Nederlandse verantwoordelijkheid voor de massamoord op communisten

Inleiding

Bij mijn onderzoek naar het communistisch verzet in de regio Den Haag heb ik ongeveer 570 gearresteerden, waaronder 250 dodelijke slachtoffers, gevonden. Voor ruim 100 heb ik kunnen bewijzen dat het initiatief bij de Nederlandse overheid lag in een operatie die in 1923 gestart werd. Voor nog enige tientallen heb ik kunnen aantonen dat er een grote mate van verantwoordelijkheid bij de inlichtingendiensten lag Voor een twintigtal doden in de regio Rotterdam heb ik aannemelijk gemaakt dat die een uitvloeisel was van de hiervoor genoemde operatie sinds 1923.
Elders in Nederland zijn gelijksoortige massa-arrestaties geweest, die doen vermoeden dat daar een gelijke operatie speelde. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan; bovendien betwijfel ik of er hetzelfde soort bewijsmateriaal gevonden kan worden. Zou de schuld van de Nederlandse overheid evenredig met die van de gebeurtenissen in Den Haag zijn, dan kan de Nederlandse overheid verantwoordelijk worden gehouden voor de moord op ruwweg duizend communisten.
Geen enkele historicus heeft ooit interesse in onderzoek naar deze massamoord gehad. Ze waren en zijn vrijwel allemaal geïndoctrineerd door de koude-oorlogsopleidingen, met bijbehorende geschiedvervalsing, aan Nederlandse universiteiten. In mijn ogen is het absurd dat geen enkele historicus een gedegen onderzoek naar de grootste verzetsgroep van Nederland heeft gedaan. De uitzonderingen hierop betreffen enkele deelonderzoeken door historici die familieverwantschap met omgekomenen hebben.
Ik zal hier een overzicht geven van de gebeurtenissen, beginnende gedurende de Eerste Wereldoorlog. Het overzicht is een korte samenvatting van mijn boek Vuile oorlog in Den Haag. De belangrijkste verwijzingen naar documenten zal ik toevoegen. U zult hier geen politiek georiënteerde referaten aantreffen.
De Haagse communisten dienen als voorbeeld voor wat veel communisten in Nederland is overkomen. Voor de communisten buiten Den Haag is nooit gedegen onderzoek gedaan, maar wat de Haagse communisten is overkomen is een uitvloeisel van door de centrale overheid genomen maatregelen die algemeen geldend voor Nederland waren. Allereerst zal ik definiëren wat een massamoordenaar is.

Massamoordenaar

De logische definitie voor het begrip massamoordenaar is iemand die verantwoordelijk is voor de dood van veel mensen. Maar op basis daarvan zouden hoge militairen die opdrachten geven tot de dood van veel militaire tegenstanders ook onder dat begrip vallen. En ook personen die ongewild een groot aantal doden veroorzaken door een ongeluk of een rampzalige beslissing zouden dan hieronder vallen. Zelfs iemand die in het geval van twee grote ongelukken tegelijkertijd moet kiezen welke mensen hij moet gaan redden en de andere moet laten sterven is dan een massamoordenaar. Dat lijkt niet de bedoeling van dat begrip.
Ik definieer daarom een massamoordenaar als iemand die beslissingen neemt, terwijl hij weet of kan vermoeden dat die tot de dood van een groot aantal mensen zal leiden, terwijl er geen (militaire) rechtvaardiging daarvoor is, maar ook als activiteiten ontwikkelt, die van ondersteunend belang bij een massamoord zijn, terwijl hij weet dat het om een massamoord gaat. Het is niet nodig dat hij persoonlijk actief betrokken bij doden van mensen is.
Als voorbeeld kan dienen Adolf Eichmann, die algemeen als massamoordenaar wordt beschouwd. Hij nam een sleutelpositie in bij de massamoord op de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij heeft niemand van de slachtoffers gedood of zelfs maar aangeraakt. Hij was aanwezig bij de vergadering waarbij definitief tot de massamoord besloten werd. Maar hij had geen stem daarin, hij was slechts de notulist. Maar daarom wist hij dat het om massamoord ging. Vervolgens kreeg hij opdracht het treinvervoer te regelen van de Joden die naar de gaskamers zouden gaan. En daarom kreeg hij de doodstraf. De rechters vonden dat hij een massamoordenaar was en dat is nog steeds de algemene opinie.
Maar natuurlijk waren de superieuren van Eichmann ook massamoordenaars, met zelfs nog meer schuld. Dat waren van bovenaf in lijn Hitler, Himmler, Heydrich, Kaltenbrunner en Eichmann’s directe chef Heinrich Müller. En in neerwaartse lijn vanaf Müller: de kampcommandanten van de concentratiekampen, de bewakende SS’ers, de chef over de gaskamers, degenen die de gasblikjes wierpen en vast nog wat betrokkenen die ik over het hoofd zie. Onder Eichmann waren eventueel nog schuldig de managers van de Duitse spoorwegen en de machinisten voor zover ze op de hoogte waren dat het om massamoord ging.
In Nederland was volgens de rechter de leider van het Juden-referat, Joseph Fischer, schuldig aan de massamoord op de Nederlandse Joden. Maar zijn ondergeschikten die het werk uitvoerden wisten er ook van, die waren dus ook schuldig, maar kregen geen of hooguit een lichte straf. En de superieuren wisten er ook van, zoals: Rauter, Harster en Munt. Ook enkele Nederlanders wisten van de massamoord, het waren leden van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst, zoals Poos en Slagter. Zij kregen een zware straf, maar de moord op de Joden werd daarbij niet betrokken, alhoewel ze daar een kleine bijdrage aan hadden geleverd. De Nederlandse politie, de leiding van de spoorwegen en de Nederlandse machinisten wisten vrijwel zeker niet waar het omging. Ondanks hun walgelijke hand- en spandiensten waren ze niet schuldig aan de massamoord.
De term massamoord hoeft niet alleen op de moord op Joden te slaan. Andere acties, waarbij de uitvoerenden behoorden te weten of konden vermoeden dat het tot een massamoord op anderen dan Joden zou leiden, zijn ook massamoordenaars. In het geval van Nederland zijn dat de mensen die opdracht gaven om mensen voor de Duitse bezetter op te sporen, terwijl ze wisten dat die een grote kans liepen om vermoord te worden. In Nederland gaat het dan om communiste. Het was voor de oorlog algemeen bekend dat in Duitsland communisten op grote schaal vermoord werden. Dan mochten ze verwachten dat ze tegen buitenlandse communisten, zoals Nederlandse, nog makkelijker tot moord zouden overgaan. In de onderstaande geschiedenis zal ik aantonen dat dat inderdaad gebeurde.

Oprichting van de Inlichtingendiensten

Karel Henri Broekhoff

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstonden er diverse opstandige incidenten in Nederland plaats. Ze werden in gegeven door de slechte arbeidsomstandigheden, de werkloosheid en de voedselschaarste. Er werden veel demonstraties georganiseerd waar de Sociaal Democratische Partij, de voorloper van de communistische partij, zich achterstelde. Ik zal de aanhangers van deze partij voor het gemak communisten noemen.
Toen op 7 november1917 de bolsjewistische revolutie in Rusland uitbrak, werd men in Nederland bang dat die ook naar Nederland zou overslaan. Daarom wilde de regering de communisten scherp in de gaten houden. Daarvoor wilde men een geheime dienst oprichten. Men wilde echter niet laten uitlekken dat er een geheime politie kwam en daarom werd het uitbesteed aan de inlichtingendienst van het leger. Die was een afdeling van de Generale Staf: GS III. Bij GS III werd een aparte afdeling voor de binnenlandse inlichtingendienst ingericht, aangeduid met Centrale Inlichtingendienst. Deze constructie was wel goed voor de geheimhouding, maar niet voor de effectiviteit: het leger kende een militaire spionage, maar had geen middelen om de burgerbevolking te bespioneren.
Daarom werd besloten om de bevolking in de gaten te houden door de gemeentelijke politiekorpsen van de grotere gemeenten. Die kregen een eigen Inlichtingendienst, die als regionale inlichtingendiensten fungeerden. Die diensten werden vaak bij de al bestaande Vreemdelingendienst ingedeeld. Het argument daarvoor was dat het communisme een internationale stroming was. De middelgrote gemeenten kregen meestal een kleine inlichtingendienst die rapporteerden aan de inlichtingendienst van een nabijgelegen grote gemeente. In de jaren dertig werd de inlichtingendiensten los gemaakt van de vreemdelingendiensten. Beide diensten hadden geen eigen commissaris, maar vielen rechtstreeks onder de hoofdcommissaris. De hoofdcommissarissen vergaderden over het algemeen wekelijks met hun burgemeester en dan kwamen de inlichtingendiensten automatisch ter sprake. Immers de communistische groeperingen veroorzaakten met demonstraties en stakingen regelmatig onrust in de stad en de burgemeester was verantwoordelijk voor de openbare orde.
GS III kreeg aldus weinig extra mankracht om het verzamelen van inlichtingen te organiseren. Daarom werd de coördinatie van het verzamelen van alle inlichtingen bij een persoon van een gemeentelijke Inlichtingendienst te leggen. Dit werd de Amsterdamse inspecteur van politie eerste klasse Karel Henri Broekhoff. De taak van Broekhoff werd het verzamelen van de informatie van de gemeentelijke Inlichtingendiensten en het doorgeven aan GS III. Omgekeerd gaf GS III informatie, bijv. in de vorm van lijsten, door aan de gemeentelijke inlichtingendiensten. Verder coördineerde Broekhoff het verzamelen van inlichtingen van de gemeentelijke diensten.

