Toespraken

1. Toespraak van 3 mei 2023 in Den Haag in het kader van Open Joodse Huizen.

2. Toespraak van 4 mei 2024 op de fusilladeplek op de Leusderheide bij kamp Amersfoort in het kader van de dodenherdenking.

  1. Een fiets is een gevaarlijk vervoermiddel.

(Toespraak van 3 mei 2023 in Den Haag in het kader van Open Joodse Huizen. De toespraak was enigszins ingekort vanwege de beperkte spreektijd. Geschat aantal toehoorders 50)

Uit proces-verbaal:
Rijwiel:
Merk Technica, nummer 120372
Zwart gelakt damesrijwiel
Electrische lantaarn merk Noblita
Rubber gezondheidszadel merk Anker
Zwarte zeildoeken kettingkast met nikkelen rand
Wit rubberen voorbuitenband merk Fionluxe
Zwarte achterbuitenband merk Dunlop
Op rijwiel bevestigd lederen tasch, was ongemerkt, bevatte zwart emaillen pannetje met aardappelen en groente, vermoedelijk andijvie.

Een verhaal over een keten van arrestatieacties tegen leden van het communistisch verzet.

Het communisme propageerde gemeenschappelijk bezit en voor iedereen een gegarandeerde baan. Dit was bij de bittere armoede van het begin van de 20e eeuw voor velen een aantrekkelijke gedachte. De eerste stap van het communisme was de vestiging van een socialistische staat, waarbij alle productiemiddelen in handen van de staat zijn.

De Russische revolutie van 1917 maakte het bedrijfsleven bang. Daarom werd een geheime dienst opgericht om het communisme te bestrijden en het bedrijfsleven te steunen. De naam was Centralen Inlichtingendienst en werd bij het leger ondergebracht. Op gemeentelijk niveau kwamen er Politie Inlichtingendiensten die gegevens over eerst communisten en later allerlei linkse groeperingen verzamelde. In 1925 voerden minister van Justitie Schokking en de Amsterdamse procureur-generaal Baron van der Feltz correspondentie over het aanleggen van een lijst van ‘communistische misdadigers’. Later, toen er ook andere links geachte personen geregistreerd werden, werd dat de lijst van ‘linksextremisten’ van de Centralen Inlichtingendienst die zou bijdragen aan de dood van meer dan meer dan duizend communisten.

De communisten zijn per definitie ‘misdadigers’.

Na de Eerste Wereldoorlog vonden communisten dat de werkende klasse in verschillende landen niet meer misbruikt mocht worden om in oorlogen te sterven ten gunste van de winst van wapenfabrikanten; de wederzijdse steun werd internationale solidariteit genoemd.

In 1933 kwam Hitler aan de macht, waarbij eerdere criminele acties van de Centralen Inlichtingendienst bijdroegen aan zijn verkiezingsoverwinning. Hitler begon een massamoord op eerst communisten en later op Joden.

In 1936 deed de Spaanse generaal Franco een staatsgreep en brak de Spaanse burgeroorlog uit. Doordat het grootste deel van het leger naar Franco was overgelopen, beschikte de wettige regering nauwelijks over manschappen en wapens. Fascistische landen als Duitsland, Italië, Portugal en Japan steunden Franco. Andere West-Europese landen steunden Franco indirect door zogenaamde neutraliteit, waardoor de regering nauwelijks wapens kon kopen. Nederland verdiende veel geld aan de doorvoer van militaire en niet-militaire steun uit Duitsland aan Franco.

Een aantal Hagenaars ging naar Spanje om dienst te nemen bij de Internationale Brigade die onderdeel was van het leger van de wettige Spaanse regering. Een kleine duizend Nederlanders, meest communisten, sloot zich aan bij de Internationale Brigade.

De Hagenaar Willem de Lathouder trad in 1936 toe tot de Internationale Brigade. Najaar 1936 ging de communistische arts Gerrit Kastein drie maanden naar Spanje om medische hulp te bieden.

In 1937 kwam Willem de Lathouder met zijn Spaanse vrouw op verlof in Nederland en woonde toen in het communistische gemeenschapshuis in de Bankastraat 131, dat was opgericht door Eliezer Ziekenoppasser, roepnaam Leo.

Het huis helemaal rechts is het communistisch gemeenschapshuis in de Bankastraat 131 in Den Haag.

De Hagenaar Evert Ruivenkamp vertrok begin 1938 ook naar Spanje en raakte bevriend met Willem de Lathouder. In juli 1938 wordt De Lathouder ingezet bij een stormaanval op vijandelijke stellingen. De Lathouder achtte de kans groot dat hij zou sneuvelen en vroeg aan de vooravond van de stormaanval aan zijn vriend Ruivenkamp om in dat geval met zijn vrouw te trouwen en voor zijn zoontje te zorgen. De Lathouder sneuvelde en Ruivenkamp ging als beloofd een relatie met zijn vrouw aan en trouwde in 1940 met haar. Bij het opheffen van de internationale brigade eind 1938 reisde Ruivenkamp terug naar Den Haag en ging met zijn vrouw wonen in het communistische gemeenschapshuis in de Bankastraat.

In 1939 kwam de Spanjestrijder Sally Dormits, een zwager van Leo Ziekenoppasser, ook korte tijd in de Bankastraat 131 wonen. Sally had in Spanje niet bij de infanterie, maar bij de luchtbescherming en de Zuid-Amerikaanse Brigade gediend, zodat hij Ruivenkamp daar nog niet kende, maar in 1939 ontstond er wel een band tussen die twee. Sally vond een baantje als kantoorbediende op de Denneweg en vertrok al spoedig weer en ging in de Begoniastraat 146 wonen. Sally was op jeugdige leeftijd uit Nederland vertrokken en had lange tijd in Brazilië gewoond, waardoor hij zijn Nederlandse nationaliteit verloor en stateloos was. In 1940 kreeg hij zijn Nederlandse nationaliteit terug, waarbij zijn lidmaatschap van de Internationale Brigade geen bezwaar was. Toen hij genoeg geld bij elkaar had, kocht hij in 1941 een fiets bij Cycle Import, waar zijn zwager Leo bedrijfsleider en boekhouder was. Dat bedrijf verkocht fietsen met een levenslange garantie. Voor die garantie moest flink extra voor betaald worden, maar in de praktijk is de fiets meestal gestolen voordat er beroep op de garantie kan worden gedaan.

Een advertentie voor de gekochte fiets met levenslange garantie.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen en Nederland capituleerde op 15 mei 1940.

Op 15 mei vergaderde het CPN-bestuur in het partijbureau in de galerij in Amsterdam, waar nu de Nederlandse bank staat. Er werd besloten zo lang mogelijk met de lopende activiteiten door te gaan en een overgang naar de illegaliteit voor te bereiden. De leiding kwam te liggen bij een driemanschap, waarbij Paul de Groot, en een reserveleiding voor het geval van arrestatie van de leiding. Ook werd besloten tot voorlopig geen gewapend verzet, maar wel propaganda en sabotage, en geen deelname van Spanjestrijders, want die liepen te veel gevaar en waren daarmee een gevaar voor anderen.

