee te werken aan de op basis van Duitse gebeurtenissen te verwachten massamoord op communisten.
Vervolgens liet Goseling in mei 1938 een Zeer Geheim stuk naar de burgemeesters uitgaan, waarin hij aanwijzingen gaf hoe het publiek bestuur zich moest gedragen tijdens een bezetting door een buitenlandse mogendheid. Het stuk was na langdurige discussies in het kabinet een jaar eerder samengesteld, maar nog niet verstuurd. Uiteraard werd met die mogendheid Duitsland bedoeld. Dit stuk staat bekend als de ‘Aanwijzingen’. Daarin stond dat iedereen op zijn post moest blijven, behalve als de vijand duidelijk meer profijt van het aanblijven had dan de Nederlandse staat of bevolking. Dit stuk kan met betrekking tot de inlichtingendiensten op twee manieren worden uitgelegd. De eerste is gebaseerd op het extreemrechtse denken van mensen als minister Goseling, die vonden dat het voor de Nederlandse staat nuttig was als zoveel mogelijk communisten vermoord zouden worden. Maar voor meer verlichte mensen zou het ook kunnen betekenen dat vanwege de verwachte moorden juist niet met de Duitse bezetter samengewerkt zou mogen worden.
In 1937 en 1939 liet Goseling een in het Duits vertaalde lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst, met voor de helft communisten daarop, in het Duits vertalen en aan de Gestapo leveren (in 1936 had zijn voorganger Van Schaik al hetzelfde gedaan). Deze lijst kon alleen maar nut voor de Duitsers hebben als ze hier macht konden uitoefenen en daarom kan de overhandiging niet anders gezien worden als een aanvulling op de Circulaire waarin opdracht werd gegeven aan de Inlichtingendiensten om bij een bezetting met de Gestapo samen te werken bij de vervolging van communisten. Mijns inziens was het een welbewuste maatregel om zoveel mogelijk communisten uit de weg te ruimen en een aanzet tot massamoord.
De inlichtingendiensten gaan voor de bezetter werken
Na de Nederlandse capitulatie op 15 mei 1940 gaven alle burgemeesters in Nederland opdracht aan hun inlichtingendiensten om door te werken. Over Den Haag weet ik wat meer. Op die dag gaf burgemeester De Monchy opdracht om de Inlichtingendienst, die rechtstreeks onder de hoofdcommissaris viel, onder te brengen bij het commissariaat van de Zedenpolitie. Dit lijkt vreemd, maar commissaris Hol van Zedenpolitie was enige jaren eerder chef van de Inlichtingendienst geweest. Het in de gaten houden van communisten had geen enkel nut meer voor de Nederlandse overheid, dus het enige nut hiervan was de Duitsers te helpen het communistische verzet te bestrijden. Verder was het duidelijk dat iedere communist die verzet ging plegen een grote kans liep vermoord te worden, want dat was de algemeen bekende gangbare procedure in Duitsland.
Bij de Duitse inval hadden de Duitsers een lijst, ´Fahndungsliste´, met een twintigtal namen van personen die met spoed opgespoord moesten worden. Het waren allemaal personen, waarmee de Gestapo in de jaren daarvoor in goede verstandhouding hadden samengewerkt. Op die lijst stonden vooral leden van inlichtingendiensten en vreemdelingendiensten. Enkele voor mij opvallende namen waren Broekhoff, de Rotterdamse hoofdcommissaris Einthoven en de Rotterdamse chef van de Inlichtingendienst Bennekers. Het doel was waarschijnlijk om het vestigen van de Sicherheitsdienst te vergemakkelijken en de arrestatie van een aantal mensen, vooral communiste, die oor de oorlog al het misnoegen van de Duitsers hadden opgeroepen.
Meteen nadat de Duitse Sicherheitsdienst zich in Nederland gevestigd had, verleenden de inlichtingendiensten medewerking aan de arrestatie van enkele communisten. Voorbeelden zijn Isaac Nooter in Amsterdam op 20 mei 1940 en Herman de Kadt in Rotterdam op 29 mei. Na de oorlog is vastgesteld dat de Rotterdamse hoofdcommissaris Einthoven enkele communisten aan de Duitsers heeft uitgeleverd en en passant ook nog een Engelse agent die bij de communisten was geïnfiltreerd.
De samenwerking tussen de regionale inlichtingendiensten en de Sicherheitsdienst, Referat IV van de Gestapo, heeft geleid tot een ongekend bloedbad onder vooral de communisten. Daarbij ging het initiatief uit van de inlichtingendiensten, iets wat door de Sicherheitsdienst in dankbaarheid werd aanvaard. Vele naoorlogse getuigenissen van Sicherheitsdienstmannen en leden van de inlichtingendiensten bevestigen dit beeld. Vooral in de regio´s Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Groningen heeft dit tot vele honderden doden geleid en in totaal over Nederland ruwweg duizend doden. Ook leden van de RSAP werden het slachtoffer daarvan. In een later stadium werden ondergedoken Joden, andere verzetsmensen en gedropte geheime agenten het slachtoffer van de leden van de inlichtingendiensten, waarbij opgemerkt moet worden dat toen al meer dan de helft van het inlichtingendienstpersoneel naar andere politionele functies waren vertrokken.
In den Haag werd de infiltratie door de inlichtingendienst van de communistische partij, nu communistisch verzet, in opdracht van burgemeester De Monchy hervat: het zou in de regio Den Haag ruim honderd communisten het leven kosten. In Amsterdam leidde de opdracht door burgemeester De Vlugt tot de massa-arrestaties in april-juli 1941 en in mindere mate daarna met meer dan honderd doden als gevolg. In Rotterdam leidde de opdracht door burgemeester Oud tot tegen de honderd doden. En in de provincie Groningen leidde de opdracht ook tot ongeveer honderd doden.
In Den Haag werd ongeveer de helft van het Inlichtingendienstpersoneel lid van de NSB. Commissaris Hol die nu over de inlichtingendienst ging, stelde in de zomer van 1940 een lijst samen van alle in Den Haag wonende Joden, Joodse zaken en aan Joden toebehorende woningen. In Rotterdam bracht chef van de Inlichtingendienst Bennekers de eerste anti-Joodse maatregelen ten uitvoer. Alle gemeentelijke inlichtingendiensten bleken bolwerken van fascistisch georiënteerden, antisemieten en pro-Duits te zijn.
De Inlichtingendienstman Luurssen meldde zich al in mei 1940 vrijwillig aan om bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd te worden. Hij zou later leiding gaan geven aan de treincontrole, die naar schatting duizend Nederlanders het leven heeft gekost en een vuile rol gaan spelen bij de dood van Hannie Schaft. Begin oktober 1940 werd Johann Gottlieb Crabbendam door de Sicherheitsdienst aangesteld als nieuwe (tijdelijke) chef van de Inlichtingendienst, die in november werd omgevormd tot de Documentatiedienst. Hij ontpopte zich als een bekwaam communistenjager. Na de oorlog zou hij zich op deze ervaringen beroepen als aanbeveling om hoofd van de afdeling extremisme van de Binnenlandse Veiligheidsdienst te worden. Vlak na zijn aanstelling werd de Inlichtingendienst omgedoopt in Documentatiedienst, die naast de oorspronkelijke acties tegen communisten nu ook Joden en later ook economische delicten ging bestrijden. Ook in enkele andere steden werd de Inlichtingendienst in navolging van het Haagse voorbeeld in Documentatiedienst omgedoopt. Al deze Documentatiediensten werden berucht vanwege hun jacht op communisten en Joden en het martelen van arrestanten.
Englandspiel
Verschillende leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst gingen ten behoeve voor de Duitsers aan het Englandspiel deelnemen. Volgens de meeste historici zou het Englandspiel eind 1941 zijn begonnen, maar de Haagse Inlichtingendienstmannen die voor de Sicherheitsdienst werkten, gaven na de oorlog aan dat het Englandspiel al in augustus 1940 begon met de arrestatie van een geheim agent die over zee het strand bereikte.
De vooroorlogse Haagse Inlichtingendienstmannen die tijdens de oorlog in het Englandspiel voor de Duitsers werkten, waren: Leo Poos, Marten Slagter, Johannes Veefkind, Abraham van Dijk (een SS’er nota bene na de oorlog bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst), Johannes Savenije, Jan Vietor en Steven Pegels.
Behalve Haagse Inlichtingendienstmannen werkten ook de vooroorlogse informanten van de Inlichtingendienst Anton van der Waals, Willem van Duivenboden en Joseph Boegheim voor de Sicherheitsdienst mee aan het Englandspiel. Curieus is dat in Londen de zeer pro-Duitse voormalige Haagse hoofdcommissaris François van ’t Sant (zijn huisadres was een aanloopadres voor Duitse spionnen) leiding gaf aan de uitzending van geheime agenten in het kader van het Englandspiel, terwijl ze in Nederland werden opgevangen door zijn voormalige ondergeschikten.
Activiteiten van leden van de inlichtingendienst tijdens de oorlog
Meteen na de Duitse inval in Nederland werd Anton van der Waals door de Rotterdamse hoofdcommissaris Louis Einthoven, als infiltrant voor de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst overgeheveld naar de Sicherheitsdienst, waar hij voor Hermann Möller ging werken. Of de Fahdungsliste, waarmee de Sicherheitsdienst onmiddellijk contact met Einthoven zocht, daar een rol bij speelde weet ik niet.
In eerste instantie werden de communisten alleen maar geobserveerd. Maar in het voorjaar van 1941 werden massa-arrestaties van actieve communisten verricht, door de Inlichtingendienst of door de Sicherheitsdienst met assistentie van de Inlichtingendienst (Lou de Jong schrijft na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie, maar dat is fantasie van hem, het begon al eerder). Verder traden de inlichtingendienst op tegen openlijke of verhulde (bijv. Afrikaantjes achter het raam) pro-Oranje uitingen. Maar ook traden ze op tegen niet-communistische echte verzetsbewegingen. Dat deden ze niet op verzoek van de Duitsers, maar op eigen initiatief. In december 1940 werd in het Algemeen Politieblad gepubliceerd dat de Duitsers niet verwachtten dat verzetsactiviteiten door de politie werden opgespoord, dat zouden ze zelf doen. En toch arresteerde de Haagse Politie Inlichtingendienst een lid van verzetsgroep De Geuzen. En een paar maanden werden leden van de Inlichtingendienst ingezet om de Stijkelgroep op te rollen.