Julius Barmat

Julius Barmat

Een van de eerste dingen die Broekhoff deed was een persoonlijke vriend van hem de communistische partij te laten infiltreren. Dat was Julius Barmat. Het was een Oekraïner, die meerdere talen als Duits, Pools, Oekraïens en Russisch sprak. Bovendien had hij vanwege zijn Joodse achtergrond een gloeiende hekel aan het antisemitische regime van het tsaristische Rusland. Barmat was happig op deze functie, omdat hij zo hoopte lucratieve contracten met het nieuwe regime in Rusland te kunnen afsluiten. Met deze achtergronden werd Barmat met open armen door de communisten ontvangen, ondanks dat hij een zeer rijke zakenman, een kapitalist, was. De communisten hoopten er stiekem op zo flink wat geld voor de lege partijkas binnen te halen. Via Barmat wist Broekhoff berichten tussen de Russische regering en de Nederlandse communisten te onderscheppen: die gingen over geldelijke steun voor het partijweekblad De Tribune. Mogelijk wist Broekhoff zelfs het geld te onderscheppen, want dat kwam maar niet aan.
Barmat had er echter al gauw genoeg van en liep over naar de sociaaldemocraten. Dit was voor de Generale Staf ook interessant, want die werden door hen ook gewantrouwd en moesten ook bespioneerd worden. Barmat wist voor elkaar te krijgen dat het secretariaat van de socialistische Tweede Internationale in zijn woning werd gehuisvest met de latere minister-president van België Camille Huysmans als secretaris, die daar ook woonde. Zo kreeg de Centrale Inlichtingendienst alle internationale informatie van de sociaaldemocraten op een presenteerblaadje aangeboden
Voor Barmat was het voordeel dat hij allerlei lucratieve contracten met eerst de Duitse sociaaldemocratische regerering en later met Belgische sociaaldemocratische bewindslieden kon afsluiten. Er ontwikkelden zich in beide landen gigantische corruptie- en fraudezaken en Barmat werd er schatrijk van. In beide landen spatten de affaires met een enorme knal en een regeringscrises uiteen. Maar Barmat had een deel van zijn vermogen naar Nederland weggesluisd en daar kregen de buitenlandse juridische diensten geen grip op.
Al die tijd onderhield Broekhoff intens contact met Barmat. Hij logeerde regelmatig bij Barmat in Berlijn, nam deel aan diens exorbitante feesten en woonde in Amsterdam in een woning van Barmat. Omdat Broekhoff homoseksueel was, lijken dit sterke aanwijzingen dat Broekhoff en Barmat een homoseksuele relatie hadden. Broekhoff zat zelf bovenop de Duitse corruptieaffaire, maar er zijn geen bewijzen gevonden dat hij zich er actief mee heeft bemoeid. Door de nauwe betrokkenheid van de Centrale Inlichtingendienst via Broekhoff en Barmat bij het Duitse corruptieschandaal kan men de Centrale Inlichtingendienst als een criminele organisatie kwalificeren. Het Duitse corruptieschandaal werd tijdens zijn verkiezingscampagnes begin jaren dertig door Hitler uitgebuit en leidde tot zijn verkiezingsoverwinning. Eigenlijk heeft de Centrale Inlichtingendienst Hitler aan de macht geholpen.

Nadat hoofdcommissaris Broekhoff vanwege een ongeneeslijke ziekte uit zijn functie was gezet, werd deze klikbrief geschreven, waarbij de innige contacten tussen Broekhoff en Barmat worden genoemd, gewag wordt gemaakt van een homoseksuele relatie met Gestapo-chef Heinrich Müller (‘Anna’), dat Broekhoff waarschuwde voor de arrestatie van een Duitse spion en later nog eens twee Duitse spionnen en dat Broekhoff voorstander van een dictatuur in Nederland was.

Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission

In 1923 werd de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission (IKK) opgericht. Het was de voorloper van Interpol. Het secretariaat kwam in Wenen. Naar buiten toe hield het zich voornamelijk met rondreizende bendes zakkenrollers en vervalsers van waardepapieren (geld, obligaties, aandelen e.d.) Het was natuurlijk idioot om voor deze twee relatief onbelangrijke typen delicten een internationaal instituut op te richten, terwijl regelmatig afgevaardigden uit veel Europese landen duren reizen maakten om bijeen te komen. In werkelijkheid was de hoofdtaak dan ook het bestrijden van het communisme. In verband hiermee werd de Inlichtingendienst van Broekhoff omgedoopt in Nederlandsche Centrale in Zake Falsificaten en internationale Misdadigers, vaak kortweg ‘valsgeldcentrale’ genoemd. De centrale hield zich daadwerkelijk met opsporen van vals geld en andere vervalsingen bezig, maar de belangrijkste activiteit was het bespioneren van de communisten. Broekhoff maakte voor de valsgeldcentrale veel internationale reizen, vooral naar Berlijn, waar zijn vriend Barmat inmiddels woonde, en Wenen.
Tot 1939 werden er regelmatig bijeenkomsten van de IKK gehouden, eerst in Wenen en na de Anschluss van Oostenrijk in Berlijn. Weliswaar werden er na 1939 geen bijeenkomsten meer gehouden vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
In 1941 werd de zogenoemde Wannsee-conferentie, waar over de massamoord op de Europese Joden werd beslist, gehouden in het gebouw waar de IKK kort daarvoor naar verhuisd was. Dat is niet vreemd, want de Gestapo-mensen van de conferentie waren in belangrijke mate dezelfde als die bij de IKK waren betrokken. Vanwege het uitbreken van de oorlog tussen Duitsland en de Verenigde Staten werd de conferentie uitgesteld. De uiteindelijke Wannsee-conferentie werd gehouden in een villa waar de IKK oorspronkelijk in was gehuisvest.
Na de oorlog werd een vervanger van de IKK opgericht met de naam Interpol. Dus het oorspronkelijke doel van Interpol was de bestrijding van het communisme en het was de leiding van de voorganger van Interpol die tot de massamoord op de Europese Joden besloot en dat besluit vervolgens uitvoerde. En men kan niet zeggen dat dat een puur Duitse aangelegenheid was, want al vanaf 1933 waren de Duitse leden, en vanaf 1937 af ook de Oostenrijkse leden, betrokken bij de massamoorden op communisten en Joden. In die periode bleef de internationale samenwerking, waarin Broekhoff een prominente rol vervulde gewoon bestaan.

Centrale verzameling Communistische en Internationale misdadigers

De hiervoor genoemd term ‘internationale misdadigers’ komt verrassend genoeg ook elders voor. Ik heb een brief uit 1926 teruggevonden van de procureur-generaal Arend Anne baron van der Feltz aan de minister van Justitie Theodorus Heemskerk (ARP). De brief verwijst naar een brief in 1925 waarop nog geen afdoende antwoord was ontvangen. De brief gaat over het aanleggen van een ‘Centrale verzameling Communistische en Internationale misdadigers’ [bron: Geheim Chronologisch Archief van het ministerie van Justitie, 1926, no. 917, Geheim D68]. Dezelfde term. Deze verzameling, lijst, zal er inderdaad komen en betreft het aanleggen van een lijst van actieve communisten. Later zal deze lijst worden aangeduid als lijst van linksextremisten, waarop allerlei mensen van groeperingen met aan het communisme ideeën, maar ook wat sociaaldemocraten en zelfs enkele leden van het fascistische Zwart Front staan. Het fascistische Zwart Front had grote ruzie met de NSB, zodat we de lijst dan kunnen kwalificeren als lijst van anti-NSB’ers. De lijst zal tijdens de oorlog in hoge mate bijdragen aan de massamoord op de communisten.
De minister en de procureur-generaal kwalificeren de communisten, in lijn met de IKK, als ‘internationale misdadigers’, ondanks het feit dat het Nederlanders zijn en voor het overgrote deel geen enkel strafbaar feit hebben gepleegd. Met het aldus als misdadigers kwalificeren ontstond binnen de politiekorpsen een attitude, waardoor ze later geen scrupules meer hadden om aan de massamoord mee te werken. Over het algemeen waren het alleen fascisten die de communisten als misdadigers beschouwden. Heden ten dage zouden beide voor zo een afspraak tot aftreden worden gedwongen en strafrechtelijk vervolgd worden wegens discriminatie.