Op 16 mei CPN vergaderde de CPN in Den Haag bij Toon van der Kroft op de Marktweg 263 voor overleg met partijleider Louis de Visser, want die was net vrijgelaten nadat de Nederlandse regering hem gearresteerd had als vriendschapsgebaar naar de vijandige Duitsers. Gerrit Kastein en nog twee Haagse communisten waren ook bij die vergadering.

Marktweg in Den Haag.

Op 17 mei werd bij Toon van de Kroft thuis aan de Marktweg het Haags communistisch verzet opgericht door Toon van der Kroft, Gerrit Kastein, Jan Geluk en Willem van ’t Veen. Besloten werd tot wel gewapend verzet door een klein groepje Spanjestrijders, sabotage, organiseren van stakingen en economische en militaire spionage.

Enige tijd later werd de Nederlandse Volksmilitie opgericht, die een brede gewapende verzetsbeweging moest worden, maar in de praktijk een klein groepje bleef. De sabotagegroep pleegde sabotagedaden, zoals brandstichtingen maar die hadden weinig succes. De stakingen hadden iets meer succes en het grootste succes was dat door Arie Kloostra ontdekt werd dat de Duitsers het plan hadden de Sovjet Unie aan te vallen. In augustus 1940 werd via de landelijke partijleiding en de groep Wollweber een waarschuwing voor de aanval aan Stalin overgebracht, waarbij ook de militair belangrijke informatie dat de bevoorrading van het leger in belangrijke mate per vliegtuig zou gebeuren. Ook de Volksmilitie kwam nauwelijks van de grond.

De fiets veranderde van eigenaar.

Het huwelijk van Sally liep stuk, waarschijnlijk waren de echtelieden door zijn vertrek naar de Spaanse burgeroorlog uit elkaar gegroeid. De officiële scheiding volgde op 22 februari 1942. Sally verkocht zijn huisraad, inclusief fiets, aan zijn vriend Ruivenkamp en vertelde zijn buren dat hij in Rotterdam ging wonen. Daarmee kwam de garantie op de fiets te vervallen. Hij had in de jaren twintig ook al in Rotterdam gewoond in onder andere in de Bajonetstraat. Ruivenkamp kan nu met zijn vrouw en geadopteerd kind een woning betrekken in de Lavendelstraat 48.

Sally dook in Rotterdam onder, want hij schreef zich niet bij het bevolkingsregister in. Zijn tweede onderduikadres was in de Bijlwerffstraat 35. Hij ging fulltime voor het verzet werken en Gerrit Kastein regelde dat hij van het communistische Solidariteitsfonds geld kreeg voor levensonderhoud en verzetsactiviteiten. Sally maakte nu veel werk van de Volksmilitie, die een stuk groter werd door een fusie met een soortgelijke Rotterdamse groep die veel groter was en vermomd ging als een voetbalclubje met de naam De Pechvogels. In korte tijd groeide de groep uit tot ruim 300 personen, met relatief veel Joodse leden (15-20%). De groep stichtte brand in bioscopen waar Duitse propagandafilms werden gedraaid en pleegde bomaanslagen. Verder werden er plannen gemaakt om het telefoonverkeer van de Duitse kustverdediging in geval van een geallieerde invasie plat te leggen.

Op instigatie van Gerrit Kastein werden er aanslagen op spoorlijnen gepleegd door lokale groepen bij Deventer en Hengelo, waarbij aansturing vanuit de Nederlandse Volksmilitie plaats vond. De bedoeling was het vervoer van geroofde goederen en gedwongen arbeidskrachten naar Duitsland te verstoren.

Rotte-spoorviaduct in Rotterdam.

Isaac Sies en Jacobus Hoek van de Nederlandse Volksmilitie pleegden een bomaanslag op de spoorlijn over het Rotte-viaduct. Ze gebruikten trotyl dat via een touwtje tot een ontsteking werd gebracht. Helaas reed een spoorwegbeambte met een als fiets aangedreven karretje over de rails tegen het touwtje en de bom ging voortijdig af. De dreun werd in heel Rotterdam gehoord. Niet veel later zou een trein met Duitse militairen op weg naar Frankrijk over het viaduct gereden zijn. Als de bom door de trein tot ontploffing was gebracht, was die waarschijnlijk ontspoord en van het viaduct gestort zijn met tientallen dode militairen tot gevolg.

De Duitsers waren woest en gijzelden vijf prominente Rotterdammers. Ze eisten dat de daders van de bomaanslag zich zouden melden en anders zouden de gijzelaars worden doodgeschoten. De daders meldden zich niet en de gijzelaars werden doodgeschoten. Daarbij was Christoffel Bennekers, de vooroorlogse chef van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst die in december 1940 door de bezetter werd afgezet. Bennekers had voor de oorlog met de Gestapo in Hamburg samengewerkt om de activiteiten van de communisten in de haven tegen te gaan. Daarbij huurde hij Anton van der Waals als politiespion in; Van der Waals zou tijdens de oorlog nauw met de Sicherheitsdienst samenwerken en wordt beschouwd als Nederlands grootste landverrader. Hij werd na de oorlog ter dood veroordeeld en geëxecuteerd; in de geschiedschrijving van Lou de Jong wordt de samenwerking tussen Van de Waals en de Inlichtingendienst willens en wetens verzwegen. Inlichtingendienstchef Bennekers heeft voor de oorlog de namen van een groot aantal communisten aan de Gestapo doorgegeven, wat leidde tot de gruwelijke dood van meer dan tien communisten. Dus de mislukte bomaanslag leidde toch nog tot een klein succesje.

Gerrit Kastein vond dat de sabotage in Den Haag ook effectiever moest worden. Er moest een spectaculaire brand komen die enerzijds de Duitsers serieuze schade berokkende en anderzijds een signaal aan de bevolking gaf dat het verzet actief was. In overleg met Ruivenkamp werd gekozen voor een object dat flink kon fikken: een hooi- en stro-opslagplaats van de Wehrmacht. Hooi en stro waren strategische militaire goederen omdat er in de legers nog veel van paarden gebruik werd gemaakt. Ruivenkamp, die bij de brandweer werkte, zou zorgen voor brandhulzen die gebruikt werden om branden te stichten voor blusoefeningen.

Evert Ruivenkamp

Op 13 oktober tegen 10 uur ’s-avonds ging Ruivenkamp met vier kompanen op de fiets op pad om het opslagbedrijf Montan in brand te steken. Bij de kompanen was ook Piet Wapperom, die we later in mijn verhaal nog tegen zullen komen. Drie kompanen hadden opdracht om op de uitkijk te staan en de snoeren van de hoorns van alarmtelefoons voor politie en brandweer door te snijden en de vierde, brandweerman Henk Middendorp, ging met Ruivenkamp mee. Ruivenkamp had achterop een aktetas met een prak aardappelen met andijvie achterop zijn fiets gebonden, want hij had nachtdienst bij de brandweer. Hij zette zijn fiets neer tegen een muurtje tegenover de toegangspoort van Montan.