Na de massa-arrestatie van communisten in voorjaar 1941 werden leden van de Inlichtingendienst ingezet bij de verhoren, waarbij gemarteld werd. Een keer werd iemand in bijzijn van een lid van de Inlichtingendienst doodgemarteld. Ook probeerden leden van de Inlichtingendienst seksuele contacten te krijgen met de echtgenotes van gearresteerde communisten onder het motto dat ze hun echtgenoot toch nooit meer zouden terugzien en dat ze het wel lekker vonden.
In het voorjaar van 1941 gingen de leden van de Inlichtingendienst over tot massa-arrestaties van Jehova’s Getuigen. In Den Haag had Anne van der Ploeg de leiding bij die arrestaties, die ook al door hem waren voorbereid. In Enschede had Willem Evert Sanders, later bekend van de affaire Sanders, de leiding bij de arrestaties. De Jehova’s Getuigen hadden het ongenoegen van de Duitse fascisten opgewekt, omdat ze volgens hun Bijbelse principes bleven handelen en geen trouw aan de Führer wilden zweren. De arrestaties in Den Haag leidden tot enkele tientallen doden. Landelijk zijn er ongeveer 130 Jehova’s Getuigen in de concentratiekampen om het leven gekomen.
In de zomer van 1941 voerden de Inlichtingendienstmannen Poos en Slagter een actie tegen de Ordedienst, ondanks dat die extreemrechtse groepering geen verzetsorganisatie was, maar slechts een staatsgreep plande voor na de oorlog. Het kwalijke van de groep was volgens de Sicherheitsdienst dat ze zich prepareerden op een situatie na een Duitse nederlaag, wat volgens hen natuurlijk uitgesloten was en een teken van defaitisme. De actie van de Inlichtingendienstmannen resulteerde in enige tientallen doden.
In voorjaar 1942 kwamen er vele tientallen doodmeldingen uit de concentratiekampen binnen. Leden van de Inlichtingendienst moesten de berichten aan de verwanten overbrengen, wat ze op een buitengewoon onmenselijke manier deden. Ook probeerden ze schepjes willekeurige as uit de crematoria van de concentratiekampen te verkopen als de as van de omgekomenen.
Het ophalen van Joden voor deportatie naar Polen, lees naar de gaskamers, werd uitbesteed aan gewone politieagenten, maar de opsporing van ondergedoken Joden werd opgedragen aan leden van de Inlichtingendienst. De twee inlichtingendienstmannen Eckhardt en Van der Ploeg die zich zo met de opsporing van ondergedoken Joden hebben beziggehouden, werden na de oorlog opgenomen in de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
In Den Haag werd een lid van de Inlichtingendienst lid van de SS en verrichte speciale opdrachten op voor de Duitse contraspionage (Protze). Ook deze landverrader kwam na de oorlog bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst werken.
In Rotterdam waren in 1942 enkele leden van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst getuige van dat Duitsers gearresteerde Joden en communisten ernstig mishandelde. Dat weerhield hen er niet van hun jacht op Joden en communisten voort te zetten. Het ging om leden van de Nederlandse Volksmilitie. Na de actie werd een goot feest, een enorme vreet- en zuippartij, om de vermoedelijke gruwelijk wrede dood van zo een honderd mensen te vieren.
Eind 1942 werd de treincontrole door de Duitsers opgericht. Daarbij moesten teams van een Duitser en een Nederlandse politieman de persoonsbewijzen in de treinen controleren. Ze moesten in eerste instantie Duitse deserteurs en geallieerde piloten, die ergens ondergebracht werden, opsporen. Maar er werden vooral mensen die weigerden zich voor de Arbeitseinsatz aan te melden, met een vals persoonsbewijs reisden en geregistreerden in het opsporingsregister gearresteerd. De gearresteerden waren weigeraars van de Arbeitseinsatz, Joden, verzetsmensen, militairen die zich niet meldden voor krijgsgevangenschap enz. Het werd een groot succes voor de Duitsers en de dienst werd in mei 1943 uitgebreid tot het drievoudige. Het was een lid van de Haagse Politie Inlichtingendienst die de leiding had en een ander lid voerde de controles uit. De Haagse Inlichtingendienstman Luurssen had de leiding over de treincontrole en had daarbij minstens twee andere leden van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst, Eckhardt en Heijnis, in dienst.
In januari 1943 werd het aan een aantal leden van de Haagse Politie inlichtingendienst door hun nauwe contacten met de Sicherheitsdienst bekend dat de gedeporteerde Joden vermoord werden. Desondanks bleven ze Joden opsporen.
In 1944 waren drie leden van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst, Poos, Slagter en Veefkind, betrokken bij het opzetten van een val voor een groep (niet-communistische) verzetsmensen. Een deel van de verzetsmensen worden in kruisvuur van de Sicherheitsdienst gedood en een aantal anderen wordt gearresteerd en kort daarop gefusilleerd.
De naoorlogse jacht op communisten door het Bureau Nationale Veiligheid
Direct na de bevrijding werd een nieuwe politieke opsporingsorganisatie opgezet. Dat werd het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) onder leiding van de pro-Duitse Louis Einthoven, die zoveel communisten de dood in had gejaagd. Voor het grote publiek ging de organisatie jacht maken op NSB’ers, Duitse oorlogsmisdadigers, V-Mannen, Duitse spionnen, collaborateurs, oorlogswinstmakers e.d. Van het grote publiek moesten vooral voormalige verzetsmensen deel gaan uitmaken van de organisatie. Zo kwamen er ook veel baantjesjagers en uniformgekken die zich voor de Binnenlandse Strijdkrachten hadden aangemeld, voor het BNV werken. Het gevolg was dat het BNV opgezadeld werd met hordes volslagen incompetente, ja zelfs halfdebiele mensen. Je kunt dat terugzien in heel wat processen-verbaal, die ervan getuigen dat ze zijn opgesteld door halve analfabeten. Einthoven wilde zo gauw mogelijk van deze mensen afkomen, vooral omdat hij ze niet vertrouwde: ze waren of te loslippig, of te crimineel of ze waren te links (sociaaldemocratisch was al onaanvaardbaar laat staan een communist die gewapend verzet had gepleegd).
Het eerste wat Einthoven vlak voor de bevrijding wilde was het bewaren van de openbare orde. De Ordedienst was weliswaar niet rechtstreeks aan de macht gekomen, maar dit belangrijkste punt van de Ordedienst werd overgenomen. Met openbare orde bedoelde Einthoven dat de communisten geen publieke propaganda of acties zou mogen voeren. Daarvoor had hij een lijstje opgesteld van mensen die het gezag kregen die orde te bewaren. Voor Den Haag had hij de dor de Duitsers aangestelde NSB-burgemeester Westra uitgekozen. Die was al verantwoordelijk geweest voor de deportatie van tienduizend Haagse Joden en voor een deel van de massamoord op Haagse communisten. Je ziet dat de sympathie van Einthoven bij het fascisme en de NSB lag en dat is conform de mededeling in november 1940 in het orgaan De Unie van de Nederlandse Unie, waar Einthoven een van de leidende figuren was, dat ze een nationaalsocialistische groepering was.
Einthoven wilde eigenlijk niet de hiervoor aangegeven groepen aanpakken, maar alleen de communisten. Daarom zorgde hij voor een kleine aparte organisatie binnen het BNV die zich daarmee bezig ging houden. Dat werd Sectie B en Einthoven liet Crabbendam als hoofd daarover aanstellen. Als aanbeveling schreef Einthoven dat Crabbendam al eerder veel ervaring op dit gebied had opgedaan, waarbij hij een niet-bestaande vooroorlogse ervaring suggereerde, maar in werkelijkheid zijn moordlustige ervaring voor de Sicherheitsdienst bedoelde.
Crabbendam ging meteen aan de slag. Allereerst begon hij met het aanstellen van ondergeschikten. Daarbij ging zijn voorkeur uit naar vooroorlogse medewerkers van de Haagse Politie Inlichtingendienst, voor zover ze al opgepakt waren voor landverraad of oorlogsmisdaden. Vooral zij die zich bij de NSB hadden aangesloten waren opgepakt, maar de anderen waren hoe zwaar hun misdaden ook waren over het algemeen niet gearresteerd. Desondanks kwamen er een NSB’er, een SS’er en meerdere Gestapo-medewerkers bij hem werken. Dat gaf natuurlijk niet, want het waren geen communisten en Gestapo-agenten waren de beste communistenjagers. Bij elkaar hadden zijn aangenomen voormalige collega’s toch gauw enige honderden moorden op hun geweten, maar dat was gelukkig meestal op communisten en wat Joden geweest en dat was alleen maar een aanbeveling.
Diensttijd bij de Sicherheitsdienst van Gestapo-agenten die na de oorlog bij Sectie B van het BNV kwamen en vervolgens bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst:
- Johann Gottlieb Crabbendam, aangesteld door Sicherheitsdienst, van november 1940 tot mei 1941
- Abraham van Dijk, SS’er en spion voor Duitse Abwehr, van augustus 1940 tot oktober 1944
- Anne van der Ploeg, beheerder communistenarchief, van mei 1940 tot oktober 1944
- Johannes Gerardus Hendricus Eckhardt, NSB’er, regelde ‘functionarissenarrestaties’ en lid treincontrole
- Laurentius Livinus van Laere, van mei 1940 tot mei 1941
- Jacob Gros, medewerker van top-NSB’er Robert van Genechten, van mei 1940 tot april 1941, lid van het Sonderkommando Frank van september 1944 tot mei 1945
Deze mensen gingen over naar de Binnenlandse Veiligheidsdienst, waarvan Bureau B gevestigd was aan de Javastraat 68. Dat pand heeft 6 vertrekken. Als we aannemen dat voor Crabbendam, het archief met Van der Ploeg en de typistes ieder een kamer beschikbaar was, dan blijven er nog drie kamers over, die ieder bureaus voor vier tot zes personen konden bergen. Dan telde Bureau B 14-20 personen. Dan zien we dat de Gestapo-agenten een belangrijk deel van de bezetting van Bureau B vertegenwoordigden.