De infiltrant Johannes Hubertus van Soolingen

Begin jaren twintig deed Broekhoff het voorstel om betaalde infiltranten in de communistische partij te sturen. Er is hier heel weinig over bekend, omdat het in het geheim gebeurde en later alle documenten hierover vernietigd zijn. Door een toeval een redelijk gedocumenteerd geval bekend geworden en daarnaast zijn nog vier namen mij bekend geworden. Het goed gedocumenteerde geval is de sleutelfiguur op de massamoord op Haagse communisten.
Het voorstel van Broekhoff werd overgenomen door de Centrale Inlichtingendienst en via de minister van Justitie doorgespeeld aan de burgemeesters van de grote steden, waar de regionaal georiënteerde inlichtingendiensten gevestigd waren.

Burgemeester Patijn die de infiltratie in de Haagse CPN startte.

De Haagse burgemeester Jacob Adriaan Nicolaas Patijn gaf opdracht om de communistische partij tegen betaling te infiltreren. Daartoe werd de zoon van een politieman, die al in het leger een anticommunistische indoctrinatie had ondergaan, aangetrokken. Zo infiltreerde de behanger Johannes Hubertus van Soolingen de communistische partij. Hij zou een enorm bloedbad veroorzaken. Zijn taak was om niet alleen in de communistische partij actief te zijn, maar ook in een reeks mantelorganisaties daarvan. Hij moest vergaderingen bezoeken en doorgeven wie wat zei. Verder moest hij met mensen aanpappen om ze uit te horen om zo te achterhalen wat in kleinere groepjes al dan niet in lijn met de partijleiding besproken werd. Hij moest bovendien waarschuwen voor acties als demonstraties en stakingen. Verder moest hij pamfletten en brochures aankopen en doorgeven.

Leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst / Documentatiedienst

In 1926 kwam Johannes Hubertus Veefkind bij de Haagse Politie Inlichtingendienst werken. Hij moest de communisten in beeld brengen. Hij bezocht hun vergaderingen openlijk als politieman. Maar hij mocht onder geen beding laten merken dat hij Van Soolingen kende. Bij de Inlichtingendienst had hij Christoffel Bennekers als collega. Bennekers vertrok al in 1927 naar Rotterdam om daar chef van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst te worden. Veefkind noemde hem, ondanks dat ze slechts een jaar collega’s waren geweest, na de oorlog een goede vriend van hem. Dit duidt erop dat ze na die tijd nog nauw samengewerkt hebben. Kennelijk waren er nauwe contacten tussen de Rotterdamse en Haagse Politie Inlichtingendienst.

Het eerste gebouw links was de Haagse Gemeenteraadszaal en in het tweede gebouw, Javastraat 28, was voor de oorlog de Haagse Politie Inlichtingendienst gevestigd.

Leden van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst hebben na de oorlog verklaard dat er bij de dienst alleen personen werden aangenomen, waarvan de politieke voorkeur met die van de regering overeenkwam. Een aantal van die personen zijn:

1920             François van ’t Sant
Hij was van 1920 tot 1935 hoofdcommissaris van politie en stuurde in die hoedanigheid de Haagse Politie Inlichtingendienst direct aan, hij was waarschijnlijk de man die de infiltrant Van Soolingen selecteerde, in 1940 vertrok hij met de regering naar Londen en gaf daar leiding aan de in Londen opnieuw opgericht Centrale Inlichtingendienst, werd in 1942 hoofd van de politie en werkte in die positie nauw samen met MI6, werd verdacht van verradersrol in het Englandspiel.

192X            Nanning Dirk Pool
Hij was chef van de Inlichtingendienst, deed tijdens de oorlog overdreven fanatiek, met 40 door hem ingeschakelde politiemannen, naar een verzetsdaad door de communisten. Het leidde tot vele tientallen doden onder de communisten.

192X            Christoffel Bennekers
Hij werkte in de jaren twintig bij de Inlichtingendienst en was bevriend met Johannes Veefkind, een vriendschap die tot in de oorlog voortgezet werd. In september 1927 werd hij benoemd tot chef van de Rotterdamse Inlichtingendienst. In 1937 stuurde hij samen met de Gestapo Anton van der Waals aan bij diens speurtocht naar leden van de groep Wollweber. Hij leverde de resulterende lijst namen aan de Gestapo in Hamburg. In 1942 werd hij als gijzelaar gefusilleerd als represaille voor een bomaanslag op een troepentrein door de Nederlandse Volksmilitie.

192X            Krieno Hendrik Luurssen
Hij was zeer pro-Duits, meldde zich nog in mei 1940 vrijwillig aan om bij de Sicherheitsdienst te aan werken, organiseerde vanaf december 1942 de treincontrole die vele honderden Nederlanders de dood in joeg, werd door de Nederlandse regering in Londen aangewezen als een van haar vertegenwoordigers in de Raad van Verzet (RVV). Het lijkt erop dat hij een vuile rol bij de dood van Hannie Schaft speelde.

192X            Abraham van Dijk
Hij werkte al voor 1926 Bij de Inlichtingendienst (Vreemdelingendienst), werd augustus 1940 lid van de SS, hij maakte bij het Englandspiel deel uit van het ‘ontvangstcomité’, werd in 1942 Vertrauensmann van de vooroorlogse spion Protze die tijdens de oorlog voor de contraspionage werkte en onder andere pilotenlijnen liet infiltreren, was de contactpersoon voor de spionne Dolly Peekema, werd na de oorlog medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

1926             Johannes Hubertus Veefkind
Hij werd ondanks het ambtenarenverbod in het geheim lid van de NSB en in najaar 1940 openlijk lid, werd in januari 1941 gedetacheerd bij de Sicherheitsdienst voor het opsporen van communisten, arresteerde enige honderden communisten, werkte tot najaar 1942 nauw met Van Soolingen samen om communisten voor de Duitsers op te sporen, hij martelde tientallen communisten en was betrokken bij de martelmoord op Herman Holstege, hij kan verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van meer dan honderd communisten, hij maakte sinds augustus 1940 bij het Englandspiel deel uit van het ontvangstcomité en daarmee medeverantwoordelijk voor de dood van vele tientallen gedropte agenten, was in 1944 betroken bij het oprollen van en niet-communistische verzetsgroep hetgeen in 15 doden resulteerde

193X            Leonardus Adrianus Poos
Hij ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, speelde een belangrijke rol bij het oprollen van de Stijkelgroep wat 32 van hen het leven kostte, mishandelde veel arrestanten, werkte in het Englandspiel nauw samen met Anton van der Waals en was lid van het ontvangstcomité.

193X            Marten Slagter
Hij was zeer pro-Duits, werkte sinds 1937 in opdracht van burgemeester De Monchy nauw samen met de Gestapo, ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, speelde een belangrijke rol bij het oprollen van de Stijkelgroep wat 32 van hen het leven kostte, werkte in het Englandspiel nauw samen met Anton van der Waals en was lid van het ontvangstcomité.

1935             Johannes Gerardus Amiabel
Hij was van 1935 tot augustus 1940 chef van de Inlichtingendienst, startte in 1937 de samenwerking met de Gestapo, werd door de Duitsers bevorderd tot de naaste medewerker van de fanatiek NSB’er Robert van Genechten, die door de Duitsers tot procureur-generaal, leverde in 1943 de ondergedoken zoon van een vooroorlogse Joodse informant van de Inlichtingendienst aan de Duitsers uit.

1935             Nicolaas Gerardus van der Meij
Hij was van 1935 tot 1940 hoofdcommissaris van politie en stuurde als zodanig direct de Haagse Politie Inlichtingendienst aan, hij liet de Inlichtingendienst in 1937 een samenwerking met de Gestapo aan gaan, werd in september 1940 door de Duitsers afgezet vanwege het feit dat bij relletjes een politieman de provocerende WA-man Peter Ton met een pistoolschot dodelijk raakte, werd daarna aangesteld als raadsadviseur voor de procureur-generaal de top-NSB’er Robert van Genechten.

1935             Johannes Gerardus Hendricus Eckhardt
Hij werd tijdens de oorlog lid van de NSB. Hij verzamelde in 1941 de namen van communisten uit de Haagse regio die in samenhang met de Duitse inval in de Sovjet-Unie vermoord moesten worden en was daarmee medeverantwoordelijk voor de dood van enige tientallen communisten, spoorde in najaar 1942 ondergedoken Joden op, trad in mei 1943 toe tot de treincontrole en joeg zo nog eens tientallen Nederlanders de dood in, kwam na de oorlog bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

1935             Jacob Gros
Hij was tot februari 1940 contactman voor Van Soolingen, werkte tijdens de oorlog voor de beruchte NSB’er Robert van Genechten en aan het eind van de oorlog voor het Sonderkommando Frank, waar hij samenwerkte met de beruchte NSB’er Johannes Krom, kwam na de oorlog bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst en hield na zijn pensionering Van Soolingen in de gevangenis in de gaten om te voorkomen dat hij iets zou loslaten over de Inlichtingendienst.