Het doorgeknipte prikkeldraad van de toegangspoort van Montan.

Ruivenkamp en Middendorp klommen over het toegangshek, waarbij hij het prikkeldraad bovenop doorknipt en sprongen naar beneden. Vervolgens gooiden zij in verschillende richtingen een paar brandhulzen in het hooi. Ruivenkamp had in Spanje kennelijk goed geoefend in het gooien van handgranaten, want een van de hulzen vloog over de schutting en belandde in een kinderwagen. De moeder kwam juist naar buiten, zag de vonken uit de kinderwagen komen en kon nog net op tijd haar kind eruit grissen.

Op dat moment liep vijftig meter verderop een nachtwaker met politiehond. Hij hoorde rumoer en draaide zich om verder en zag iets door de lucht vliegen. Vervolgens zag hij iemand over de poort klimmen, naar beneden springen en op een fiets wegrijden. Vervolgens zag hij een tweede man naar beneden klimmen, hij riep hem aan, maar de man, Ruivenkamp, vluchtte weg. De nachtwaker stuurde zijn hond erop af en die beet Ruivenkamp in de enkel. Ruivenkamp trok een dolk en stak de hond dood. Maar hij kon niet meer bij zijn fiets komen en vluchtte lopend weg; de nachtwaker moest al snel de achtervolging staken, hoorde ‘vuur’ roepen en ging de brandweer waarschuwen. Misschien moest Ruivenkamp die nacht meehelpen een grote uitslaande brand bij Montan te blussen. Het was behalve enkele bombardementsbranden een van de grootste branden van de twintigste eeuw in Den Haag. De opslagplaats werd geheel vernietigd.

De ravage na de brand.

De Duitsers waren woedend en eisten van de politie een gedegen onderzoek. Ze vermoedden dat de communisten er achter zaten. Er werden 30 politiemannen ingezet, de leiding had commissaris Nanning Pool die in 1923 al jacht op communisten maakte als chef van de Haagse Politie Inlichtingendienst.

De politie vond de fiets.

Een van de weinige sporen die de politie vond, was de fiets met andijvie, die meteen opviel. De fiets werd bekeken en ze zagen het merkplaatje Technica en een framenummer. Ze gingen naar een fietsenwinkel en daar kregen ze te horen dat het een merk van Cycle Import was, die met zijn goedkope fietsen veel fietsenwinkels het brood uit de mond stootte. De politie vond door de vele advertenties in kranten makkelijk het adres: Rijswijkseweg 55.

Het fietsplaatje.

Bij Cycle Import kwam de politie bij de bedrijfsleider Leo Ziekenoppasser terecht. Die vertelde hen trots over de goedkope fiets voor de arbeider en de garantie voor zolang de eerste koper bleef leven en eigenaar bleef. De politie vroeg hoe ze wisten of iemand de eerste koper was. En Leo vertelde dat ze daarvoor een registratie met naam en framenummer hadden. De politie wilde weten wie de koper was en Leo zag tot zijn stomme verbazing dat het zijn zwager was, maar hield zijn mond. De politie keek over zijn schouder mee en las Dormits in de Begoniastraat. In de Begoniastraat hoorde de politie dat Dormits een half jaar eerder naar Rotterdam was vertrokken. In het reserve-bevolkingsregister, dat was aangelegd voor de registratie van de persoonsbewijzen, vonden ze zijn signalement, foto en dat hij Joods was. Er ging 15 oktober zelfs een radio-opsporingsbericht uit, zodat heel Nederland wist dat Dormits gezocht werd. In het archief van de Haagse Politie Inlichtingendienst lazen ze dat Dormits een communist en Spanjestrijder was. Op 17 oktober gingen twee Haagse politiemannen naar Rotterdam om daar met inspecteur Kors van der Wilt en rechercheur Johan van Delft van de Rotterdamse Inlichtingendienst te overleggen hoe Dormits opgespoord kon worden.

Samuel (Sally) Zacharias Dormits

Op 17 oktober 1942 was Sally Dormits ergens op bezoek geweest. Hij had een dunne aktetas bij zich. Vermoedelijk had hij ergens illegale krantjes opgehaald of naartoe gebracht. Op de terugweg ging hij nog even langs bij de bakker. Voor hem was een gezette vrouw aan de beurt. Toen zij weg ging bestelde Sally zijn brood. Hij zag dat de vrouw haar handtas in de vitrine had laten staan. Hij bedacht dat daar vast haar persoonsbewijs in zat en dat hij een persoonsbewijs nodig had voor zijn nieuwe partner Saartje van Gigch, waarmee hij was gaan samenwonen; zij was de gescheiden vrouw van een communistische Spanjestrijder. Toen de winkeljuffrouw zich omdraaide om het brood te pakken, propte hij de handtas vliegensvlug in zijn aktetas, die toen niet meer dicht kon. De gezette vrouw was ondertussen thuis bij haar woning aangekomen en toen ze haar huissleutel uit de handtas wilde pakken merkte ze dat ze die in de winkel had laten staan Ze ging gauw terug. Bij de bakker kwam net Sally naar buiten, ze herkende hem en vroeg of hij haar handtas had zien staan. Sally zei ‘nee’. Ze zag de uitpuilende aktetas, terwijl Sally zijn brood in de hand had en herinnerde zich dat de aktetas eerst plat was. Ze vroeg wat er in die aktetas zat. Sally wist zo gauw geen antwoord en zei ‘niets’, terwijl die duidelijk propvol was. De vrouw griste de tas uit zijn handen, keek er in en zag haar handtas. Ze begon te roepen ‘tasjesdief’ en Sally werd vastgepakt door passanten. Toevallig kwam er net een hulpagent aanlopen en die werd op de hoogte gesteld. Sally werd met zijn pols geboeid aan die van de agent en afgevoerd naar het politiebureau in de Oostervantstraat. Daar werd hij in het arrestantenlokaal geplaatst.

De hulpagent verwijderde zich voor overleg met de wachtcommandant. Plotseling hoorden de twee een luide knal. Ze gingen naar het arrestantenlokaal. Daar lag Sally op de grond in een plas bloed. Hij had zich door het hoofd geschoten. De politiemannen waren verbijsterd: een tasjesdief werd bijna altijd na een of twee dagen naar huis gestuurd, dus was er geen reden om je door je kop te schieten. Er werd een ambulance besteld en Sally werd naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij een uur later overleed.