De BVD was een organisatie van staatsgevaarlijke personen, landverraders, spionnen voor Duitsland, Gestapo-agenten, NSB’ers en antisemietische Joden-ophalers.
Vervolgens zond Crabbendam een brief aan alle burgemeesters met een lange lijst namen van communisten, waarvan hij het spoor bijster was. Het waren communisten die naar concentratiekampen gestuurd waren en niet op hun oorspronkelijke adres teruggekeerd waren en waarvan hij niet wist of ze dood waren. Die verzetsmensen waren in de optiek van Einthoven en Crabbendam de meest staatsgevaarlijke personen, terwijl ze voor moordlustige Gestapo-agenten als Crabbendam en een reeks collega’s geen belangstelling hadden.
De volgende stap was dat Crabbendam een lijst van ongeveer 8000 te arresteren communisten ging opstellen. In 1949 telde die lijst 7.869 personen. Het was een lijst van leidinggevende mannelijke personen van behalve de CPN en zijn mantelorganisaties ook van een groot aantal linkse organisaties, waarvan veel communisten lid waren. Maar daarnaast was er ontsnappingsclausule van ‘van wie bekend is of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hun plaatsing op de lijst nodig is’. Deze definitie maakte het mogelijk iedere linkse persoon te arresteren. Gezien de omvang van de lijst van te arresteren personen kwam het er op neer dat ieder mannelijk lid van de CPN gearresteerd moest worden, met uitzondering van de vele honderden infiltranten. Een van de groepen die aangeduid werd was ‘alle bekende leden van de Rote Kapelle’; dit was een aanduiding met een Duitstalige Nazi-term, waaruit afgeleid kan worden dat de lijst werd samengesteld door voormalige Nazi’s en Gestapo-agenten. Op de lijst werd ook veel aandacht besteed aan verspreiders van illegale kranten tijdens de bezetting, helpers van ondergedoken Joden en overlevenden uit de concentratiekampen. Dit staat bekend als de ‘operatie porcelein’. [http://www.stichtingargus.nl/bvd/in/porselein.html]
Volgens de leiding van Sectie B was het de bedoeling dat ze gearresteerd zouden worden bij een Russische inval en ze daarna ergens vast te houden of naar het buitenland af te voeren. Er was echter geen plek om plotseling 8.000 personen gevangen te houden: de voormalige kampen Vught, Amersfoort en Westerbork werden voor andere huisvestingsdoelen gebruikt. Ook een afvoer naar het buitenland was onmogelijk, want de marine en landmacht hadden tijdens een oorlog andere bezigheden en er was geen enkel land aan te wijzen dat in tijden van oorlog bereid zou zijn om 8.000 gevangenen te huisvesten. Ieder zinnig mens had dat kunnen bedenken. Verder waren in het geval overal veel politiemannen nodig om bijv. plunderingen tegen te gaan, zodat je niet meer dan duizend politiemannen kon missen voor bewakingstaken. Eigenlijk kun je alleen maar concluderen dat de eindbestemming het crematorium in Westerveld kon zijn om het ‘karwei af te maken’ (een CDA-leuze). Zoiets paste geheel binnen het denkstramien van de BVD’ers, die tijdens de oorlog al duizenden communisten en tienduizenden Joden naar de crematoria in de concentratiekampen hadden afgevoerd.
Doordat er toch het een en ander op papier moest worden gesteld, gingen sommige burgemeesters die lijsten van te arresteren personen ontvingen, vervelende vragen stellen. In reactie daarop werden in de loop van de jaren vijftig steeds kortere lijsten opgesteld, maar vervolgens werden er ook andere kritische personen op de lijst gezet, zoals provo’s. Het ging toen ‘operatie diepvries’ heten.
Einthoven hervatte onmiddellijk na de oorlog zijn vooroorlogse samenwerking met de Duitse V-Mann Anton van der Waals. Een probleem daarbij was dat Van der Waals ondertussen de meest gezochte oorlogsmisdadiger was. Van der Waals was in de laatste paar oorlogsmaanden al via een Canadese en een Britse geheime dienst bij een militaire Nederlandse inlichtingendienst terecht gekomen. Maar voor dat werk was hij niet bruikbaar en werd aan Einthoven overgeheveld. Die vond dat Van der Waals naar het buitenland, Duitsland, moest worden weggewerkt tot de boel in Nederland veilig voor hem was geworden. Waarschijnlijk moest Van der Waals daar in de operatie Werwolf actief worden. Einthoven verbood een aantal Rotterdamse politiemensen expliciet om jacht op Van der Waals te maken.
Maar na verloop van tijd liep Van der Waals naar de Russen over en ging voor de KGB werken. Het zou ook kunnen zijn dat hij in opdracht van Einthoven een dubbelspion werd. Hier neem ik maar aan dat hij inderdaad overliep. Na een poos kwam Van der Waals weer in het westen terug. Toen werd hij gearresteerd. Vervolgens ging men een proces tegen hem voorbereiden. Maar dan gebeurt er iets heel vreemds. Het wordt getuigen verboden om verklaringen over Van der Waals af te leggen. Als ze willen getuigen, dan mag dat alleen tegenover een gezelschap van twee man dat bestaat uit Einthoven zelf en minister-president Beel. Dat is natuurlijk krankzinnig. Getuigen horen hun verklaringen in eerst instantie tegenover ambtenaren van het Openbaar Ministerie af te leggen. Hiermee werden niet alleen de rechten van een verdachte op een ernstige wijze geschonden, maar werd het in principe mogelijk dat belanghebbenden de verklaringen gingen manipuleren. Vooral voor Einthoven was de situatie heel gevaarlijk: hij had al voor de oorlog met Van der Waals samengewerkt, bracht in mei 1940 Van der Waals in contact met de Rotterdamse Sicherheitsdienst, verbood tijdens de oorlog een liquidatie van Van der Waals, had zijn arrestatie na de oorlog verhinderd en was bovendien een nieuwe samenwerking aangegaan. En Beel had partijbelangen: er mocht niet uitkomen dat Van der Waals in opdracht van een minister van zijn partij met de Gestapo in Hamburg had samengewerkt. Ook nadat Van der Waals ter dood was veroordeeld, mocht niemand met hem spreken. Alleen in de nacht voor zijn executie was er iemand bij hem, maar die vertelde over dat urenlange gesprek niet veel meer dan dat hij zijn misdaden bekend had.
Het BNV moest Duitse oorlogsmisdadigers opsporen. Maar in plaats ze door de geallieerden in Duitsland te laten oppakken, nodigde hij ze alleen maar uit voor een gesprekje met de toezegging dat ze weer terug naar Duitsland mochten. Zo werd de Duitse topspion Protze verhoord, maar Einthoven had wel geëist dat er niet over de vooroorlogse activiteiten van Protze gesproken mocht worden. Dat is logisch, want Einthoven was voor de oorlog in nauw contact met Protze geweest en uit zo een verhoor zou waarschijnlijk volgen dat Einthoven langdurig de gevangenis in moest.
De afdeling van Crabbendam hield zich niet alleen met communisten bezig, maar ook met personen uit Nederlands Indië en Suriname die zich actief met de onafhankelijkheid van die twee landen bezig hielden. Zo werd in een rapport over A.C. Sunker van de Surinaamse vereniging geschreven: ‘qua origine Britsch-Indiër, is belangrijk intelligenter dan doorsnee Surinamer’. Een prachtig staaltje racisme, dat goed bij die Jodenjagers past, ze bedoelen: het is verbazingwekkend dat een Brits-Indiër over intelligentie beschikt, maar de Surinamers van Afrikaanse afkomst zijn toch zo dom. Er werd niet geaarzeld om zulk racisme in rapporten op te nemen.
Centrale Veiligheidsdienst
Om van al het incompetente personeel en het vervelende gedoe met al die NSB’ers en Duitsers af te komen, werd in het geheim besloten een nieuwe organisatie te stichting, waar maar een klein deel van het personeel van het BNV naar toe over zou gaan. Het belangrijkste deel dat zou overgaan was de Sectie B. Alles wat maar enigszins naar links rook werd weggewerkt. De nieuwe organisatie ging Centrale Veiligheidsdienst (CVD) heten.
Ondanks de geheimhouding bleek de Duitse spion Protze toen hij werd uitgenodigd voor een gesprekje in Den Haag toch van de plannen voor de oprichting van de CVD op de hoogte te zijn. Dit wijst erop dat Einthoven al contact met hem had gezocht om hem te vertellen wat hij wel en niet mocht zeggen.
In zijn functie van ‘hoofd van de dienst’ vroeg Crabbendam het strafdossier van de veroordeelde Inlichtingendienstinformant Van Soolingen op, die tijdens de oorlog nauw met hem had samengewerkt. Crabbendam had niets met de veroordeling van Van Soolingen te maken. Dit wijst erop dat hij het dossier van Van Soolingen wilde opschonen van onder meer zaken die voor hem kwalijk konden zijn en verder dat hij zich ging bemoeien met de onrechtmatige en frauduleuze vrijlating van Van Soolingen in 1950.
Al gauw bleek de nieuwe organisatie nog niet bevredigend voor Einthoven te werken. Daarom werd al gauw besloten tot de vorming van een nieuwe organisatie.
Binnenlandse Veiligheidsdienst
De nieuwe organisatie ging Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) heten. Ook hierover kreeg Einthoven de leiding. En Crabbendam werd weer hoofd van de afdeling extremisme.
De BVD ging zich niet alleen met het communisme bemoeien, maar kreeg van de minister ook de opdracht om samen te gaan werken met de criminele organisatie SOAN. Een van de leden van de SOAN, Pierre Sweerts, kwam zelfs voor de BVD werken, waarbij het mij onduidelijk is of hij formeel in dienst van de BVD kwam of dat hij alleen maar voor zijn diensten betaald werd. Sweerts was een in België ter dood veroordeeld wegens collaboratie en vooral de betrokkenheid bij een massamoord. Sweerts was tijdens de oorlog als geheim agent in Duitsland opgeleid door het speciale Kommando van Skorzeny. Hij kreeg een training om geluidloos mensen te doden. De spionnenschool was in Oranienburg gevestigd. De nabijheid van het concentratiekamp Oranienburg doet vermoeden dat bij de training gevangenen als proefkonijn werden gebruikt. Sweerts was in Nederland terecht gekomen in het kader van de operatie Werwolf, die in de jaren vijftig over ging in de activiteiten van de groep Operatiën & Inlichtingen.