193X            Anne van der Ploeg
Hij registreerde voor de oorlog alle gegevens van communisten en zette dat werk tijdens de bezetting tot oktober 1944 door, bracht de doodsmeldingen van communisten uit de concentratiekampen aan de naaste familieleden over, arresteerde in 1942 Jehova’s Getuigen wat vermoedelijk een aantal van hen het leven heeft gekost, spoorde in najaar 1942 ondergedoken Joden op, werd na de oorlog medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

1936             Steven Pegels
Hij infiltreerde begin jaren twintig voor de Inlichtingendienst de communistische partij, kwam in 1926 bij de politie en in 1936 bij de Inlichtingendienst. In 1934 pleegde hij meineed gedurende een rechtszaak tegen een communist die ervan beschuldigd werd een politieman te hebben neergestoken die enkele dagen later overleed (de communist werd vrijgesproken; mogelijk was de politieman neergestoken door een provocateur uit een gewapende horde fascisten die door de politie was ingehuurd om tegen communisten te vechten). Hij werkte vlak voor de oorlog samen met de Duitse spion Nowak, ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, was in het Englandspiel en was lid van het ontvangstcomité. Hij werkte tijdens de oorlog voor de Duitse spion Protze, die toen voor de Duitse contraspionage actief was. In 1942 bereidde hij de invoering van anti-Joodse maatregelen voor inclusief de deportatie. Hij was van begin af aan lid van de Documentatiedienst en werd er in 1943 chef van.

1939             Cornelis Bakker
Hij werkte voor de oorlog zowel voor de Haagse Politie Inlichtingendienst als rechtstreeks voor de Centrale Inlichtingendienst, ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, werd in 1942 door de Duitsers benoemd tot chef van de Documentatiedienst, gaf leiding aan het opsporen van communisten wat tot de dood van enige tientallen van hen leidde.

1939             Laurentius Livinus van Laere
Hij werd in mei 1941 door de Duitsers overgeplaatst van de Inlichtingendienst, toen Documentatiedienst geheten, naar een gewone politiedienst, werd na de oorlog medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

De massamoordenaars van de Haagse Politie Inlichtingendienst in 1939: Zittend van links naar rechts: brigadier Luurssen; Amiabel en Teseling. Staand van links naar rechts: Ritsema, Van der Ploeg, Gros, Eckhardt (?), Alst, Veefkind, Pegels

1939             Jan Nicolaus Viëtor
Hij ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, werd medewerker van de Duitse spion Protze en infiltreerde pilotenlijnen en volgde zo een pilotenlijn tot de Spaanse grens.

1939             Adrianus Jacobus Goedbloed
Hij ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er.

1940             Ari Leendert van den Bos
Hij werd in februari 1940 contactman voor Van Soolingen en bleef dat tot ongeveer augustus 1941, was aldus medeverantwoordelijk voor de dood van tientallen communisten.

1940             Willem Hol
Hij was voor de oorlog commissaris van de Zedenpolitie, op 15 mei 1940 bracht burgemeester De Monchy de Inlichtingendienst onder in zijn commissariaat, hij liet Van Soolingen nog in mei 1940 benaderen om het communistisch verzet te infiltreren en is daarmee verantwoordelijk voor de dood van meer dan honderd communisten.

1940             Jan Frederik Everardus Hopman
Hij werd onder verantwoording van burgemeester De Monchy als contactman tussen de Inlichtingendienst en de Sicherheitsdienst, waarmee De Monchy de activiteiten startte die tot de massamoord op de communisten leidde, werd in augustus 1940 benoemd tot chef van de Inlichtingendienst, werd na oorlog hoofdcommissaris van politie in Arnhem.

1940             Johann Gottlieb Crabbendam
Hij werd in november 1940 door de Duitsers benoemd tot chef van de Inlichtingendienst, kort daarop omgevormd tot de Documentatiedienst, en gaf daarmee leiding aan het opsporen van in het verzet actieve communisten en was daarmee verantwoordelijk voor de dood van vele tientallen communisten, leverde de verzetsman Elders van de groep De Geuzen in januari 1941 aan de Duitsers uit wat waarschijnlijk tot zijn dood twee jaar later heeft geleid, kreeg na de oorlog de op een na hoogste functie binnen de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

1940             Gerhard Hanken
Hij werd in november 1940 door de Duitsers benoemd tot onderchef bij de Documentatiedienst, en gaf daarmee leiding aan het opsporen van in het verzet actieve communisten en was daarmee verantwoordelijk voor de dood van vele tientallen communisten, werd na de oorlog hoofdcommissaris van politie.

1941             Cornelis Heijnis
Alhoewel geen officieel lid van de Inlichtingendienst verrichtte hij voor de oorlog zo nu en dan werkzaamheden in burger voor de Inlichtingendienst, ontpopte zich na de Duitse inval als fanatieke NSB’er, werd in april 1941 bij de Documentatiedienst benoemd, arresteerde veel communisten, werkte sinds 1943 nauw met Van Soolingen samen, werd aan het eind van de oorlog chef van de Documentatiedienst.

Uit dit lijstje blijkt dat de politieke voorkeur van de Inlichtingendiensten, die met die van de regering zou moeten overeenkomen, in de praktijk vaak overeen kwam met een voorkeur voor het fascisme. Ze collaboreerden op de meest kwalijke manier met de bezetter en bestreden het verzet en spoorden ondergedoken Joden op.

Informanten

Voor de Inlichtingendienst heb ik naast de informanten Van Soolingen en Pegels nog vijf informanten gevonden. Dat waren Salomon de Beer, waarover ik niets heb weten te achterhalen, Josephus Boegheim die in 1938 voor de Duitsers ging spioneren, Willem Hendrik van Duivenboden die tijdens de oorlog Gestapo medewerker werd, Jan Baars die tijdens de oorlog voor de Wehrmacht ging werken en daarna voor de Jodenjager Nijland, Andreas George Bouten die tegelijkertijd spion voor de Duitsers was en een zekere Van Daalen die voor de Leidse Politie Inlichtingendienst actief was (Boegheim, Baars en Bouten, worden door de historicus Frans Kluiters als agent van de Abwehr aangemerkt). Jan Baars was de leider van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond, maar die ging ten onder, vooral toen de NSB sterk opkwam. Baars is toen informant voord de Haagse Politie Inlichtingendienst geworden. Ook over diens activiteiten als informant is niets bekend. Baars was algemeen bekend en kan dus nooit anoniem gewerkt hebben. Tijdens de oorlog werd hij inkoper voor de Wehrmacht en vervolgens secretaris voor een WA-hopman. Na de oorlog wekte hij een poosje voor het Bureau Nationale Veiligheid en vervolgens werd hij een soort spion voor de Buitenlandse Inlichtingendienst.

Samenwerking met de Gestapo

Broekhoff
Karel Henri Broekhoff

In 1935 ging de Centrale Inlichtingendienst in opdracht van minister van Justitie Josephus van Schaik een samenwerking met de Gestapo in Berlijn aan. Broekhoff werd de contactman.
Een van de mensen met wie hij in Berlijn contact had was Bruno Wolff, die na de Duitse bezetting in Den Haag bij de Sicherheitsdienst de leiding kreeg over de bestrijding van het communisme. Hij reisde daarvoor regelmatig naar Berlijn. Ze spraken af dat de onderlinge correspondentie onder valse namen zou geschieden, zodat aan Nederlandse zijde de brieven niet geregistreerd en gearchiveerd kon worden. Dit was een ernstige overtreding van de Nederlandse wet, die archivering van correspondentie voorschreef. Bij zijn reizen naar Berlijn bracht Broekhoff lijsten van Nederlandse communisten en van gevluchte Duitse communisten mee. Het is onbekend of de volledige lijst van linksextremisten aan de Gestapo werd geleverd. Verder werd afgesproken dat Duitse spionnen vrijuit in Nederland mochten werken, op voorwaarde dat ze hun verkregen informatie met de Nederlandse autoriteiten zouden delen. Hierdoor kon het gebeuren dat er minstens een ontvoering van een Duitse communist vanuit Amsterdam plaats vond. Ook was een van de toezeggingen van de Duitsers dat die informatie zouden geven afkomstig van Duitse spionnen in Nederlands Indië. Die ging over activiteiten van communisten en nationalisten, vooral gericht over onafhankelijkheid voor Indonesië. Verder gaf Broekhoff telefonisch vanuit het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn, het hoofdkwartier van de Gestapo, opdracht om op een bepaald adres in Amsterdam huiszoeking te doen. Het is duidelijk dat het verzoek van de Gestapo afkomstig was.
In Berlijn kreeg Broekhoff een homoseksuele relatie met Heinrich Müller [bron: Guus Meershoek, Dienaren van het gezag (proefschrift), blz. 185]. Müller bekleedde een leidinggevende functie bij de bestrijding van het communisme en was daarmee hoofdverantwoordelijk voor de moord op duizenden Duitse communisten. Müller was getrouwd en had kinderen, zodat hij mogelijk biseksueel was. Er zijn ook aanwijzingen dat Broekhoff daarvoor een homoseksuele relatie met Julius Barmat had. Müller bekleedde een leidinggevende functie bij de bestrijding van het communisme en was daarmee hoofdverantwoordelijke voor de moord op duizenden Duitse communisten. De homoseksuele relatie met Müller maakte het contact tussen de Centrale Inlichtingendienst en de Gestapo nog gevaarlijker voor de Nederlandse communisten en Duitse vluchtelingen.