Voordat Sally werd afgevoerd hadden de politiemannen hem nog gefouilleerd. Ze vonden een huissleutel, een persoonsbewijs met pasfoto van Sally ten name van Rummens. Rummens bleek later een Amsterdamse communistische verzetsman te zijn, die zijn persoonsbewijs voor onderduikers had afgestaan. Verder vonden ze een half jaar oud kassabonnetje van een winkel en een textielkaart ten name van Dormits. Toen gingen alle alarmbellen af, want dat was de brandstichter wiens opsporing werd verzocht. Ze belden het hoofdbureau, waar de boodschap aan de Inlichtingendienst werd doorgespeeld. De Haagse rechercheurs zaten daar nog; meteen gaan twee Rotterdamse en Haagse politiemannen naar de Oostervantstraat en de Haagse politiemannen commissaris Nanning Pool en hoofdinspecteur Herman Assink kwamen hals over kop uit Den Haag over.

De Rotterdamse inspecteur van politie Kors van der Wilt van de Inlichtingendienst (groep X).
De Rotterdamse rechercheur Johan van Delft van de Inlichtingendienst (groep X).

De politiemannen werden niets wijzer, alleen het oude kassabonnetje was misschien een spoor. Van der Wilt, Van Delft, Pool en Assink gingen naar de winkel en het bleek een ijzerwarenwinkel te zijn. De eigenaar kon zich de koper nog herinneren, omdat die zo een rare bestelling deed, bovendien verzocht die vanwege de hoeveelheid of het aan huis bezorgd kon worden. Na enig zoeken werd het adres in het orderboek gevonden: Bijlwerffstraat 35. De politie ging er heen: op het naambordje stond P. Baan. Er werd niet open gedaan en ze gingen met de huissleutel naar binnen. Er was binnen niets bijzonders te zien. Er werd aangebeld en ze lieten de bezoekster binnen. Ze kwam haar bontmantel afhalen die ze bij mevrouw Baan ter reparatie had gegeven. Ze lieten haar de foto van Sally zien en vroegen of zij hem kende. Ze zei: ‘Ja, die heeft een kamer op de zolder gehuurd’. De politie ging naar de zolder en zagen daar allerlei chemicaliën. Het waren explosieven en hoogbrandbare materialen: kaliumchloraat, fosforzuur, zoutzuur, ijzervijlsel (waarschijnlijk aluminiumvijlsel) drie trotylblokken en een aantal kant en klare brandbommen. Ze hadden een bommenwerkplaats ontdekt.

Toen kwam de hoofdbewoner met zijn vrouw thuis, het was Pieter Baan. De politie was dus binnen gekomen in het gekkenhuis van het Pieter Baan-centrum van het communistisch verzet. Verder zoeken leverde een stapel papieren op. Ze lazen verslagen over verschillende bomaanslagen en brandstichtingen in bioscopen. Daarbij was de onopgeloste bomaanslag op de trein met verlofgangers. De politie was dolenthousiast. Verder vonden ze een stapel papieren in code. Het bleek een kinderlijk eenvoudige code te zijn en ze kunnen het ter plekke ontcijferen (vermoedelijk A=1, B=2, enz.). Het was een ledenlijst van de Nederlandse Volksmilitie met adressen.

Toen werd er opnieuw aangebeld. De politie deed open. Pieter Baan verwachtte hem kennelijk en had iets bedacht. Hij riep keihard naar de politie: ‘Daar zul je je maten hebben!’ Het was Henk Speksnijder.

Henk Speksnijder hoorde roepen en besefte dat er onraad was en vluchtte; de politie kon hem niet achterhalen. Een paar maanden later ontdekte de politie bij een arrestant in zijn schrijfboekje een afspraak. De politie en Sicherheitsdienst wachtten de afgesproken persoon op. Hij wilde nog vluchten, maar werd tegen de grond gedrukt en een Sicherheitsdienstman trapte hem op zijn gezicht, zodat zijn kaak meervoudig brak. Bij de Sicherheitsdienst werd hij op de eerste verdieping op een stoel gezet. Plotseling sprong hij op en dook voorover door het gesloten raam. Maar hij bleef met zijn voet in de sponning hangen. Hij werd terug gehesen. Ze vonden in zijn agenda een afspraak voor de volgende dag bij station Hollands Spoor in Den Haag. Daar werd zijn neef Caspar Speksnijder gearresteerd. Caspar werd naar de Sicherheitsdient op het Binnenhof overgebracht en vervolgens naar de kelder. Daar werd hij met een zweep zo afgeranseld dat zijn rug gehakt was en zijn hemd niet meer zichtbaar was, omdat het met het gehakt vermengd was.

Kriminalrat Herbert Wölk; hoofd van de Sicherheitsdienst in Rotterdam

Terug naar oktober 1942. De vier politiemannen besloten de Rotterdams Sicherheitsdienst in te schakelen. Daar was men ook dolenthousiast, want ze hadden niet alleen de brand in Den Haag opgelost, maar ook de bomaanslag. Verder hadden ze de namen van een grote communistische verzetsorganisatie in handen. Het hoofd van de Rotterdamse Sicherheitsdienst Herbert Wölk nam persoonlijk de leiding. Hij liet alle namen en adressen opschrijven en charterde een groot aantal Sicherheitsdienst- en politiemannen; daarbij waren de Inlichtingendienstmannen Kors van der Wilt en Johan van Delft. Ze gingen ’s-avonds op pad om alle mensen te arresteren. Ze konden sommigen niet arresteren omdat ze toevallig niet thuis waren of doordat Speksnijder nog een aantal mensen had kunnen waarschuwen. Er werden ongeveer 130 personen gearresteerd; er waren 15 Joden bij. Ze werden naar een gymnastieklokaal van een school overgebracht. De Joden moesten de laarzen van de Duitse en Nederlandse politiemannen schoonlikken. De arrestanten mochten niet naar het toilet, zodat sommige vrouwen de urine lieten lopen. Een Joodse vrouw moest over de grond gesleurd worden, zodat de rokken als dweil functioneerden om de urine op te vegen. Van der Wilt en Van Delf stonden grijnzend toe te kijken.

Wölk richtte een speciaal Sonderkommando onder zijn leiding op. Het werd gevestigd in de Maastrichtseweg 76 in Scheveningen, vlakbij het Oranjehotel. De arrestanten werden door het Sonderkommando met zware mishandelingen verhoord. Een van die arrestanten was een jonge vrouw genaamd Martha. Zij was afkomstig uit Amsterdam en haar hele familie was gearresteerd. Tijdens de verhoren werd zij mishandeld en bedreigd met gevangenschap in een concentratiekamp voor haar en haar familieleden. Zij kon de druk niet aan en bekende in het verleden De Waarheid te hebben gelezen. Bij doorvragen vertelde ze dat zij werkneemster was geweest van het bedrijf Hollandia-Kattenburg in Amsterdam-Noord en daar De Waarheid te hebben ontvangen. Verder vertelde ze dat de helft van het personeel uit Joden bestond en dat De Waarheid daar op grote schaal werd verspreid. Op een of andere manier vatte de Wölk het op dat alleen de Joden De Waarheid lazen. Dat laatste was natuurlijk onzin, want hij kon weten dat ook niet-Joden ook De Waarheid lazen omdat Martha ook niet-Joods was, maar hij was nou eenmaal in Duitsland geestelijk gedeformeerd door de hersenspoeling met de term ‘jüdischen Bolschewismus’.