Een van de agenten van de BVD was Willem Bos. Deze was nauw betrokken bij de diefstallen die de Haagse burgemeester Visser pleegde voor de financiering van activiteiten van SOAN, maar zichzelf daarbij ook verrijkte. Dus er werkten niet alleen SOAN-mensen bij de BVD, maar ook BVD’ers bij SOAN. SOAN was de grootste criminele organisatie die Nederland ooit gekend heeft.
De leden van de BVD waren op goed fascistische wijze geïndoctrineerd. Ze hadden nog steeds een bloedhekel aan Jehova’s Getuigen. Die hadden een geweldloze apolitieke organisatie, waardoor je die haat niet zou verwachten. Maar ze zouden niet trouw zijn aan een toekomstige fascistische Nederlandse fascistische Führer als Einthoven, Romme, De Quay of Luns. Daarom wilde Einthoven dat zijn fascistische organisatie BVD een lijst van Jehova’s Getuigen ging aanleggen. Het bestaan van die lijst kwam aan het licht toen in 1995 aan de Tweede Kamer een rapport werd toegezonden met een voorstel van BVD-bestanden die vernietigd zouden moeten worden.
Bij hun anticommunistische operaties luisterde de BVD prominente communisten af, door bij hen in te breken en op diverse plaatsen in huis microfoons te plaatsen. Ook heeft de BVD kans gezien de communistische partij CPN te infiltreren en zelfs eigen mensen in de partijleiding gekregen. Met hun manipulaties zagen ze kans tweedracht te zaaien, wat op een splitsing van de partij uitliep. Er wordt zelfs gefluisterd dat een van de op dat moment zeen Kamerleden een BVD-agent was.
Na de splitsing, die als een van de grootste BVD-successen te boek staat, werd in samenwerking met de Amerikaanse spionageorganisatie CIA als concurrent voor de communistische partij de Socialistische Werkers Partij (SWP) opgericht. De SWP nam zelfs aan de verkiezingen deel en haalde aardig wat stemmen, maar onvoldoende voor een zetel. Als ze wel een zetel hadden gehaald, was de unieke situatie ontstaan dat een buitenlandse spionageorganisatie een zetel in de Tweede Kamer had. Maar dan had degene die de zetel bezette wel meineed moeten plegen als hij werd ingezworen op de verklaring dat hij aan niemand beloften had gedaan eb vrijuit in de Kamer mocht handelen. Als het gelukt was, dan was het de grootste aanslag op de parlementaire democratie in de Nederlandse geschiedenis geweest. Deze actie van de BVD betekent dus dat ze buitenlandse inmenging in de Nederlandse verkiezingen organiseerde. In de Verenigde Staten wordt buitenlandse inmenging in de verkiezingen als onaanvaardbaar beschouwd en leidde zelfs tot sancties tegen Rusland. Maar hier zijn de zogenaamde democratische partijen trots op deze staatsondermijnende actie van de BVD. Het hoofd van de BVD Louis Einthoven zat daar niet mee, die had al in 1940 (na de Duitse inval) verklaard dat hij nationaalsocialist was en een tegenstander van de democratie. In de ogen van de confessionele, liberale en sociaaldemocratische partijen was de antidemocratische Einthoven op zijn plek als hoofd van de antidemocratische BVD.
Behalve SWP heeft de BVD ook de Marxistisch Leninistische Partij van Nederland opgericht (MLPN). Het doel was om zo achter de identiteit van sympathisanten te komen en de contacten met landen als China en Albanië te controleren.
In 1961 besloot de fascistenvriend de Delftse PvdA-burgemeester De Loor om de Inlichtingendienst-politieman voor te dragen Jan Lukas van Bokhove voor een Koninklijke onderscheiding. Bokove had tijdens de oorlog tientallen communistische verzetsmensen gearresteerd en aan de Sicherheitsdienst uitgeleverd, dat heeft tientallen mensen het leven gekost. Ook gijzelde hij de bejaarde Johannes Wilhelmus Mulhuijzen en bedreigde hem met zending naar een concentratiekamp, om zo te bewerkstelligen dat zijn twee gevluchte volwassen zoons zich zouden melden. De zoons meldden zich en dat koste hen het leven. Normaal is zo een gijzeling en bedreiging met de dood een zwaar strafbaar feit, maar niet in het geval van Untermensschen als communistische verzetsmensen. De VVD-minister van Binnenlandse Zaken Toxopeus uit het kabinet van de fascist De Quay stemde er echter mee in. Toen er kritiek kwam verklaarde de minister dat Bokhove ‘goed’ was. Daarmee gaf de minister regeringsinstemming met de massamoord op communistische verzetsmensen en de landverraderlijke samenwerking tussen inlichtingendienstmannen en de Sicherheitsdienst.
De BVD infiltreerde behalve de CPN ook de PSP. Dat bleek toen BVD-directeur Rita Verdonk als lid van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) werd herkend. Dat ze infiltrant moet zijn geweest volgt uit de gangbare BVD-procedure, dat niemand die ooit van de CPN, PSP of andere linkse organisatie was geweest een gebouw van de BVD mag betreden. Als Verdonk dus directeur was, dan mocht ze naar binnen en dan volgt daaruit dat haar lidmaatschap schijn was geweest. Ze probeerde het nog te ontkennen door te zeggen dat ze het zich niet kon herinneren, maar dat was zinloos. Het ontkennen past in het stramien van de BVD, ze hebben in hun statuten staan dat ze per definitie alles ontkennen. De BVD liegt altijd, daarom zijn de leugenwerkjes van Engelen en Hoekstra per definitie ook niet te vertrouwen. Dat een commissie de documenten, die aan het boekje van Engelen ten grondslag liggen, heeft mogen bekijken zegt niets. De BVD heeft de selectie gemaakt en het is daarnaast goed mogelijk dat hun vervalsingsafdeling gauw nog even de gewenste documenten in elkaar geflanst heeft.
De BVD stuurde grote aantallen informanten in de CPN. Omstreeks 1980 waren er vele honderden informanten. Het kwam erop neer dat bijna 10% van de leden van de CPN BVD-medewerker was. Deze informanten moesten ambtshalve veel actiever in de partij zijn dan de ideologische leden. Dit moet er regelmatig in geresulteerd hebben dat een ledenvergadering voor meer dan de helft uit BVD-medewerkers bestond en dus meer weg had van een ambtelijke bijeenkomst van BVD’ers. Toch grappig om te bedenken dat de extreemrechtse overheid op deze manier de CPN subsidieerde.
SOAN, Operatiën & Inlichtingen
In 1947 werd de criminele organisatie SOAN door Heineken-directeur Dirk Stikker, later minister voor de VVD, opgericht als anticommunistische stay-behind organisatie. De leden kregen zeer hoge salarissen, die bovendien belasting vrij waren. De grootschalige misdaden (moorden, smokkelen van van Joden gestolen aandelen en diamanten), maakten de organisatie onmogelijk, waardoor die in 1952 naar de buitenwereld toe werd opgeheven, maar in werkelijkheid overging in de Gladio-organisatie Operatiën en Inlichtingen (O&I). Aan de leden werden de extreem hoge overheidssalarissen in strijd met de wet zwart uitgekeerd, waarvoor ze vrijwel niets meer hoefden te doen dan te zwijgen. En na pensionering kregen ze extreem hoge verzetspensioenen toegekend, die in strijd met de wet door de Stichting 1940-1945 werden toegekend. Voorbeelden van illegale pensioenbetalingen door de Stichting 1940-1945 zijn die aan O&I-lid Kok en fascistenleider Jan Baars (Jan Baars werkte tijdens de oorlog als inkoper voor de Wehrmacht en als secretaris voor de fel antisemitische WA-hopman Albertus Nijland, wat goede aanbevelingen voor een verzetspensioen waren; na de oorlog werkte Baars voor de Buitenlandse Inlichtingendienst). De organisatie O&I was geen ideologisch gemotiveerde organiseerde maar een corrupte zelfverrijkingsorganisatie. Afgaande op het pensioen dat aan het gewone lid Kok werd uitbetaald, moet geschat worden dat aan de ‘idealist’ Max van der Stoel tijdens zijn leiderschap minstens een half miljoen Euro per jaar zwart uitbetaald werd.
(Ik werd door David Barnouw beschuldigd van het publiceren van complottheorieën, een valse bewering die ik makkelijk kon weerleggen, maar ik kan het nu niet laten om met een echt hersenspinsel te komen; ik noem het ‘hersenspinsel’ omdat er over deze stringente staatsgeheimen uiteraard geen bewijsstukken te vinden zijn:
De Stichting 1940-1945 is nu twee keer betrapt op het onwettig toekennen van pensioenen aan extreemrechtse figuren van obscure inlichtingendiensten, waarvan er minstens een geen enkele verzetsachtergrond had. Dit soort supergeheime zaken komen extreem zelden aan het licht, daarom lijkt het me gewettigd om te vermoeden dat de Stichting 1940-1945 dit veel vaker deed en zo voor het karretje van geheime diensten werd gespannen en aldus feitelijk een mantelorganisatie van de Binnenlandse Veiligheidsdienst was. De clientèle van de Stichting bestond voor de helft uit communisten en de maatschappelijke zorg via maatschappelijk werksters was ideaal om bij communisten binnen te komen en ze uit te horen. Dit zou kunnen verklaren waarom schijnbaar volkomen zinloos een paar jaar lang een maatschappelijk werkster van de Stichting bij mijn vader langs kwam toen hij bezig was zijn boek te schrijven, wat de BVD kennelijk een uiterst staatsgevaarlijke activiteit vond. In dezelfde tijd kwam ook de door mij ontmaskerde BVD-spion Jan Krop zeer frequent langs. Beide reeksen bezoeken werden in 1964 op hetzelfde moment afgebroken.)