Nadat hoofdcommissaris Broekhoff wegens een ongeneeslijke ziekte was vervangen, werd deze klikbrief over Broekhoff verzonden. Daarin werd vermeld dat Broekhoff in 1938 gegevens over communisten aan de Gestapo leverde (aan de mededeling van die schrijver, dat die ‘gevaarlijke bijzonderheden’ wegliet dient men geen geloof te hechten). En dat Broekhoff een homoseksuele relatie met het latere hoofd van de Gestapo Heinrich Müller had.


In 1935 gaf burgemeester De Monchy zijn goedkeuring (of opdracht) aan de Haagse Politie Inlichtingendienst om een samenwerking met de Gestapo in Wuppertal aan te gaan. Men wilde het geheim houden, want men kon verwachten dat de samenwerking met de moordenaarsbrigade van de Gestapo tot veel protesten zou leiden. Daartoe werd een uitwisseling tussen politiekoren als dekmantel gebruikt. De Haagse politiemannenzangvereniging Entre Nous kreeg bestuursleden van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Marten Slagter was eerst secretaris en werd na terugkeer voorzitter. Veefkind was gewoon lid. Nadat het contact met Wuppertal was geregeld, trad Slagter als voorzitter af, maar toen traden de inlichtingendienstmannen Cornelis Bakker en Jan Hopman tot het bestuur toe. In 1935 bracht Entre Nous een bezoek aan Wuppertal en in 1937 kwam de Polizei Gesang Verein Wuppertal naar Den Haag. Daarnaast bracht Entre Nous in 1936 nog een bezoek aan Breslau. In Wuppertal voerde Slagter besprekingen met Kurt Döhring, die na de Duitse inval de eerst Sicherheitsdienstmedewerker in Den Haag werd [bron: Centraal Archief Bijzonder Rechtspleging, inventarisnummer 76877, dossier Willem van Duivenboden]. Hier is dus een continuïteit in contact met de Sicherheitsdienst dat tot in de bezetting voortduurde. Nadat de contacten waren gelegd, werd besloten de contacten te onderhouden met speciale koeriers. Hiermee werd de wettelijk voorgeschreven registratie van correspondentie omzeild. Het was voor die crisistijd van extreme bezuinigingen, ook op de politie, een extreem dure vorm van postbezorging.

Deel van een rapport uit 1946 geschreven door Johannes Hubertus Veefkind, waarin ook hij melding maakt van de vooroorlogse contacten met de Sicherheitsdienst en het doorspelen van gegevens per speciale koerier.

In 1937 leverde Broekhoff de lijst van linksextremisten aan de Gestapo in Berlijn. Blijkens het schrijven van de zogenoemde ‘Aanwijzingen’ bereidde de regering in die tijd zich al voor op een Duitse bezetting. Ook was toen al algemeen bekend dat Duitse communisten massaal in Duitse concentratiekampen vermoord werden. Iedereen had kunnen beseffen dat het leveren van die lijst tot een geweldig bloedbad kon leiden. En dat is dan ook gebeurd. Op 26 februari 1941 verzond de Gestapo een lijst van 800 ‘Kommunistische Funktionäre’ aan de Sicherheitsdienst in Den Haag en uit die lijst zijn in juni 1941 lijsten van meer dan honderd te arresteren ‘Kommunistische Funktionäre’ samengesteld en in september 1942 zijn er lijsten van honderden te arresteren ‘Kommunhistische Funktionäre’ samengesteld die als gijzelaars moesten dienen en waaruit personen geselecteerd konden worden om bij wijze van represaille te fusilleren. Deze term van ‘Kommunhistische Funktionäre’ komt alleen voor in die brief van februari 1941 en documenten samenhangende met deze arrestaties in 1941 en 1942. De levering in 1937 door Broekhoff van de Centrale Inlichtingendienst heeft inderdaad tot een geweldig bloedbad geleid, wat meer dan honderd mensen het leven heeft gekost.
De Rotterdamse Politie Inlichtingendienst ging in 1937 een samenwerking met de Gestapo in Hamburg. De achtergrond hiervan was dat er in een aantal Europese havens bommen aan boord van schepen van landen die de staatsgreep van Franco in Spanje steunden, die landen waren Duitsland, Italië en Japan. Men was bang dat er ook in de Rotterdamse haven bommen aan boord zouden worden gebracht Door de bomaanslagen werden enkele schepen tot zinken gebracht. Verder waren er vanuit Duitsland klachten gekomen, dat er anti-Hitler pamfletten aan boord van Duitse schepen werden gebracht, zodat die in Duitsland verspreid konden worden.
Hoofdcommissaris van politie Louis Einthoven trok voor een infiltratie in de Rotterdamse afdeling van de communistische partij Anton van der Waals aan [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 107, dossier Johannes Hubertus Veefkind]. Hij ontdekte dat de spionagegroep Wollweber, die voor de Sovjet-Unie werkte, een belangrijke groep had die in de Rotterdamse haven werkte. Een Rotterdamse communist werd betrapt op het smokkelen van explosieven aan boord van een Duits schip. Of de explosieven bedoeld waren om het schip tot zinken te brengen of dat ze bestemd was voor een sabotagegroep in Duitsland, is mij niet bekend. Verder werd door zijn toedoen iemand betrapt die explosieven naar Duitsland wilde smokkelen. Natuurlijk kon Nederland dit niet accepteren, want het bracht de Nederlandse neutraliteit in gevaar en het was bovendien onwettig. De twee werden gearresteerd en kregen vervolgens een gevangenisstraf opgelegd. Maar wat ontoelaatbaar was dat de chef van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst Bennekers opdracht kreeg om naar Hamburg af te reizen en daar al de aan de Inlichtingendienst bekende namen van de leden van de groep Wollweber aan de Gestapo overhandigde. De niet veroordeelde leden waren in principe onschuldig en werden nu in groot levensgevaar gebracht, want een Duitse inval was toen al niet ondenkbaar en de Duitsers zouden zeker jacht op de leden van Wollweber maken om hen te doden. Dit gebeurde inderdaad na de Duitse inval in 1940 en er vielen 9 doden onder de leden van Wollweber. Vijf van hen werden onthoofd met de handbijl. Via de reis van Bennekers kwam het eerste contact tussen de inlichtingendiensten en de Duitse communistenjagers Johannes Heinrich Louis Munt en Otto Lange tot stand. Munt en Lange zouden tijdens de bezetting in Den Haag gestationeerd worden en daar vele honderden communisten arresteren, meer dan honderd martelen en meer dan tweehonderd de dood injagen.
De contacten van de inlichtingendiensten met de Gestapo leverde dus de eerste contacten met vier Gestapo-medewerkers die tijdens de bezetting een bloedbad onder de communisten te weeg zouden brengen. Dat waren Kurt Döhring, Bruno Wolff, Johannes Heinrich Louis Munt en Otto Lange. De Duitsers bereidden zich dus toen al via de Nederlandse inlichtingendienst voor op hun schrikbewind tijdens de oorlog.

Rond de Duitse inval

In 1937 werd in de ministerraad een richtlijn voor hoe ambtenaren tijdens een bezetting dienden te handelen, goedgekeurd. In mei 1938 werd die aan allerlei bestuursinstanties toegestuurd, maar de richtlijnen moesten geheim blijven. Deze richtlijnen staan bekend als de ´Aanwijzingen´. Er stond in:
[…] alleen die personen hun post zullen verlaten, wier werkkring van die aard is, dat hun aanblijven veel meer ten bate van de vijand dan van de Nederlandse regering of het Nederlandse volk zijn of wien de vijand vermoedelijk het blijven vervullen van hun functie zal beletten.