De razzia bij Hollandia-Kattenburg, links lopen de Joden en rechts de niet-Joden.

Met deze informatie werd een arrestatieactie in Amsterdam opgezet. Een groot aantal Sicherheitsdienstmannen viel op 11 november 1942 binnen bij het bedrijf. De niet-Joodse werknemers werden naar huis gestuurd. De joden worden in twee groepen gesplitst: Martha moest de lezers van De Waarheid aanwijzen. Er werden ongeveer 140 lezers naar het Oranjehotel afgevoerd en ongeveer 120 niet-lezers gingen naar Westerbork, waar ze in een speciale afdeling voor strafgevallen (S-gevallen) werden geplaatst. Nog dezelfde dag werd een tiental gezinsleden van de arrestanten opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Twee dagen later werden nog eens 20 Joodse werknemers en 135 gezinsleden gearresteerd en naar Westerbork overgebracht.

De lezers werden door het Sonderkommando onderworpen aan verhoren die met zware mishandelingen gepaard gingen. De groep lezers werd gesplitst in een tiental verspreiders van De Waarheid en passieve lezers. De passieve lezers worden op 26 november naar Westerbork overgebracht.

Op 16 november werden al 12 vrouwen en een man naar Auschwitz afgevoerd en op 19 november vermoord. Bijna alle overige strafgevallen werden op 30 november naar Auschwitz gestuurd. De meeste vrouwen, alle kinderen en een paar mannen werden op 3 december vermoord; de meeste mannen werden op 28 februari 1943 vermoord. De meeste overigen, een klein aantal, werden op andere data vermoord. Uiteindelijk overleefden 9 personen de oorlog. De verspreiders van De Waarheid kregen bijna allemaal in een proces de doodstraf. Twee werden gefusilleerd, zeven kwamen in een kamp om het leven, terwijl een naar een tuchthuis wordt gestuurd en zowaar de oorlog overleefde. In totaal werden bij de actie tegen Hollandia-Kattenburg 427 mensen vermoord.

Behalve de dramatische arrestaties bij Hollandia-Kattenburg vonden er nog meer arrestatieacties in Amsterdam plaats. Door de verhoren van de arrestanten waren nog een paar contacten in Amsterdam bekend geworden. De Sicherheitsdienst kreeg de hoop om zo de landelijke leiding van de CPN in handen te krijgen. Het Sonderkommando arresteerde november 1942 nog vier Joodse communisten in Amsterdam; ze werden in Auschwitz of Sobibor vermoord. In januari en februari 1943 werden nog eens 15 communisten door de Rotterdamse Inlichtingendienst gearresteerd. Vier Joden werden in Auschwitz vermoord en vijf niet-Joodse personen werden op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd.

Uit de verhoren kwam een verbinding met het Gooi aan het licht. Dit was voor de CPN erg gevaarlijk, want in het Gooi zaten een aantal communisten ondergedoken die rechtstreeks contact met het leidend driemanschap hadden. Daar werden door het Sonderkommando zeven personen gearresteerd, waarvan er vijf vermoord werden. Een van de arrestanten in het Gooi was Nico Bergsma, die lid was van het reserve-leiderschap van de CPN. Dit geeft aan hoe dicht de Duitsers bij de leiding van de CPN was gekomen.

Gerrit Kastein

Terug naar Den Haag. Gerrit Kastein had samen met Gerben Wagenaar, de leider van het gewapend verzet door de CPN, een gewaagd plan opgesteld om tegelijkertijd door heel Nederland alle arbeidskantoren in brand te steken. Het doel was tweeledig: ze wilden de gedwongen te werkstelling van honderdduizenden Nederlanders in Duitsland tegen werken om enerzijds de dwangarbeiders veel leed te besparen en anderzijds om de Duitse oorlogsindustrie schade toe te brengen. Om de opdrachten voor de gecoördineerde brandstichtingen over heel Nederland over te brengen had hij Piet Wapperom uitgekozen, die bij de brand in de opslagplaats Montan op de uitkijk had gestaan. Wapperom werd door Kastein in contact met Wagenaar en anderen gebracht. Hij kreeg zoveel nieuwe afspraken dat hij de namen moest opschrijven, hoe hij de mensen kon herkennen en hoe hij zich aan andere mensen kenbaar moest maken.

Het stationsgebouw in Utrecht.

Wagenaar regelde een afspraak met Nico Bergsma voor 10 februari 1943 in Utrecht. Wapperom had Bergsma nog nooit ontmoet en moest het blad Signaal, een blad van de Nederlandse Spoorwegen, zichtbaar in zijn linkerzak dragen, zodat Bergsma hem kon herkennen. Toen Wapperom het station, uitliep, werd hij plotseling besprongen door een aantal Sicherheitsdienstmannen van het Sonderkommando. Hij werd naar het bureau van de Sicherheitsdienst in Utrecht gebracht en verhoord, wat met slaan en schoppen gepaard ging. Op Wapperom werd de agenda met afspraken gevonden, waarin voor dezelfde dag afspraken in Utrecht en Arnhem stonden. De betrokkenen werden ook opgepakt; een van hen kwam in het concentratiekamp Neuengamme om het leven.

Nog dezelfde dag werden Wapperom en Bergsma naar Rotterdam overgebracht. Wapperom werd daar dagenlang gemarteld. Hij kreeg een dikke winterjas aan en werd door Martin Kohlen aan een haak aan de muur gehangen, zodat zijn tenen nog net de grond raakten met zijn rug tegen een gloeiendhete verwarming aan. De in Arnhem gearresteerde Albert Veltman werd daar een met een gummiknuppel een gat in zijn hoofd geslagen. Daarna werd hij ook naar Rotterdam overgebracht waar hij dezelfde behandeling als Wapperom kreeg.

In de bij fouillering gevonden agenda van Wapperom werd een reeks afspraken gevonden. De meeste afspraken waren cryptisch opgeschreven en Wapperom kon de Sicherheitsdienst misleiden. Maar bij een afspraak had hij station Staatsspoor opgeschreven. Het was voor Wapperom een soort aanwijzing, want de afspraak was in de Muzenstraat en Wapperom mocht niet stilstaan. Wapperom leidde de Sicherheitsdienst naar een verkeerde plek recht voor het station en hij werd daar met een bezemsteel in zijn broekspijp opgesteld. Het was een afspraak met Gerben Wagenaar. Wagenaar zag Wapperom niet op de afgesproken plek en liep wat in de omgeving. Toen zag hij Wapperom stilstaan met een aantal stilstaande personen om hem heen. Wagenaar vertrouwde het niet, maar hij was vergezeld door zijn zwager en die durfde het wel aan Wapperom te waarschuwen, omdat hij onbekend was. De zwager werd gearresteerd en bleek De Waarheid op zak te hebben; hij kwam in een concentratiekamp om het leven. Wagenaar kon op het nippertje ontkomen. Na de oorlog beschuldigde Wagenaar Wapperom ten onrechte van verraad, waardoor Wapperom onschuldig twee jaar gevangen zat totdat zijn onschuld aangetoond werd.