Alhoewel er door de vernietiging van documenten geen rechtstreekse schriftelijke bewijzen voor het feit dat O&I de opvolger van SOAN is, kan dat geconcludeerd worden uit de volgende omstandigheden:
- De opheffing van SOAN valt precies samen met de oprichting van O&I
- De formele doelstellingen van SOAN en O&I waren hetzelfde: bestrijding van het communisme en ondergronds verzet tegen een eventuele Russische bezetting
- In 1952 moesten de leidende figuren van SOAN Hacke en Beljouw hun activiteiten voor SOAN staken, vervolgens werden ze in gezelschap van hoge militairen in een auto gezien, waaruit geconcludeerd kan worden dat ze hun activiteiten voortzetten. (Er waren in 1952 betrekkelijk weinig auto’s op straat)
- De enige twee organisaties die na 1945 de term ‘stay-behind’ gebruikten waren SOAN en O&I.
- Zowel de SOAN als O&I betaalden extreem hoge salarissen die door de minister van belastingheffing waren vrijgesteld en die onderhands werden uitbetaald.
- Beide organisaties hadden bindingen met gewelddadig extreem-rechts: de SOAN met NSB’ers, handlangers van de Duitse bezetter en beramers van een staatsgreep en O&I met de terroristische organisatie Gladio.
- Zowel SOAN als O&I hadden contacten met groepen beroepsmatige gewelddadige criminelen.
Vernietiging van documenten
De inlichtingendiensten hebben een lange traditie in het vernietigen en verheimelijken van documenten. Daarbij speelden allerlei redenen een rol. De belangrijkste reden in de loop der tijd is geweest het wegwerken van strafbare feiten; het ging daarbij of om diefstallen of om moorden. De tweede reden was het verhullen van staatsgeheimen. De derde reden was het verhullen van activiteiten die de weerzin van de bevolking konden oproepen. Sommige vernietigingen waren schijn, de inhoud van de officiële bergplek van documenten werd vernietigd, maar dat gebeurde in de wetenschap dat elders nog kopieën beschikbaar waren.
De eerste grootschalige vernietiging betrof de documenten van de gemeentelijke inlichtingendiensten bij de Duitse inval in 1940. Dit was een vernietiging die alleen maar schone schijn was, want er waren volop kopieën beschikbaar bij medewerkers en in de archieven van ministeries en burgemeesters. Bovendien waren veel documenten al gedeeld met de Duitse Gestapo. Dit hebben de communisten aan den lijve ondervonden, want bij de opsporing, arrestaties en verhoren werd volop gebruik gemaakt van deze zogenaamd vernietigde documenten. Enige jaren geleden is zelfs kans gezien om de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst te reconstrueren, door in allerlei archieven te zoeken. Ook de inhoudsopgave van het document ‘Wie is wie’ is bewaard gebleven. De stommelingen van de BVD hebben het vrijgegeven omdat het de onschuldige datering mei 1940 droeg, maar nauwkeurige analyse leert dat het nog in mei 1941 aangepast is. De BVD had nooit een stuk willen vrijgeven, met het bewijs dat niet alles bij de Duitse inval vernietigd was.
Een tweede vernietigingsgolf dateert uit begin 1945, toen de inlichtingendiensten een heleboel bezwarend materiaal gingen vernietigen. Uit het vernietigde materiaal had kunnen blijken welke burgerlijke en politiefunctionarissen hebben meegeholpen bij het bestrijden van het verzet, het opsporen van Joden of hadden bijgedragen aan de Duitse contraspionage.
Een derde vernietigingsgolf vond plaats in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. Ondanks dat ze zelf doel voor onderzoek naar ernstige misdrijven waren kregen ze de leiding over het opsporen van allerlei misdrijven tijdens de oorlog. Daarbij kregen ze toegang tot de dossiers van iedereen. Daarbij lieten ze hun eigen dossiers verdwijnen of verwijderden alle belastende documenten eruit. En dat deden ze niet alleen met hun eigen dossiers, maar ook die van collega’s, vrienden en zakelijke relaties. Soms ging dat heel drastisch door een archief in zijn geheel in brand te steken. Bij zo een brand is de eerste versie van het dossier van Reinder Zwolsman verloren gegaan. Daarom ontbreken van veel leidende personen de dossiers, terwijl die er wel geweest moeten zijn. Maar ze gingen daarbij wel slordig te werk, want ze vergaten soms dossiers van mensen waar ze mee hadden samengewerkt en daar zaten soms wel belastende verklaringen in. Zodoende is er toch wel wat bekend over personen waarvan de dossiers verdwenen zijn. Soms ging men heel geraffineerd te werk. In het personeelsdossier van Johann Gottlieb Crabbendam bij de Haagse Gemeentepolitie is de conduitestaat vervangen door die van een perfecte naamgenoot: zowel voornaam als achternamen zijn identiek. Die plaatsvervanger was een militair die in Nederlands Indië in de knie geschoten werd. Bovendien was die een paar jaar ouder. Maar hierdoor is wel duidelijk wie dat staaltje van dossiervervalsing heeft uitgevoerd. De enige dienst die zowel toegang had tot de personeelsdossiers van de gemeentepolitie en van het leger was de BVD. Dus heeft Crabbendam zijn eigen dossier vervalst.
Een andere vorm van vernietiging van dossiers was het opvragen van dossiers en dan niet meer teruggeven. Zo zijn de rapportenboeken van de Documentatiedienst in 1948 aan de rechtbank geleverd. Maar daarna waren ze spoorloos. Ze zijn dus door de rechtbank vernietigd of er is voorgewend dat ze niet meer teruggegeven zijn.
Uit de taakstelling van het Bureau Nationale Veiligheid kan opgemaakt worden dat er vooroorlogse documenten de oorlog overleefd hebben. Maar daar is niets meer van terug te vinden. Met andere woorden, die zijn door de afdeling van Crabbendam vernietigd. Daarmee werd in strijd met de archiefwet gehandeld.
In Den Haag werd het reserve bevolkingsregister in 1944 bij een bombardement op gebouw Kleykamp (een tiental achter het gebouw van de Documentatiedienst) deels vernietigd. Het betreft een kopie van het bevolkingsregister ten behoeve van de persoonsbewijzen. Het bevatte ook kopieën van de pasfoto’s die voor de persoonsbewijzen nodig waren. Het werd voor zover mogelijk hersteld, waarna ongeveer de helft over was. Dat kwam bij de BVD terecht. En nu bestaat het niet meer. Zonder dat er toestemming voor werd verleend is het vernietigd. Als het nog bestond, had de helft van de vermoorde Joden nu nog een gezicht gehad. En datzelfde geldt voor sommige vermoorde communisten, daar zaten zulke arme sloebers bij, dat de nabestaanden soms over geen enkele foto van de vermoorde beschikten. Maar de BVD was genadeloos onmenselijk en wreed.
In de periode 1956 tot heden zijn er verschillende vernietigingsacties ondernomen. In het begin werden vooral dossiers van het BNV en de CVD vernietigd. Daarmee werd veel bewijzen van de moordpartijen en andere criminaliteit vernietigd, moorden en criminaliteit waar nu alleen nog maar spaarzame aanwijzingen bestaan. Het is nog steeds de bedoeling van partijen als VVD, CDA, PvdA en D66 om de bewijzen zo veel mogelijk te vernietigen. Dit is een pro-fascistische houding. Maar het schendt ook de fundamentele mensenrechten. De misdrijven door de BVD en zijn voorgangers en de misdrijven gepleegd van het BVD tijdens de oorlog hebben een ernstig negatieve invloed op de levens van tienduizenden Nederlanders gehad. De gevolgen van de wandaden hebben zelfs grote invloed over meerdere generaties. Deze directe en indirecte slachtoffers hebben er recht op dat ze kennis kunnen nemen van de wandaden die hun levens zo drastisch in negatieve zin hebben beïnvloed. In Duitsland mogen slachtoffers wel kennis nemen van de wandaden door de Stasi, waarom mogen Nederlanders dan geen soortgelijke rechten met betrekking tot de BVD krijgen?
Nederlanders die betrokken waren bij het Englandspiel
Politiemannen die werden ingezet om gedropte agenten aan te spreken, zodat ze onverhoeds door leden van de Sicherheitsdienst gevangen konden worden genomen:
- Poos, Leonardus Arnoldus, voor de oorlog lid Centrale Inlichtingendienst en Haagse Politie Inlichtingendienst, werkte onder François van ’t Sant al voor inlichtingendienst
- Slagter, Marten, voor de oorlog lid Haagse Politie Inlichtingendienst, werkte sinds 1937 samen met Gestapo, werkte onder François van ’t Sant al voor inlichtingendienst
- Veefkind, Johannes Hubertus sr., werkte voor de oorlog onder François van ’t Sant al voor Haagse Politie inlichtingendienst, werkte sinds 1937 samen met Gestapo, werkte mogelijk sinds 1937 samen met Anton van der Waals, was voor de oorlog geheim lid NSB, mishandelde tijdens de oorlog veel communisten en was betrokken bij de martelmoord op Herman Holstege
- Dijk, Abraham van, werkte voor de oorlog onder François van ’t Sant al voor Haagse Politie inlichtingendienst, voor de oorlog actief als spion voor de Duitse Abwehr, tijdens de oorlog Vertrauensmann van Duitse spion Protze, na de oorlog bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst
- Savenije, Johannes Lubertus, voor de oorlog lid van Haagse Politie Inlichtingendienst en spion voor de Duitse Abwehr
- Veefkind, Johannes Hubertus jr., zoon van senior, trad in 1941 bij de Haagse politie in dienst
- Wijmenga, Sikko voor de oorlog werkzaam bij de Haagse Politie
- Leemhuis, Cornelis, voor de oorlog werkzaam bij de Haagse Politie, werkte sinds 1930 samen met Duitse spion Protze
- Viëtor, Jan Nicolaus, voor de oorlog lid van Haagse Politie Inlichtingendienst
- Pegels, Steven, infiltreerde begin jaren twintig voor de Inlichtingendienst de communistische partij tot hij in 1925 in dienst van de politie kwam, kwam in 1936 bij de Inlichtingendienst, werkte vlak voor de oorlog samen met de Duitse spion Nowak
V-Männer die werden ingezet om gedropte agenten aan te spreken, zodat ze onverhoeds door de Sicherheitsdienst gevangen konden worden genomen:
- Waals, Anton Jan Dirk van der, voor de oorlog infiltrant in Rotterdamse CPN voor Rotterdamse Politie Inlichtingendienst onder hoofdcommissaris Louis Einthoven
- Boegheim, Josephus, NSB’er die voor de oorlog informant voor de Haagse Politie Inlichtingendienst was, vanaf 1938 Duits spion
- Duivenboden, Willem Hendrik van, NSB’er die voor de oorlog infiltrant in de CPN was voor de Haagse Politie Inlichtingendienst, mishandelde tijdens de oorlog veel communisten
Chauffeurs:
grotendeels ingewijd, voor ophalen van afgeworpen personen:
Bregonje, Leo
Daalmeijer, Henk
Pape, Jan
Funen, van (lid van de marechaussee, werkte in het laatste oorlogsjaar in het Sonderkommando Frank onder leiding van Reinder Zwolsman)
grotendeels ingewijd, voor ophalen van afgeworpen goederen:
Kuiper, Willem
Leeuwen, Hendrik Jan van
Doornebos, Berend Jan
Pieter Joseph Duikers
Gijn, Pieter van
Piet Daalmeijer
Rotgers, Bonko
Teunissen
Heinigen, David van
Bruyn, Willem de
Gruindeken, Arie
enigszins ingewijd:
Saint au Lauere, Frans Adolf de
IJzerlo, Theo
niet ingewijd:
Gerardus Raaijmakers
Langelaan
Andere personen:
Soolingen, Johannes Hubertus van
Overzicht geschiedenis Inlichtingendiensten
1917:
Oprichting Centrale Inlichtingendienst onder leiding van Tiele Solke Rooseboom
1918:
Lokale Politie Inlichtingendiensten worden opgericht (als onderdeel van Vreemdelingendienst); Karel Henri Broekhoff gaat coördineren tussen Centrale Inlichtingendienst en lokale Politie Inlichtingendiensten.