Ook in 1938 liet de minister van Justitie Carolus Goseling een Circulaire uitgaan, waarin stond dat alle politieambtenaren in geval van een bezetting op hun plaats moesten blijven [bron: Circulaire van minister van Justitie Goseling, Departement van Justitie Afd. A.S., No. 2350 Zeer Geheim, d.d. 25 April 1938]. Dit was dus inclusief het aanblijven van het personeel van de inlichtingendiensten, die zich bezig hielden met het in beeld brengen van communisten, die veruit de grootste vijand van de Duitsers waren. Dat er in Duitsland massaal communisten vermoord hebben was algemeen bekend, ook doordat concentratiekampen als Esterwegen zich pal op de Nederlandse grens bevonden. Dat de communisten de grootste vijand van het naziregime waren was algemeen bekend door de politieke vluchtelingen en de steun die de Nederlandse communisten aan de vluchtelingen en het communistisch verzet in Duitsland gaven. En binnen de communistische partij werd betrekkelijk openlijk gesproken om ondergronds te gaan en verzet te bieden bij een Duitse inval, dat zal de minister vast wel door zijn inlichtingendiensten verteld zijn. Hiermee gaf de minister van Justitie dus te kennen dat de te verwachten massamoord op de communisten van nog groter belang voor de regering was dan voor de Duitsers. Naar zijn mening was dus zelfs de hinder die de communisten de Duitsers ‘bij het vervullen van hun functie’ zouden veroorzaken, van minder belang. Hier werd dus welbewust de eerste grote stap naar de massamoord op de communisten gezet. Alhoewel minister Van Schaik de samenwerking met de moordenaarsbende van de Gestapo bij de bestrijding van de communisten startte, is Goseling de eerste die men kan kwalificeren als massamoordenaar.
Goseling werd opgevolgd door Pieter Sjoerds Gerbrandy. Deze handhaafde de Aanwijzingen en de Circulaire. Vlak voor de inval en op de dag van de Duitse invasie liet hij een groot aantal NSB’ers en communisten arresteren. Ze werden bijna allemaal direct na de Nederlandse capitulatie vrijgelaten. Een uitzondering werd gemaakt voor drie leden van de groep Wollweber (Internationale Zeeliedenhulp). Die werden met de terugtrekkende Nederlandse troepen naar Frankrijk met een groep NSB’ers meegenomen en vervolgens aan de Duitsers uitgeleverd. Een van de communisten, Adriaan Feij, werd bang en liep over naar de Duitsers. Hij gaf de Duitsers informatie, maar de andere twee hielden hun mond. Ze werden gemarteld en gaven toen misschien toch informatie prijs. Uiteindelijk leidde het tot de dood van negen leden van de groep Wollweber, waarvan er vijf onthoofd werden. Feij werd na de oorlog tot achttien jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar de ministers Van Schaik, die de namen aan de Gestapo liet leveren, en Gerbrandy, die verantwoordelijk was voor de uitlevering, werden niet vervolgd. Hun schuld was echter groter. In vergelijking tot de straf van Feij had Van Schaik tot een paar jaar gevangenisstraf moeten worden veroordeeld en Gerbrandy tot levenslang.
In 1938 werden door hoofdcommissaris Van der Meij vier politie-inspecteurs naar Duitsland gestuurd om de Duitse politiemethoden te bestuderen. Het waren Gijsbert Bernard Bouwhof, Willem Wander Kersten en Cornelis Adriaan Struick en Johan van de Vosse [bron: Het Vaderland, 15-11-1938, Bij de Duitsche politie in de leer (ik heb de namen gecorrigeerd aan de hand van het bevolkingsregister)]. Het Friesch Dagblad gaf op buitengewoon cynische wijze felle kritiek op deze studie bij de moordenaars [bron: Friesch Dagblad, 16-11-1938, Bedenkelijke studie?]. Ik interpreteer het stuk in het blad als dat het zich afvroeg of de Haagse politie wel een training in moorden, terreur en antisemitisme moest krijgen. Ik ben dus niet de enige die constateert dat de burgemeester De Monchy en de hoofdcommissaris een sterke voorkeur voor fascisme, moorden, martelen, terreur en antisemitisme hadden. Na de oorlog vonden de Russen in het Gestapo-archief een Fahndungsliste, opsporingslijst, met ongeveer 15 namen. Ze wilden met deze mensen na de Nederlandse capitulatie zo gauw mogelijk contact leggen. Er stonden onder andere op Karel Henri Broekhoff, Louis Einthoven en Christoffel Bennekers, maar ook de vier Haagse politie-inspecteurs. De vier Haagse inspecteurs waren kennelijk goed leerlingen geweest in Nazi-politieprakrijken.

De massamoord op de Haagse communisten

Overeenkomstig de Circulaire liet burgemeester De Monchy de Haagse Politie Inlichtingendienst na de Duitse inval doorwerken. Hij deed dat welbewust, want op 15 mei werd de Inlichtingendienst geplaatst onder commissaris Hol van de Zedenpolitie [bron: mededeling van Anne van der Ploeg in Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 107, dossier Johannes Hubertus Veefkind]. Een paar dagen later werd deze reorganisatie op 20 mei 1940 bekend gemaakt bij het gehele politiepersoneel via de Mededeelingen van het Hoofdcommissariaat.

De Mededeeling van de Hoofdcommissaris over de reorganisatie bij de Inlichtingendienst.

Uit deze mededeling blijkt dat de Inlichtingendienst niet langer rechtstreeks door de hoofdcommissaris werd aangestuurd, maar werd ondergebracht bij de Justitieelen Dienst A onder aansturing door een commissaris. Hoe het organisatieschema er precies kwam uit te zien valt niet meer te achterhalen, maar commissaris Hol bleef de leiding over de Inlichtingendienst houden.
In de Mededeeling worden de misdrijven en overtredingen opgesomd war de Inlichtingendienst zich voor de bezetting mee bezig hield. De meeste van deze overtredingen hadden na de bezetting geen betekenis (er mocht bijv. niet meer opgetreden worden tegen het beledigen van de koningin)meer of vielen nu deels of geheel onder de verantwoording van de bezetter. De belangrijkste activiteit van de Inlichtingendienst wordt uit deze Mededeeling niet duidelijk, omdat die niet op een wetsartikel berustte: het bespioneren van de communisten. Met het bespioneren van de communisten was het meeste personeel gemoeid, zij het voor een deel van hun tijd.
Uit deze Mededeeling blijkt dat burgemeester De Monchy bij het begin van de bezetting goed over de positie van de Inlichtingendienst heeft nagedacht. Hij volgt de door minister van Justitie Goseling en door diens opvolger Gerbrandy gehandhaafde instructie in de Circulaire om de Inlichtingendienst door te laten werken. De belangrijkste taak van de Inlichtingendienst het bespioneren van communisten was door burgemeester Patijn geïntroduceerd en De Monchy sprak wekelijks met de hoofdcommissaris, zodat de burgemeester zeer goed op de hoogte was en behoorde te zijn met de activiteiten van de Inlichtingendienst. Het was algemeen bekend dat communisten in Duitsland massal vermoord werden en ieder weldenkend mens had kunnen en moeten beseffen dat dat in Nederland ook zou gaan gebeuren. Deze opdracht van De Monchy was een opdracht tot MASSAMOORD. De schuld van De Monchy bij de massamoord op de communisten was veel groter dan die van Eichmann bij de massamoord op Joden; immers De Monchy liet uitzoeken wie vermoord zou moeten worden, terwijl Eichmann ‘alleen maar’ het vervoer regelde van de mensen waarvan al vast stond dat ze vermoord zouden worden (natuurlijk was het aantal te vermoorden veel en veel groter dan het aantal te vermoorden communisten. De Monchy had na de oorlog samen met enige tientallen andere burgemeesters de doodstraf moeten krijgen.

tile
Oorlogsmisdadiger en massamoordenaar burgemeester De Monchy, hij ging in 1935 al een samenwerking met de moordenaarsbende van de Gestapo aan en gaf op 15 mei 1940 opdrachten aan de Haagse Politie Inlichtingendienst om de massamoord op Haagse communisten voor te bereiden.