Café De Kroon in Delft. Bij het kruisje wachtte Piet Wapperom achter het raam op Gerrit Kastein.

Een andere afspraak op 19 februari was in het boekje duidelijk opgeschreven, omdat de plek totaal nieuw was voor Wapperom. Het was een afspraak in café De Kroon in Delft. Wapperom werd daar met een bezemsteel in de broekspijp op een stoel gezet. Precies op het afgesproken uur kwam Gerrit Kastein binnen. Hij werd door de Sicherheitsdienst overmeesterd. De tegenstribbelende Kastein werd naar een gereedstaande auto gesleurd. Bij de auto aangekomen moesten ze hem enigszins loslaten om het portier open te maken en toen kon Kastein een hand los krijgen, een pistool uit zijn zak pakken en op de chauffeur schieten. Dat was de beruchte martelbeul Ernst Knorr die in zijn dij geraakt werd en veel bloed verloor. Hij was voor maanden uitgeschakeld. In de auto werd Kastein geboeid en alsnog gefouilleerd en zijn notitieboekje werd gevonden. De leider van de Haagse Sicherheitsdienst Hans Munt ging er in zitten lezen. Op het Binnenhof aangekomen zei Munt dat hij in het boekje gezien had dat Kastein een half uur later een afspraak had in een koffiehuis bij het station Laan van Nieuw Oost Indië in Voorburg en vroeg hem of hij bereid was er heen te gaan. Kastein zei ‘ja’. De auto keerde en reed richting Voorburg.

Untersturmführer Ernst Knorr die in Den Haag de leiding had over Referat IV A (Bekämpfung Kommunismus) van de Sicherheitsdienst.
Kriminaloberassistent Martin Kohlen

Bij het koffiehuis aangekomen stapte een van de Sicherheitsdienstmannen uit en liep naar het koffiehuis. Op dat moment trok Kastein een pistool en schoot op de chauffeur, de Rotterdamse Sicherheitsdienstman Martin Kohlen, in zijn been; omdat hij geboeid was kon hij niet beter mikken. De chauffeur die een beruchte wrede Sicherheitsdienstman was, was voor enkele maanden uitgeschakeld. Kastein sprong uit de auto en holde weg. Hoewel Kastein een sportman was werd hij snel achterhaald, want geboeid kun je nou eenmaal niet goed hard hollen. Kastein werd de auto in gesleurd en de auto vertrok naar het Binnenhof, waar hij moest uitstappen. Op het Binnenhof trok Kastein opnieuw een pistool, richtte het op zijn borst en haalde de trekker over, maar het wapen ketste.

Anton van der Waals, voor de oorlog spion voor de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst, tijdens de oorlog voor de Sicherheitsdienst.

Over de pistolen is iets meer te vertellen. Kort daarvoor wilde Kastein een filmrolletje met foto’s van Duitse militaire installaties naar Engeland laten smokkelen. Dat wilde hij via een sociaaldemocratische verzetsgroep laten doen. Anton van der Waals was via het Englandspiel in die groep geïnfiltreerd en die werd door de groep gevraagd om het rolletje naar Engeland te smokkelen. Van der Waals bekeek de foto’s, zag dat ze militair belangrijk waren en wilde toen in contact komen met de maker. Daarom bracht de groep die twee met elkaar in contact. Bij enkele ontmoetingen schepte Van der Waals op over zijn contacten met Engeland en het verkrijgen van wapens. Kastein wilde ook wel een goed wapen hebben. Van der Waals leverde hem een pistool dat van de Sicherheitsdienst afkomstig was om te kijken waarvoor het gebruikt werd. Kastein gebruikte het om een berucht NSB-echtpaar te vermoorden. De twee andere pistolen, waarvan een van slechte kwaliteit, waren uit andere verzetsbronnen afkomstig.

De nacht voor zijn arrestatie bracht Kastein de nacht door bij zijn vriend en collega-psychiater jonkheer Feith aan de Stationsweg 4 in Den Haag. De volgende dag sprak hij op Hollands Spoor af met zijn vrouw, die de drie pistolen bracht. Kastein verstopte er een in zijn onderbroek met de loop omhoog en de andere bond hij op zijn dij, waarbij hij een gat in zijn broekzak knipte om er bij te kunnen komen. Hij had de tip van Van der Waals gekregen dat daar bijna nooit gefouilleerd werd en als dat wel gebeurde, dat er dan gedacht wed dat de loop iets biologisch was. Het derde pistool stopte hij in zijn zak. En inderdaad, bij de fouillering voelde de Sicherheitsdienst niet in zijn kruis.

Het Binnenhof in Den Haag. Kastein sprong uit het raam op de tweede verdieping van het torentje. (Na een suggestie van mij aan Ronald van Raak van de SP, is er een plaquette bij de verhoorkamer geplaatst).

Op het Binnenhof werd Kastein naar de verhoorkamer op de tweede verdieping gebracht. Omdat hij zich zo verzette, werd hij op een stoel vastgebonden. De Sicherheitsdienstmannen verwijderden zich voor overleg, maar er bleef een bewaker achter. Plotseling sprong Kastein op, rende met de stoel aan zijn kont naar het raam en dook voorover door het gesloten venster. Hij kwam neer aan de voeten van een collega-psychiater en de echtgenote van een andere collega, mevrouw Ter Braak. Ze kwamen navraag doen naar de psychiater Ter Braak, die gearresteerd was omdat hij geweigerd had de namen van Joodse patiënten door te geven. Hij was de broer van de bekende linkse schrijver Menno ter Braak die in mei 1940 zelfmoord pleegde omdat hij de Duitse bezetter vreesde. Kastein liep een schedelbasisfractuur op en stierf een uur laten in het ziekenhuis. De sprongen van Kastein en Speksnijder waren waarschijnlijk afgesproken; de twee kenden elkaar.

Dit was een van de laatste slachtoffers van het onderzoek dat naar aanleiding van de fiets werd gedaan. Er werden minstens 320 personen gearresteerd waarvan er meer dan 120 in concentratiekampen om het leven komen en ruim 30 gefusilleerd. Met de ramp van Hollandia-Kattenburg erbij zijn er ongeveer 580 dodelijke slachtoffers ten gevolge van de fiets. Maar er zijn er meer.