Infiltratie in Sociaal Democratische Partij (voorloper Communistische Partij) door Julius Barmat, er worden telegrammen onderschept en het telegramgeheim wordt onwettig geschonden
1920:
De Centrale Inlichtingendienst verleent middels Broekhoff steun aan Julius Barmat bij het omkopen van hoge Duitse sociaalsdemocratische politici als Reichspresident Ebert en Reichskanzler Bauer.
1923:
In Wenen wordt de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission (IKK) opgericht, dat een samenwerkingsverband wordt tussen Europese inlichtingendiensten om het communisme te bestrijden; als dekmantel wordt het bestrijding van zakkenrollersbendes en vervalsing van waardepapieren als doel aan de buitenwereld bekend gemaakt.
In Nederland wordt het Bureau Internationale Criminaliteit en Falsificaten (Valsgeldcentrale) onder leiding van Broekhoff opgericht, wat de officieuze Amsterdamse Politie Inlichtingendienst vervangt. Broekhoff vertegenwoordigd Nederland bij de IKK. Omdat de het bestaan van de Inlichtingendienst geheim is, laat men de Nederlandsche Bank de valsgeldcentrale gedeeltelijk financieren.
Op lokaal niveau gaan de Inlichtingendiensten de Communistische Partij infiltreren (in Den Haag met Van Soolingen).
1925:
Communisten worden door de minister van Justitie Schokking en procureur-generaal Van der Feltz per definitie als misdadigers gekwalificeerd.
De aanleg van de lijst van linksextremisten wordt gestart.
1932:
Haagse Politie Inlichtingendienst gaat samenwerken met de fascisten Jan Baars (Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond), Josephus Boegheim (NSB, later ook Duits spion) en Robert Groeninx van Zoelen (Nationale Unie). Er wordt ook samenwerking aangegaan met een ‘geheime dienst’ onder leiding van Samuel Citroen van de Liberale Staatspartij.
1935:
De Centrale Inlichtingendienst gaat een samenwerking aan met de Gestapo in het Reichs Sicherheits Hauptamt in Berlijn, waarbij Broekhoff onwettig onder valse naam gaat corresponderen. Aan Duitse zijde wordt onder meer samengewerkt met Bruno Wolff, die tijdens de oorlog een leidinggevende rol bij de bestrijding van het communisme in Den Haag kreeg, en de chef Bekämpfung Kommunismus Heinrich Müller, die in 1939 de leiding over alle concentratiekampen zou krijgen en tijdens de oorlog de opperste leiding over het vergassen van de Joden en de moordpartijen en wreedheden in alle concentratiekampen. Broekhoff gaat een homoseksuele relatie met Heinrich Müller aan.
De Haagse Politie Inlichtingendienst gaat samenwerken met de Gestapo in Wuppertal. Als dekmantel wordt de politiemannenzangvereniging ‘Entre Nous‘ gebruikt. Bij de Gestapo-lieden in Wuppertal was Kurt Döhring die tijdens de oorlog bij de Sicherheitsdienst in Den Haag kwam werken.
Omstreeks 1935 liet de Haagse Politie Inlichtingendienst Willem Hendrik van Duivenboden in de CPN infiltreren, tijdens de oorlog zou deze figuur veel communisten martelen respectievelijk ernstig mishandelen.
1936:
De Centrale Inlichtingendienst laat de lijst van ‘linksextremisten’ in het Duits vertalen en levert die vervolgens aan de Gestapo in Berlijn. Dit zal tijdens de oorlog enige honderden communisten het leven kosten.
De Centrale Inlichtingendienst levert gegevens over Duitse linkse vluchtelingen aan de Gestapo en zet communistische vluchtelingen de grens over, waarna ze in een concentratiekamp worden opgesloten, wat enkelen van hen het leven kost.
De Amsterdamse Politie Inlichtingendienst staat toe dat Duitse spionnen in Amsterdam werken en geeft waarschuwingen af als spionnen gearresteerd dreigen te worden.
De Amsterdamse Politie Inlichtingendienst assisteert de Gestapo bij de ontvoering van een Duitse communistische vluchteling.
1937:
De Rotterdamse Politie Inlichtingendienst laat in samenwerking met de Gestapo in Hamburg de Rotterdamse CPN infiltreren. Doel is een einde te maken aan de scheepssabotage en het via schepen verzenden van anti-Hitler propaganda naar Duitsland. Het eerste is wettig en het tweede is onwettig. De infiltratie gebeurt door Anton van der Waals, die tijdens de oorlog een van de belangrijkste landverraders werd. De daders worden bestraft en de namen van de hele organisatie, inclusief zij die geen strafbaar feit hebben begaan, worden in december door Inlichtingendienstman Christoffel Bennekers aan de Gestapo in Hamburg doorgegeven, wat hen in groot levensgevaar brengt. Het zal tijdens de oorlog meer dan tien van hen het op uiterst gruwelijke wijze leven kosten.
1938:
De minister van Justitie Carolus Goseling geeft middels een geheime ‘Circulaire‘ opdracht dat in geval van een vijandige bezetting van Nederland de politie zonder enig voorbehoud door moet blijven werken. Voor de andere ambtenaren wordt in de Aanwijzingen wel het voorbehoud gemaakt, dat het doorwerken niet meer in het belang van de bezetter mag zijn. Als gevolg hiervan blijven de Inlichtingendiensten tijdens de bezetting voor de vijand doorwerken. Dit resulteert in de dood van ongeveer 2000 communisten doordat de lokale inlichtingendiensten de communisten op eigen initiatief bleven bestrijden en enige tienduizenden doden onder de Joden, doordat de politie de Duitse opdracht hen uit hun huizen te slepen zonder enig voorbehoud uitvoert.
1939:
De nieuwe minister van Justitie Pieter Sjoerds Gerbrandy handhaaft de opdracht dat de Inlichtingendiensten zonder enig voorbehoud voor de bezetter moeten blijven doorwerken.
De IKK komt onder volledig Duitse controle, maar Broekhoff blijft er contact mee houden.
1940:
Bij de oorlogsdreiging laat Gerbrandy behalve pro-Duitse NSB’ers ook een groot aantal communisten arresteren en onder onmenselijke middeleeuwse omstandigheden opsluiten.
Na de bezetting gaan de lokale inlichtingendiensten onmiddellijk voor de Sicherheitsdienst werken, waarbij speciale verbindingsofficieren met de Sicherheitsdienst worden aangesteld. De vooroorlogse infiltraties in de communistische organisaties worden voortgezet in de nieuwe ondergrondse organisaties. Deze infiltraties kosten ongeveer 1000 communisten het leven (in Den Haag minstens 130).
Verschillende leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst gaan augustus in het kader van het Englandspiel de Sicherheitsdienst assisteren bij het opvangen van gedropte agenten; deze agenten zijn door hun vooroorlogse pro-Duitse chef van de Inlichtingendienst François van ’t Sant vanuit Londen uitgezonden. Dit Spiel zal ongeveer 70 mensen het leven kosten.
De Politie Inlichtingendiensten stellen in de herfst lijsten op van Joodse bedrijven en onroerend goed.
In november wordt de Inlichtingendienst opgenomen in de nieuwe door de Duitsers opgerichte Documentatiedienst, waarover Crabbendam de leiding krijgt. De belangrijkste taak is het opsporen van actieve communisten. Het kost tegen de tweehonderd communistische verzetsmensen het leven; na de oorlog zal Crabbendam hiervoor expliciet beloond worden met een hoge functie bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
1941:
Politie Inlichtingendiensten arresteren door hen opgespoorde communisten en martelen die bij verhoren.
Politie Inlichtingendiensten leveren op Duits verzoek namen van vooroorlogse leden van de CPN en RSAP om naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet Unie vermoord te worden. Het kost meer dan tweehonderd communisten het leven.
In Berlijn houden de Duitse leden van de IKK in een gebouw van de IKK een vergadering waarbij tot het uitmoorden van de Joden besloten wordt. Bij de vergadering zijn het hoofd van de Gestapo Reinhard Heydrich en zijn directe ondergeschikte Heinrich Müller, die het moet gaan uitvoeren (Adolf Eichmann is als notulist aanwezig).
1942:
De Politie Inlichtingendiensten brengen grote aantallen berichten van in concentratiekampen vermoorde communisten naar de nabestaanden, maar blijven communisten opsporen.
De Politie Inlichtingendiensten sporen na de eerste deportaties van Joden ondergedoken Joden op.
In december 1942 vernemen leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst dat de gedeporteerde Joden allemaal vermoord worden, maar blijven Joden opsporen en deporteren.