Een uur na de sprong van Kastein kwam Anton van der Waals bij de Sicherheitsdienst binnen wandelen. Hij was hevig verontwaardigd over de arrestatie van Kastein, want nu was zijn contact met Kastein kapot gemaakt en zag hij een grote beloning aan zijn neus voorbij gaan: vijftigduizend gulden, nu een half miljoen Euro. Hij vertelde dat hij een afspraak met Kastein in het koffiehuis had. Hij zat daar te wachten toen hij een paar luide knallen hoorde: er werd buiten geschoten. Meteen sprongen vier mannen overeind, trokken een pistool en stormden naar buiten. Van der Waals liep er achteraan en zagen dat Kastein in de auto getrokken werd en de auto wegrijden. De vier mannen kwamen te laat om iets te ondernemen. Uit de gang van zaken kan afgeleid worden dat Kastein met Van der Waals een ontmoeting had afgesproken en tegelijkertijd een gewapend viertal van de CPN onder leiding van Lucas Spoor in het koffiehuis gestationeerd had met de bedoeling Van der Waals te liquideren. Kastein had als psychiater bij eerdere afspraken waarschijnlijk de gladde praatjes van Van der Waals doorzien en in combinatie met de onwaarschijnlijke mogelijkheden van Van der Waals en het in het verzet al circulerende signalement van de gevaarlijke verrader geconcludeerd dat zijn contact Van der Waals moest zijn. De liquidatie ging nu niet door, want het viertal gewapende CPN’ers wist niet wie ze moesten hebben.

Lucas Spoor

Van der Waals, een vooroorlogse informant van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst, was een sleutelfiguur in Englandspiel. Daarbij waren vier politieagenten van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst betrokken, een politieagent die voor de oorlog voor de Duitse topspion Protze spioneerde en een politieagent die voor de oorlog bij de NSB betrokken was. Verder was Reinder Zwolsman erbij betrokken en in Londen de voormalige Haagse hoofdcommissaris Van ’t Sant. Twee van de politiemannen van de Haagse Inlichtingendienst waren voor 1935 direct ondergeschikt geweest aan de toen Haagse hoofdcommissaris Van ’t Sant. Door de activiteiten van Van der Waals zijn 54 gedropte agenten om het leven gekomen, waarvan vijf na de sprong van Kastein opgepakt waren. Verder drong Van der Waals verzetsgroepen binnen, waardoor een onbekend aantal gearresteerd is en vervolgens gefusilleerd werd of in een concentratiekamp om het leven is gekomen. Verder speelde Van der Waals de sociaaldemocratische leider Koos Vorrink in handen van de Sicherheitsdienst. Onder bedreiging met de doodstraf speelde Vorrink een koffer met een ledenlijst van het sociaaldemocratisch verzet met ongeveer duizend namen in handen van de Sicherheistdienst. Daarbij waren honderd namen van sociaaldemocraten in Duitsland. De Sicherheitsdienst had toegezegd niets tegen hen te ondernemen, maar beloftes door de Sicherheitsdienst werden vaak niet nagekomen. Bij elkaar kan Van der Waals na de sprong direct en indirect de dood van nog eens meer dan honderd mensen veroorzaakt hebben. Als Kastein door toedoen van de fiets niet gearresteerd was en Van der Waals wel door Lucas Spoor was geliquideerd, waren deze slachtoffers niet gevallen. Daarmee kan de fiets dus de dood van ongeveer 700 mensen hebben veroorzaakt.

De gevaarlijke fiets die zoveel slachtoffers maakte. Deze fiets was een gevaarlijk vervoermiddel dat 700 doden veroorzaakte!

2. De eerste gevangenen in kamp Amersfoort.

(Toespraak van 4 mei 2024 op de fusilladeplek op de Leusderheide bij kamp Amersfoort in het kader van de dodenherdenking. Geschat aantal toehoorders 100)

Geachte aanwezigen,

Ik ben de zoon van een communistische verzetsman die in maart 1942 twee weken in Amersfoort gevangen heeft gezeten. Hij heeft verder ternauwernood de Duitse concentratiekampen overleefd, hij was vier keer op sterven na dood. Verder heeft een oom van mij in Amersfoort gezeten. Hij behoorde tot de eerste groep gevangenen die in augustus 1941 in Amersfoort aankwam. Hij is afgevoerd naar Neuengamme en om het leven gekomen door het Britse bombardement op het schip Cap Arcona.

Mij is gevraagd wat te vertellen over de communisten in kamp Amersfoort. Er hebben in Amersfoort meer dan 1700 communisten gevangen gezeten. Daarvan zijn er uiteindelijk meer dan duizend om het leven gekomen; de meesten in Duitse concentratiekampen. Maar er zijn er minstens tien in kamp Amersfoort om het leven gekomen en meer dan 70 hier in Leusden gefusilleerd.

Ik wil het echter voornamelijk hebben over de eerste communisten die in kamp Amersfoort kwamen. Mijn verhaal gaat over de voorgeschiedenis en hun lot. De geschiedenis die tot de arrestatie van deze groep leidde, wijkt sterk af van alle andere arrestaties die tot opsluiting in Amersfoort hebben geleid. En het heeft geleid tot de inrichting van kamp Amersfoort als gevangenenkamp.

De geschiedenis die tot de opsluiting van communisten leidde, begon al ver voor de oorlog en wel eind 1917 met de oprichting van de Centralen Inlichtingendienst naar aanleiding van de Russische revolutie. De organisatie moest de communisten in de gaten ging houden. In 1922 verklaarde de mister van Justitie de communisten tot misdadigers en er moest een lijst van communistische misdadigers aangelegd worden. Dat is de term die in de correspondentie werd gebruikt. Al gauw werden ook andere linkse elementen op de lijst geplaatst: anarchisten, revolutionair socialisten, antimilitaristen, pacifisten, esperantisten en anderen. Daarom werd de lijst omgedoopt in lijst van linksextremisten.

In 1935 werden de al bestaande contacten met de Gestapo in Berlijn nauw aangehaald. Er kwam een intensieve samenwerking met het hoofd bestrijding communisme Heinrich Müller. Müller was toen al verantwoordelijk voor de moord op tientallen Duitse communisten. Tijdens de oorlog werd Müller hoofd over alle concentratiekampen en was hoofdverantwoordelijke voor de moord op miljoenen mensen, inclusief de vergassing van Joden. Müller was aldus tijdens de oorlog ook de opperste baas over kamp Amersfoort.

Meteen in januari 1935 kreeg de Nederlandse regering van Müller te horen dat communisten met de doodstraf rekening moesten houden als ze in Duitse handen zouden vallen. Dat was voor de regering geen beletsel om in 1936 de lijst met duizenden namen van communisten aan Müller te overhandigen. In 1939 werd een vernieuwde lijst met de namen van 6000 linkse mensen gegeven.

In mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. De politie kreeg van de regering opdracht om door te gaan met hun werkzaamheden, wat er op neer kwam dat het communistisch verzet geïnfiltreerd werd door de lokale Inlichtingendiensten en de informatie aan de Sicherheitsdienst werd doorgespeeld. De jacht op communisten werd meteen geopend. Al op de dag van de inval 10 mei werd de eerste communist in Vaals door de Duitsers gearresteerd. Ook op 12 mei 1940 werden in Zuid-Limburg communisten gearresteerd door de Gestapo in Aken in samenwerking met de politie uit Maastricht; ze werden naar Aken afgevoerd. Ze werden na een paar weken weer vrijgelaten. De inlichtingendiensten kregen te horen dat ze hun werkzaamheden moesten voort zetten. Op 20 mei werd een communist van de lijst van linksextremisten gearresteerd en die kwam in mei 1945 om het leven. Hij was de eerste Nederlander die gearresteerd werd en daardoor om het leven kwam. Een andere communist werd op 29 mei gearresteerd en later in Dachau opgehangen. Op 28 augustus 1940 werd de communist Pieter Philippus van den Berg in het Oranjehotel vermoord. Hij stond ook op de lijst en was de eerste Nederlander die door de bezetter vermoord werd.

Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sowjet Unie binnen. Meteen ging de reeds geplande Aktion CPN van start. In België gebeurde precies hetzelfde. De lokale Politie Inlichtingendiensten moesten communisten aanwijzen en vervolgens arresteren. Iedereen besefte dat velen het niet zouden overleven. De politie wees ongeveer 450 personen aan. Daarnaast wees de Sicherheitsdienst honderd mensen van de lijst van linksextremisten aan die ook door de politie gearresteerd moesten worden. Ze werden naar kamp Schoorl overgebracht. Er werden ook mensen uit de gevangenissen gehaald en naar Schoorl gebracht. En in juli kwamen er nog 50 arrestanten uit Amsterdam omdat daar de gevangenissen vol zaten. Uiteindelijk waren er 650 slachtoffers van de Aktion CPN. Het waren voor het grootste deel verzetsmensen; waarmee de Aktion CPN de grootste actie tegen het verzet is geweest.

Kamp Schoorl zat boordevol en er kon niemand meer bij. Daarom werd besloten het al bestaande legerkamp in Amersfoort te gaan gebruiken voor politieke gevangenen. De eerste tweehonderd communisten kwamen op 18 augustus 1941 binnen en een tweede groep kwam op 1 september. Daarna kwamen geleidelijk andere politieke gevangenen zoals leden van Vrij Nederland, de Ordedienst en Jehovah’s Getuigen. Op 24 oktober 1941 kwam de laatste groep uit Schoorl. Daar zat Joannes Hurkmans bij, die de eerste Lagerälteste werd, maar een slechte reputatie opbouwde doordat hij niet ingreep bij mishandelingen door Nederlandse Kapo’s die daarvoor speciaal uit Buchenwald waren teruggehaald.

Bij elkaar zijn er omstreeks 550 mensen uit de Aktion CPN in Amersfoort terecht gekomen.

Vervolgens vond een tweedeling plaats. Het eerste deel bestond uit driehonderd communisten die in november en december 1941 naar het concentratiekamp Neuengamme werden overgebracht. Het transport vond plaats door de Nederlandse Spoorwegen. Sinds juni 1941 was het algemeen bekend dat er massaal gemoord werd in de concentratiekampen en dus maakte de NS zich schuldig aan hetzelfde oorlogsmisdrijf waarvoor Adolf Eichmann werd opgehangen: het willens en wetens organiseren van het treinverkeer naar een oord des doods. Dit gold niet alleen de communisten, maar alle gevangenen van Amersfoort en Vught die naar Duitse concentratiekampen vervoerd werden.

In Neuengamme werd een experiment gehouden met de verspreiding van de ziekte tuberculose. Enkele Poolse gevangenen werden met tbc besmet en het kamp ingestuurd. De ziekte verspreidde zich razendsnel. Binnen enkele maanden stierven daardoor grote aantallen gevangenen een ellendige dood.

In juni 1942 werden vele honderden gevangenen die in slechte conditie verkeerden in Bernburg met koolmonoxide vergast; daar waren 45 Nederlandse communisten bij. Verder werden op 1 augustus 1942 duizend gevangenen in een tbc-transport naar Dachau afgevoerd. Het transport werd al gauw dodentransport genoemd, omdat er zoveel gevangenen dood uit de trein werden gehaald. Velen stierven daar na korte tijd alsnog, waarbij 45 Nederlandse communisten. In oktober 1942 werden er 16 naar Auschwitz overgebracht: 3 Joden en 13 niet-Joden; ze waren op een na binnen enkele weken dood. Van degenen die in Neuengamme achterbleven, gingen sommigen na verloop van tijd naar andere concentratiekampen, waar ze overleden of de oorlog overleefden. Aan het eind van de oorlog werden duizenden gevangenen uit Neuengamme op drie schepen geplaatst. Op 3 mei 1945 vond een Brits bombardement op de schepen plaats, waardoor meer dan 7000 mensen het leven verloren, waarbij 270 Nederlanders, waarvan weer acht mensen uit de Aktion CPN. Uiteindelijk is 90% van de communisten uit de Aktion CPN die naar Neuengamme gingen om het leven gekomen. In Neuengamme zijn slechts vijf personen uit de Aktion CPN bevrijd.

Wat het deel betreft dat niet naar Neuengamme werd afgevoerd het volgende. In februari en maart 1942 kwamen er opnieuw grote groepen gevangenen in Amersfoort, waarvan het merendeel communist was. Ze werden binnen enkele weken doorgestuurd naar Buchenwald. 37 personen uit de Aktion CPN gingen mee naar Buchenwald. Van deze mensen uit de Aktion CPN is de helft om het leven gekomen, waarvan 5 in het meest gruwelijke van alle concentratiekampen Gross Rosen.

Daarna is het grootste deel dat nog in Amersfoort zat als gijzelaar naar Haaren, Sint Michielsgestel of in 1943 naar Vught gegaan. Vandaar werden sommigen vrijgelaten, maar de meesten werden later in de oorlog naar Duitse concentratiekampen afgevoerd, waar er veel om het leven zijn gekomen. Een klein deel is in Amersfoort gebleven, waar er twee vermoord werden en vier naar een fusilladeplaats gevoerd. Bij elkaar is van dit tweede deel 45% om het leven gekomen. Na maart 1942 was het afgelopen met de communistische meerderheid in Amersfoort.

Verder moet nog genoemd worden dat er veel Joden onder de communisten waren. Tien procent van de slachtoffers van de Aktion CPN was Joods. Ze weren in Amersfoort en ook de verdere concentratiekampen nog veel gruwelijker behandeld. Van deze Joden is 95% om het leven gekomen, terwijl van de niet-joodse mensen 70 % om het leven is gekomen.

Dit is de geschiedenis in een notendop van de eerste gevangenen die in kamp Amersfoort kwamen.