In december 1942 wordt de Bahnfahndung (treincontrole) opgericht. De Haagse Inlichtingendienstman Krieno Luurssen krijgt de leiding hierover. De treincontrole blijkt zeer succesvol te zijn, waardoor die in mei 1943 verdubbeld wordt en ook de Haagse Inlichtingendienstman Johannes Eckhardt bij de treincontrole komt te werken. Het zal meer dan duizend mensen het leven kosten (Joden, weigeraars Arbeitseinsatz, verzetsmensen, bemanningsleden van neergehaalde vliegtuigen, deserteurs, gevluchte krijgsgevangenen en anderen).
1943:
Een groep Duitse parachutisten onder leiding van Otto Skorzeny bevrijd de gevangen gezette Italiaanse fascistische dictator Mussolini. Door het succes besluit Hitler een speciale terreureenheid onder leiding van Skorzeny op te richten die achter de geallieerde linies kan opereren: het Skorzeny-Kommando.
De Belgische SS’er Pierre Sweerts krijgt een opleiding bij het Skorzeny-Kommando om stilletjes achter de linies te kunnen doden. Sweerts raakt in 1944 betrokken bij een massamoord in België en wordt daarvoor na de oorlog bij verstek ter dood veroordeeld, maar komt daarna wel bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst in dienst.
1944:
Er is aan het Como-meer en in Amsterdam geheim overleg tussen agenten van Duitse, Britse, Amerikaanse en Nederlandse geheime diensten om tot een naoorlogse samenwerking te komen. Er wordt gesproken over ‘stay-behind’ (de eerste keer dat deze term opduikt). Aan de besprekingen nemen aan Duitse zijde onder anderen deel Wilhelm Harster, Karl Wolff, Otto Skorzeny, Helmuth Pröbsting en Pierre Sweerts. Ook de in Nederland woonachtige Duitser Friedrich Schallenberg is in het gebouw aanwezig (maar niet bij de besprekingen); de geheime agenten uit de andere deelnemende landen zijn onbekend gebleven. Pröbsting krijgt opdracht om in Nederland ook een zogenoemd Jagdverband op te richten naast soortgelijke Verbände in België, Denemarken en Noorwegen.
In Nederland wordt de knokploeg José onder leiding van Tjerk Elsinga opgericht, de knokploeg raakt in 1945 bij een schimmige, schijnbaar onzinnige, operatie in gevecht met een groep Duitsers, waarbij een lid van José om het leven komt.
De Duitse Abwehr (contraspionage), Sonderkommando Frank, neemt de Haagse afdeling van de verzetsgroep Geheime Dienst Nederland (GDN) over en start een Spiel dat op het Englandspiel lijkt. De V-Mann Reinder Zwolsman krijgt min of meer de leiding over de GDN. De Duitse contraspionagechef Joseph Schreieder heeft de leiding in het Spiel en Friedrich Frank stuurt Zwolsman aan. Er ontstaat radioverkeer tussen de GDN en het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO) in Londen; het radioverkeer wordt volledig door Schreieder en Frank gecontroleerd, terwijl Zwolsman als boodschapper en doorspeler van opdrachten fungeert. Veel leden van GDN lopen in en uit bij het gebouw van de Duitse contraspionage.
1945 tot mei:
Het Nederlandse Jagdverband krijgt de naam Werwolf. Groepen Nederlandse SS’ers worden zwaar bewapend en er worden geheime wapendepots ingericht, gevuld met automatische wapens, munitie, handgranaten, springstoffen, valse identiteitspapieren, geld e.d. De Duitsers Joseph Schreieder, Traugott Protze en Helmuth Pröbsting hebben de leiding. De SS’ers krijgen een opleiding in ‘silent killing’ om achter de linies als ‘stay-behind’ te opereren. De Belg Pierre Sweerts maakt er deel van uit.
Er komt een afspraak tussen BBO in Londen en de Duitse contraspionage dat de Britse RAF wapens kan droppen, die na de Duitse capitulatie aan de Binnenlandse Strijdkrachten zullen worden uitgereikt. Doel is om de vestiging van een links regime te verhinderen. De wapens worden door Reinder Zwolsman met door de Sicherheitsdienst geleverde vrachtwagens opgehaald en onder toezicht van de Sicherheitsdienst in de Ursulakliniek in Wassenaar opgeslagen. Er zijn honderden automatische wapens en handgranaten bij, zodat geconcludeerd kan worden dat de Duitse bezetter en de Nederlandse regering in Londen bereid zijn een geweldig bloedbad onder de (Haagse) bevolking aan te brengen, mocht die het wagen een nieuw regime te vestigen in plaats van het even onwettige regime in Londen.
1945 na Duitse capitulatie:
Het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) wordt opgericht en komt onder leiding van de voormalige Rotterdamse hoofdcommissaris Louis Einthoven. Einthoven stelt de massamoordenaar Crabbendam aan als hoofd van de afdeling extremisme. Als aanbeveling noemt Einthoven dat Crabbendam dit werk al eerder heeft gedaan (het organiseren van de massamoord op de Haagse communisten in samenwerking met de Sicherheitsdienst). Crabbendam gaat als eerste activiteit na welke uit de concentratiekampen teruggekeerde communisten de massamoord hebben overleefd.
Einthoven wil zijn vooroorlogse samenwerking met Anton van der Waals voortzetten en omdat het de meest gezochte oorlogsmisdadiger is laat hij hem naar het buitenland vertrekken totdat de lucht geklaard zou zijn. Einthoven verbiedt opsporingsactiviteiten naar Van der Waals.
Het BNV raakt verdeeld in twee kampen: een die oorlogsmisdadigers wil vervolgen en uit functies zetten en een andere die samen met oorlogsmisdadigers het communisme willen bestrijden en zo mogelijk een rechtse dictatuur vestigen. Bij de bescherming van oorlogsmisdadigers worden strafdossiers vernietigd of deels leeggehaald; enkele belangrijke oorlogsmisdadigers onder de politie kunnen hun eigen strafdossier vernietigen.
De groep José vormt zich om tot een geheime anticommunistische en criminele organisatie. Er worden moorden gepleegd, waarbij geen politieke maar criminele motieven een rol spelen, en geld geroofd. Hendrik Scheffer en Tjerk Elsinga hebben de leiding.
1946:
De groep José vormt zich opnieuw om tot de meer politiek gemotiveerde dienst Hacke-Elsinga. Er staat een samenwerking met de zogenoemde landsknechten en de Stichting ‘Door de eeuwen trouw’. Deze groepen bereiden een staatsgreep voor om een rechtse dictatuur (mogelijk onder leiding van prins Bernhard als regent) te vestigen, waar op een gegeven moment 15.000 militairen in Den Haag klaar staan. De massamoordenaar van communisten Gerbrandy speelt een leidinggevende rol in de staatsgreep, maar blaast de staatsgreep af als op het laatste moment koningin Wilhelmina op de hoogte wordt gesteld en die de staatsgreep afwijst (zo een staatsgreep had op termijn het einde van de monarchie kunnen betekenen als de democratie weer hersteld zou worden).
Er ontstaat onrust in het land door een reeks half politieke, half criminele moorden in de kringen rond de dienst Hacke-Elsinga. In die kringen worden moorden op de Indonesische onderhandelingsdelegatie en ontvoeringen van politici (onder andere Drees) beraamd.
1947:
Het bureau extremisme van het BNV wordt omgevormd tot de Centrale Veiligheidsdienst (CVD), om zo de echte verzetsmensen in het BNV weg te werken en verder te gaan met louter collaborateurs. De CVD krijgt als enige taak het communisme te bestrijden; aan voormalige NSB’ers wordt geen aandacht meer worden besteed voor zover ze niet in dienst worden genomen. De CVD onderhoudt contacten met de vooroorlogse spion Traugott Protze, die tijdens de oorlog met contraspionage-activiteiten de geallieerden veel schade had berokkend.
Dirk Stikker (Liberale Staatspartij) richt de Stichting Opleiding Arbeidskrachten Nederland (SOAN) op. Stikker had tijdens de oorlog de Stichting van de Arbeid opgericht, welke gebaseerd was op een corporatief (fascistisch) sociaal-economisch model. Na de oorlog zou de Stichting van de Arbeid dictatoriale sociaal-economische bevoegdheden kennen, welke dictatuur als ‘overlegmodel’ werd omschreven. De SOAN was een geheime dienst en had niets met de opleiding van arbeidskrachten te maken. In de SOAN wordt de dienst Hacke-Elsinga opgenomen. De leiding komt te liggen bij Dirk Stikker, Aart Hacke, Tjerk Elsinga, Gerrit Dumont en Leonardus Beljouw. De bedoeling is het communisme te bestrijden, waarbij alle middelen zijn toegestaan. De SOAN ontwikkelt zich tot de grootste criminele organisatie uit de Nederlandse geschiedenis. De organisatie zit vol met collaborateurs, die nu weer op zelfverrijking uit zijn. De SOAN houdt zich bezig met de smokkel van goederen uit Frankrijk en het wegsluizen van tijdens de oorlog vooral van rijke Joden gestolen waardevolle zaken als diamanten, kunst en effecten; die verdwijnen meestal naar Canada en de Verenigde Staten. De regering geeft vrijstelling van inkomstenbelasting over de zeer hoge salarissen voor de ‘werknemers’. De Binnenlandse Veiligheidsdienst wordt verplicht met de SOAN samen te werken.
In Den Haag wordt Willem Visser (Christelijk Historische Unie) tot burgemeester benoemd. Visser wordt benoemd tegen de adviezen van de Commissaris van de Koningin en de wensen vanuit de gemeenteraad. Zijn partij CHU is in Den Haag een piepkleine partij. De belangrijkste reden van de benoeming is zijn lidmaatschap van de SOAN en de voorgangers daarvan. Hij neemt Willem Bos als secretaris vanuit zijn vorige standplaats mee. Willem Bos is medewerker van de BVD en vervulde tijdens de oorlog een rol in een ‘knokploeg’, maar er wordt geheim gehouden wat die rol is en welke knokploeg het betreft, zodat het waarschijnlijk een van de criminele groepen aan het eind van de oorlog si; mogelijk was hij lis van José.
1948:
De CVD wordt gereorganiseerd en gaat Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) heten.
1949:
Burgemeester Visser wordt betrapt op diefstal in samenwerking met zijn secretaris Willem Bos. Bos is beheerder van het mogelijk voor confiscatie in aanmerking komende vermogen van de NSB’er Bonté. Bonté had een deel van zijn vermogen in Zwitserland gestald, waardoor het niet in beslag kon worden genomen, maar Bonté kan er niet bij omdat hij huisarrest heeft. Bos en Visser bieden aan geld illegaal uit Zwitserland te halen (illegaal, want het geld behoort aan de Nederlandse staat toe en bovendien is op dat moment de invoer van geld verboden), waarna ze een deel als beloning zullen krijgen. Bos overhandigt een deel van het geld aan Crabbendam, zodat die zich ook schuldig maakt aan diefstal van rijkseigendom. Visser steelt echter een groter deel van het opgehaalde geld, waarna Bonté aangifte doet. Justitie wil niet ingrijpen, maar een Zwitserse journalist is achter de affaire gekomen en dreigt met publicatie. Visser en Bos worden gearresteerd en Visser moet aftreden. Visser wordt alleen vervolgd voor het smokkelen van geld en niet voor de diefstal. Hij verklaart voor de rechtbank dat het geld bestemd was voor geheime operaties van de SOAN. Minister Van Maarseveen van Binnenlandse Zaken legt een geheime verklaring voor de rechtbank aan, waarvan zoveel bekend wordt dat Visser actief was voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst. De rechter veroordeelt Visser tot een belachelijk lichte gevangenisstraf gezien de ernst van het misdrijf. Iemand met een minder hoge status zou zeker tot meer dan een jaar veroordeeld zijn.
In Den Haag wordt de Duitser Friedrich Schallenberg vermoord. In plaats van de moordbrigade wordt het misdrijf onderzocht door de Inlichtingendienst die daar incapabel voor is. Er blijkt dat de onderzoekende rechercheur in dienst van de Inlichtingendienst onoirbare financiële transactie met Schallenberg heeft verricht, maar wordt niet van de zaak afgehaald. Er blijkt dat de moord te maken heeft met de overdracht van miljoenen guldens aan effecten, die afkomstig zijn uit het vermogen van de voor de Duisters werkende zwarthandelaar Mucke. na de oorlog was dat vermogen door Mucke gestald bij burgemeester Visser, om inbeslagname te voorkomen. Terwijl voor iedereen duidelijk is dat er sprake is van moord en er een getuige is die zegt dat de moord door Pierrre Sweerts is gepleegd (‘silent killing’) wordt de moord als zelfmoord geregistreerd. Het eindrapport wordt niet normaal opgeborgen , maar verborgen in de kluizen van de Haagse Politie Inlichtingendienst.
1950:
Het BVD-hoofd Crabbendam is betrokken bij de onwettige vrijlating van de massamoordenaar Van Soolingen; Crabbendam stuurde Van Soolingen aan bij diens massamoordactiviteiten.
1952:
De SOAN is door de vele moorden en diefstallen en rechtszaken tegen leden met betrekking tot moorden tijdens en vlak na de oorlog zo in diskrediet geraakt, dat die moet worden opgeheven. Een deel van de leden gaat over naar de nieuwe organisatie Operatiën & Inlichtingen (O&I), waarbij de voormalige leidende SOAN-leden Hacke en Beljouw een leidinggevende rol gaan spelen naast Marinus Ruppert en Theo van Lier. Het doel van O&I is het voorbereiden van ‘stay-behinds‘ en het aanleggen van geheime wapenopslagplaatsen inclusief andere nuttige zaken voor ondergrondse operaties. Deze term ‘stay-behinds‘ dook het eerst op bij de operatie Werwolf en het idee van de wapenopslagplaatsen is identiek aan de operatie Werwolf, waarbij de operatie Werwolf een rechtstreeks vervolg van Hitlers idee van de Skorzeny-Kommando’s was. O&I gaat net zo als de operatie Werwolf in West-Europees verband samenwerken. Later worden dit soort organisaties aangeduid met de term ‘Gladio‘ die van de Italiaanse organisatie af komt.
Er worden 40 wapendepots ingericht, waarbij op makkelijk toegankelijke plekken in parken en bossen anderhalve meter onder de grond een arsenaal aan wapen verborgen worden: 525 pistolen, 175 kaliber 9 mm stenguns met munitie, 700 handgranaten, kneedbare springstof C4 met chemische tijdontstekers, brandbommen met tijdpotloden, vuurkoord en snelvuurkoord, 8 bazooka’s met ieder drie rockets, 16 karabijnen en 16 pistolen met silencer en slee-guns (een wapen voor sluipmoordenaars).
1961:
De VVD-minister van Binnenlandse Zaken Toxopeus uit het kabinet van de fascist De Quay verleent de Delftse Inlichtingendienstman Jan Lukas Bokhove een Koninklijke Onderscheiding. Bokhove had in 1941 (en vermoedelijk ook daarna), veel communisten gearresteerd. De arrestaties waren onwettig, omdat er geen aanwijzing voor enige overtreding van een Nederlands wetsartikel was. Bij de arrestaties van de ‘Kommunistische Funktionäre‘ arresteerde hij de vader van twee gevluchte gezochten en bedreigde hem met de dood in een concentratiekamp als de zoons zich niet zouden melden; de zoons melden zich en zijn in een concentratiekamp vermoord. Veel meer door Bokhove gearresteerde Delftse communistische verzetsmensen zijn op gruwelijke wijze om het leven gekomen. Hiervoor had hij na de oorlog ontslagen en tot een gevangenisstraf moeten worden veroordeeld. Toen de communisten protesteerden tegen de verlening van de onderscheiding gaf de minister aan dat Bokhove ‘goed’ had gehandeld. Hier mee gaf de Toxopeus aan dat het een goed idee is om communisten massaal te vermoorden.
1967:
De Italiaanse stay-behind-organisatie Gladio pleegt een bomaanslag in Milaan, waarbij 17 doden vallen. De schuld wordt aan links gegeven en 80 linkse mensen worden gearresteerd, waarvan er een vanaf de vierde verdieping uit een politiebureau dood wordt gegooid. O&I blijft met Gladio samenwerken.
1978:
De Italiaanse stay-behind-organisatie Gladio ontvoert de Italiaanse ex-premier Aldo Moro; zijn lichaam wordt later in de kofferbak van een auto teruggevonden. De schuld wordt aan links gegeven. O&I blijft met Gladio samenwerken.
1908:
De Italiaanse stay-behind-organisatie Gladio pleegt een bomaanslag in Bologna, waarbij 85 doden vallen. De schuld wordt aan links gegeven. O&I blijft met Gladio samenwerken.
1980:
Een geplunderd wapendepot van O&I wordt in Velp ontdekt, zowel wapens, munitie, explosieven en geld zijn spoorloos verdwenen.
1983:
De topcrimineel Mieremet meldt zich bij de politie met automatische wapens afkomstig uit een depot van O&I in de Scheveningse bosjes. Het depot blijkt geplunderd te zijn: wapens en geld zijn verdwenen. Omdat de depots alleen aan insiders beken zijn, blijkt hieruit dat er een relatie bestaat tussen het criminele circuit rond Mieremet en de ‘stay-behind’ organisatie O&I. De spraakmakende PvdA’er Max van der Stoel blijkt de leiding te hebben en blijkt nu in plaats van een spraakmakende mensenrechtenactivist een liefhebber van rechts-extremistische terroristische massamoordenaars te zijn. O&I wordt na de schandalen opgeheven en Van der Stoel vernietigt illegaal de archieven, wat suggereert dat hij veel criminele activiteiten te verbergen heeft.
2002:
Omdat het bestrijden van het communisme al decennialang geen enkele zin heeft, wordt de BVD opgeheven en omdat vele honderden geheime agenten toch een goedbetaalde baan moeten hebben, wordt de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) opgericht.
Leden van Operatiën & Inlichtingen
Hacke, Aart Hendrik Willem
Amsterdam 10 mei 1893, Putten, 1 september 1961
Tijdens de oorlog directeur-generaal van de Arbeid, na de oorlog lid van de Tweede kamer voor de Partij van de Vrijheid en trad in 1948 toe tot de VVD, was prominent lid van de misdaadorganisatie SOAN.
Beljouw, Leonardus Hubertus Gerardus van (Leo)
Den Haag 26 september 1908, 4 september 1992
Was tijdens de oorlog lid van de verzetsgroep Militaire Inlichtingendienst (MID), dat onderdeel was van de fel anticommunistische Ordedienst (OD) , was prominent lid van de misdaadorganisatie SOAN, was direct betrokken bij de moord in 1949 op Friedrich Schallenberg.
Ruppert, Marinus
Amsterdam, 1 september 1911, Wassenaar, 27 februari 1992
Lid hoofdbestuur van Nederlandsche Christelijke Landarbeidersbond, lid van de ARP, ging laat in de oorlog in het verzet, na de oorlog vice-president van de Raad van State.
Lier, Theo Johan Antoine Marie van
Heerlen 11 mei 1916, Den Haag 6 juni 1992
Hij was tijdens de oorlog plaatsvervangend directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Nijmegen, lid van de verzetsgroep Albrecht, oorspronkelijk id van de fascistisch georiënteerde RKSP en vanaf 1946 van de PvdA waarvoor hij van 1952 tot 1973 lid van de Tweede Kamer was.
Stoel, Maximilianus van der (Max)
Voorschoten 3 augustus 1924, Den Haag 23 april 2011
Lid van de PvdA, hij was drie keer een periode minister van Buitenlandse Zaken, hij was de laatste leider van Operatiën & Inlichtingen en liet onwettig alle documenten vernietigen om misdrijven te verbergen.
Lardinois, Pierre Joseph
Noorbeek, 13 augustus 1924, 16 juli 1987
Hij was lid van de KVP (partij was aanhanger van de fascistische leiders Salazar, Mussolini en Franco) en minister van Landbouw en Visserij in drie kabinetten.
Kok
Pelt, Gerard
Hij was tijdens de oorlog sabotagecommandant bij een verzetsgroep in Santpoort-Noord (ik vraag me af of hij betrokken was bij de activiteiten rond Hannie Schaft); hij was lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij was van 1953 tot 1983 hoofd Sabotage van Operatiën & Inlichtingen
Gunneweg, Cornelis Gerardus Marie
Rotterdam 10 maart 1915, Gennep 9 maart 1981
Hij was huisarts. Hij was hoofd van de sectie Zuid-Nederland (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) van Operatiën & Inlichtingen.