Kort daarop werd de infiltrant Van Soolingen opnieuw benaderd door zijn contactman Ari Leendert van den Bos om hem te pressen opnieuw bij de communisten te infiltreren [bron 1: Gratieverzoek d.d. 3-9-1948, gratiedossier J.H. van Soolingen, ministerie van Justitie (dit gratieverzoek is inmiddels overgebracht naar het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging bij het Nationaal Archief). Bron 2: mededeling van Cornelis Heijnis, gratiedossier 1033 m.b.t. Cornelis Heijnis, ministerie van Justitie (dit gratieverzoek is inmiddels overgebracht naar het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging bij het Nationaal Archief). In zijn levensbeschrijving liegt Van Soolingen dat hij pas in augustus 1941 opnieuw infiltreerde (de genoemde overdracht aan Van der Weerd vond in augustus 1941 plaats). Er is een andere verklaring dat Van Soolingen eerder onder de communisten actief was. De communist Chris van Spronsen heeft verklaard dat hij regelmatig 15 exemplaren van het illegale blad De Vonk aan Van Soolingen gaf voor verdere verspreiding [bron: aanvraagformulier voor een verzetspensioen bij de Stichting 1940-1945]. Dan moet hij al veel eerder geïnfiltreerd zijn. De infiltratie moet minimaal in overleg of opdracht van hoofdcommissaris Van der Meij hebben plaatsgevonden, maar waarschijnlijk is het in overleg of opdracht van burgemeester De Monchy geweest, want het was gebruikelijk dat de hoofdcommissaris en de burgemeester over dit soort onderwerpen met elkaar spraken bij het wekelijks overleg. Als de burgemeester er niet vooraf in gekend was, dan werd hij er in ieder geval achteraf in gekend en had hij het kunnen stoppen. Hij had moeten beseffen dat de infiltratie door Van Soolingen een dodelijk gevaar betekende, omdat hij door zijn bedrieglijke lidmaatschap van de communistische partij bij veel leden vertrouwen had verworven. Dit maakt burgemeester De Monchy en hoofdcommissaris Van der Meij schuldig aan de massamoord op de communisten.
In het begin van de bezetting was de contactman voor Van Soolingen bij de Inlichtingendienst was Ari Leendert van den Bos. Vanaf november 1940 was de chef van de Inlichtingendienst, kort daarop omgedoopt in Documentatiedienst, Johann Gottlieb Crabbendam. Hij werd zonder enige ervaring in het inlichtingenwerk door de Duitsers benoemd. De ervaren communistenbespieder Johannes Hubertus Veefkind werd vanaf januari 1941 bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd (zelf zei hij na de oorlog vanaf mei 1941). Crabbendam gaf dus leiding aan het opsporen van de communisten, die tot de massamoord leidde. Na de oorlog werd deze massamoordenaar blijkens de aanbevelingsbrief hiervoor letterlijk beloond met een topfunctie bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Weliswaar werd Crabbendam in april 1941 overgeplaatst en vervangen door de NSB’er hoofdinspecteur van politie Friedrich Simon, maar toch is hij in hoge mate verantwoordelijk voor de infiltratie waar hij een half jaar leiding aan gaf. En omdat hij naliet communisten te waarschuwen, is hij eigenlijk ook verantwoordelijk voor de massamoorden die in de jaren na zijn overplaatsing plaats vonden.
Van Soolingen ging aan de slag en werd ingedeeld bij een groepje van vijf man, waar Chris van Spronsen de leiding over had. Van Soolingen ontving van Van Spronsen eens in de twee weken vijftien kranten, die hij op aangegeven adressen moest verkopen voor een stuiver. Zo kende hij al de namen van negentien leden van De Vonkgroep. En door vertrouwelijke praatjes aan de deur wist hij nog veel meer namen en adressen te achterhalen, waarbij Inlichtingendienstman Anne van der Ploeg de incomplete gegevens aanvulde uit zijn archief.

  • De arrestatie van de eerste groep communisten

De eerste arrestaties van Haagse communisten op basis van de informatie afkomstig van de infiltrant Van Soolingen vonden plaats op 28 april 1941. Via een Vertrauensmann, een Nederlander die voor de Sicherheitsdienst werkte, werd de kapper Johannes Montfoort op heterdaad betrapt op het verspreiden van communistische literatuur, waarna zonder verhoor nog drie arrestaties plaats vonden. De arrestaties waren vermoedelijk vervroegd om de verspreiding van communistisch literatuur ter gelegenheid van de 1 mei-viering te voorkomen. Over de gebeurtenissen op 1 mei in Den Haag bracht de Haagse Sicherheitsdienst schriftelijk verslag uit aan het hoofd van de Gestapo in Berlijn Brigadeführer Heinrich Müller (de hoofdverantwoordelijke voor alle moorden in de concentratiekampen, inclusief het vergassen van Joden), die al sinds 1935 door de Nederlandse regering bij de bestrijding van het communisme in Nederland betrokken was. Vervolgens werden de arrestaties hervat op 5 juni. De briljante historicus Lou de Jong schrijft hierover dat de arrestaties plaats vonden naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni. Het lijkt op geschiedvervalsing. Bij de meeste arrestaties vanaf juni was de communistenjager Veefkind aanwezig.
Na de inval in de Sovjet-Unie werden deze arrestaties stopgezet en werd een andere actie gestart, die bekend staat als de communistische functionarissenarrestaties. Die waren gebaseerd op gegevens bij de lokale inlichtingendiensten en kwamen voor een groot deel overeen met gegevens op de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst.
Op 1 augustus werden de arrestaties hervat met die van Herman Holstege, met als hoogtepunt 12 augustus, waarop het grootste deel van de groep werd opgepakt. De arrestaties liepen daarna door tot half oktober. Achterblijvende familieleden kregen van leden van de Inlichtingendienst vaak te horen dat hun gearresteerde verwant nooit meer thuis zou terugkeren, waarbij verwezen werd naar de alom bekende praktijken in concentratiekampen. Enkele echtgenotes kregen het advies hun te verwachten seksuele nood te komen lenigen bij de arresterende politieman; hij wilde hen die gunst wel verlenen. Als politiemannen konden inschatten dat de arrestanten waarschijnlijk niet zouden overleven, dan hadden de vooroorlogse minister van Justitie Gerbrandy, burgemeester De Monchy en hoofdcommissaris Van der Meij dat ook kunnen voorzien. Daarmee is duidelijk dat hier sprake is van een massamoord van regeringswege.
Veel communisten werden verhoord om zo nog meer mensen te kunnen opsporen. Ze werden vaak ernstig mishandeld, men kan het beter martelen noemen. Veefkind nam aan veel van die martelingen deel, soms had hij de leiding bij het martelen.
Volgens een Duitse arrestatielijst werden er 137 personen gearresteerd, maar op die lijst staan twee Vertrauensmänner, zodat er 135 leden van de communistische De Vonk-groep werden gearresteerd. Ongeveer 40 van hen zijn in het najaar vrijgelaten. De rest bleef tot half maart 1941 in het Oranjehotel opgesloten, waarna ze naar kamp Amersfoort werden overgebracht. Eind maart 1941 werden 80 van hen naar het concentratiekamp Buchenwald overgebracht, terwijl anderen of werden vrijgelaten of na enige maanden naar het concentratiekamp Vught werden overgebracht.
Van de arrestanten zijn erzijn er 60 om het leven gekomen. De Haagse dodelijke slachtoffers door de Nederlandse hiërarchische lijn van massamoordenaars Gerbrandy, De Monchy, Van der Meij, Amiabel / Crabbendam / Simon, Veefkind / Van den Bos, Van Soolingen zijn:

1 Heskes, Johan, *26-7-1888, Voeger, arr. 28-4-41, Nordhausen, 29-4-45
2 Stal, Franciscus van der, *23-2-1880, Pensionhouder, arr. 28-4-41, Dachau 13-1-45
3 Montfoort, Johannes Jacobus, *11-5-1893, Kapper, arr. 28-4-41, Den Haag 30-9-52
4 Westhoff, Johannes, *30-2-1895, Behanger, arr. 12-5-41, Weimar 28-9-42
5 Neven, Cornelis Johannes, *3-12-1907, Kantoorbediende, arr, 5-6-41, Karlsruhe 19-6-45
6 Ophem, Franciscus Petrus W. van, *20-6-1915, Wijnhandelaar, arr. 6-6-41, Dachau 17-2-45
7 Niessen, Cornelis Gerardus Louis, *10-4-1904, Elektricien, arr. 7-6-41, Groß-Rosen 18-5-42
8 Rademakers, Cornelis, *8-10-1911, Glazenwasser, arr. 10-6-41, Groß-Rosen 15-7-42
9 Guit, Gerrit, *13-6-1911, Schoolknecht, arr. 11-6-41, Dachau 24-9-42
10 Kuiper, Johannes, *21-10-1898, Visser, arr. 11-6-41, Flossenburg 5-8-43
11 Zwan, Jacobus van der, *22-12-1913, Bakker 11-6-41, Weimar 11-7-42
12 Simonis, Cornelis Hermanus, *9-8-1901, Behanger, arr. 15-6-41, Cap Arcona 3-5-45
13 Cornet, Cornelis, *9-12-1888, Stukadoor, arr. 20-6-41, Maastricht 29-5-45
14 Pouderoijen, Bastiaan van, 8-4-1915, Opperman, arr. 22-6-41, Dachau 12-11-42
15 Paalvast, Henricus Johannus G., *14-7-1914, Huisschilder, arr. 25-6-41, Leitmeritz 23-3-45
16 Paape-Buskens, Jannetje, *13-6-1891, *Huisvrouw, arr. 3-7-41, Ravensbrück 9-3-45
17 Geluk, Jan Jacob, *29-12-1903, Stratenmaker, arr. 26-7-41, Struthof 23-4-44
18 Groen, Evert, *27-1-1893, Bouwarbeider, arr. 26-7-41, Halberstadt 3-5-45
19 Holstege, Herman, *6-10-1903, Meubelmaker, arr. 1-8-41, Scheveningen 3-9-41
20 Rijswijk, Marinus van, *28-9-1900, Losarbeider, arr. 2-8-41, Groß-Rosen  27-8-42
21 Compter, Cornelis Hendrik, *16-7-1894, Vrachtwagenchauffeur, arr. 4-8-41, Gusen 23-2-45
22 Horst, Hendrik Joh. W. van der, *22-8-1912, Fotograaf, arr. 5-8-41, Groß-Rosen 26-11-42
23 Lezwijn, Jacobus Johannes, *13-7-1896, Trambestuurder, arr. 5-8-41, Dachau 31-1-45
24 Onvlee, Johannes Corn., *7-10-1909, Reclametekenaar, arr. 11-8-41, Schömberg 21-10-44
25 Aalst, Gerrit van, *12-12-1907, Kelner, arr. 12-8-41, Buchenwald 10-8-42
26 Beek, Abraham van der, *2-4-1902, Timmerman, arr. 12-8-41, Buchenwald 19-8-42
27 Chef d’Hotel, Cornelis, *14-2-1908, Radiomonteur, *12-8-41, Buchenwald  26-9-42
28 Chef d’Hotel, Hendrik Johannes, *26-1-1910, Huisschilder, arr. 12-8-41, Dachau 26-6-43
29 Chef d’Hotel, Krijn, *16-7-1901, Bakker, arr. 12-8-41, Dachau 8-8-42
30 Driel, Johannes Franciscus van, *18-7-1885, Stukadoor, arr. 12-8-41, Dachau 9-2-45
31 Driessen, Frederik Willem, *22-10-1915, Tekenaar, arr. 12-8-41, Den Haag 8-10-57
32 Haas, Albert de, *7-2-1905, Timmerman, arr. 12-8-41, Melk 27-10-44
33 Rens, Jacobus Johannes, *4-7-1903, Glasblazer, arr. 12-8-41, Groß-Rosen 21-7-42
34 Willems, Frederik Gerrit, *1-11-1893, Stratenmaker, arr. 12-8-41, Dachau 1-9-42
35 Wouw, Alexander van, *15-8-1906, Stukadoor, arr. 12-8-41, Dachau 1-7-43
36 Wühl, Ulrich Cornelis Hendrik G., *8-5-1910, Voeger, arr. 12-8-41, Groß-Rosen 25-8-42
37 Rustemeijer, Johannes Frans, *22-5-1920, Kelner, arr. 13-8-41, Groß-Rosen 14-5-42
38 Staveren, Cornelis van, *22-6-1912, Timmerman, arr. 20-8-41, Natzweiler 5-5-44
39 Wapperom, Hugo Cornelis, *16-1-1915, Groenteman, arr. 12-8-41, Groß-Rosen 7-8-42
40 Goede, Nicolaas Wilhelmus G. de, *30-12-1891, Metselaar, arr. 25-8-41, Maastricht 29-5-45
41 Geelen, Hendrik Jacobus van, *8-3-1904, Timmerman, arr. 9-9-41, Buchenwald 9-4-42
42 Hölzel, Antonie, *7-5-1909, Vrachtwagenchauffeur, *10-9-41, Neuengamme 19-4-45
43 Oorschot, Gerardus Albertus van, *20-10-1921, Huisschilder, arr. 10-9-41, Groß-Rosen 9-6-42
44 Theil, Willem Cornelis, *3-9-1900, Stukadoor, arr. 10-9-41, Dachau 23-2-45
45 Huisman, Bernardus Johannes, *9-11-1886, Arbeider, arr. 11-9-41, Dachau 31-10-42
46 Wandelen, Paulus van, *7-11-1903, Timmerman, arr. 11-9-41, Dachau 18-8-42
47 Teske, Johannes, *14-12-1901, Stukadoor, arr. 14-9-41, Dachau 12-5-45
48 Lelie, Hijman, *12-1-1878, Koopman, arr. 15-9-41, Mauthausen 9-7-42
49 Bakvis, Dirk, *8-1-1916, Pakker, arr. 17-9-41, Groß-Rosen 29-5-42
50 Buijzer, Balt de, *22-8-1885, Timmerman, arr. 3-10-41, Dachau 28-3-45
51 Lintelo, Johannes Bartholomeus, *12-7-1886, Transportarbeid., arr. 4-10-41, Weimar 18-8-42
52 Holstein, Hendrik Cornelis, *4-2-1913, Kunstschilder, arr. 10-10-41, Gusen 1-3-45
53 Letterie, Mozes, *28-3-1887, Steenzetter, arr. 10-10-41, Mauthausen 8-7-42
54 Kommer, Evert van, *26-8-1879, Koopman, arr. 11-10-41, Dachau 23-2-45
55 Niese, Gerardus Wilhelmus, *13-11-1899, Stukadoor, arr. 11-10-41, Groß-Rosen 16-5-42
56 Lepelaar, Jan, *9-1-1881, Houtbewerker, arr. 16-10-41, Dachau 19-1-43
57 Roos, Teunis, *14-7-1925, Visventer, arr. 1941, Ascherleben 14-4-45
58 Zwan, Johannes van der, *3-4-1908, Opperman, arr. 1941, Zöschen 20-10-44
59 Bastiaanse, Hendricus Adrianus, *23-2-1899, Kelner, arr. 25-6-41, Dachau 31-12-42
60 Molenaar, Johannes. *27-11-1905, Journalist, arr. 26-3-41 Weimar 5-6-42

Behalve deze omgekomenen werden nog 75 personen gearresteerd. Van hen werden er ook enige tientallen naar concentratiekampen gestuurd.

  • De gevolgen van de martelmoord op Herman Holstege

Een van de gearresteerden was Herman Holstege, hij werd op 1 augustus 1941 opgepakt. De Duitsers waren erachter gekomen dat hij instructeur was, de term die de communisten gebruikten voor het overbrengen van de instructies vanuit de landelijke leiding van het communistisch verzet in Amsterdam. Holstege was oorspronkelijk instructeur voor Rotterdam, maar was overgezet naar Den Haag. De Duitsers waren erop gebrand die leiding in handen te krijgen. De verhoren in augustus 1941 leverden niets op. Daarom besloten de Duitsers op 2 september om tot het uiterste over te gaan en hem stevig te martelen. Het leidde tot de uiterst gruwelijke dood van Holstege een dag later.
Er zijn twee getuigenverklaringen dat Veefkind bij de martelingen aanwezig was. Die waren van Fred Donderwinkel en Bernard Robers, zij zaten in een naburige cel en hoorden de stem van Veefkind tijdens de martelingen. Veefkind bleef dat na de oorlog ontkennen en kwam met een alibi, dat hij op dat moment een poging deed om Gerrit Kastein te arresteren, maar dat alibi werd onderuitgehaald door mevrouw Kastein-Sachse, de echtgenote van Kastein.
De Sicherheitsdienstman Otto Lange, die bij de martelingen aanwezig was, heeft op een voor intern gebruik bestemde notitie geschreven dat Holstege niets had losgelaten en alleen maar valse namen losliet. Maar twee dagen na de martelingen werden twee contactmannen van Holstege in Schiedam gearresteerd. Het lijkt vrijwel zeker dat hun namen desondanks toch door Holstege zijn prijsgegeven en anders had de Sicherheitsdienst ze via huiszoekingen achterhaald. De SD deed er in eerste instantie weinig mee, kennelijk waren ze te druk bezig met de Haagse groep. Maar in december en de maanden daarna ging ze over tot ongeveer dertig arrestaties in de regio Rotterdam, vooral in Schiedam. Bij de arrestaties in Schiedam was Veefkind aanwezig. Het arresteren van mensen in de regio Rotterdam was voorbehouden aan de Rotterdamse SD; dat de Haagse SD de arrestaties verrichtte wijst erop dat de arrestaties uit het arresteren van de Haagse groep volgden. Het totaal aantal door mij gevonden arrestanten is 69. Er volgde een strafproces, wat bij communisten zelden gebeurde, en de meesten werden ter dood veroordeeld. Voor sommigen volgde gratie, maar doordat ze daarna naar een concentratiekamp werden gestuurd, kwamen er alsnog veel van om het leven.
De dodelijke slachtoffers door de Nederlandse hiërarchische lijn van massamoordenaars Gerbrandy, De Monchy, Van der Meij, Amiabel / Crabbendam / Simon, Veefkind / Van den Bos, Van Soolingen zijn:

1 Rijken, Martinus, *28-3-1902, Trambestuurder, arr. 5-9-41, Leusden 29-12-42
2 Pelt, Jan van, *6-9-1897, Aftekenaar, arr. 6-9-41, Leusden 29-12-42
3 Kruijd, Gerrit Jacobus, *29-6-1908, Dekknecht, arr. 7-10-41, Bremen 3-12-42
4 Petronia, Johannes Teburcio, *11-8-1898, Ringenvlechter, arr. 7-10-41, Buchenwald 16-1-43
5 Scheuierman, Gerardus Franc., *5-8-1907, Kachelsmid, arr. 11-11-41, Neuengamme 8-12-42
6 Donker, Arie, *4-1-1883, *Glasblazer, arr. ?-11-41, Dachau 24-9-44
7 Kleij, Antoon van der, *23-3-1904, Metaaldraaier, arr. 5-12-41, Leusden 29-12-42
8 Muijsson, David Antonius, *29-1-1901, Sigarenmaker, arr. 14-1-42, Bremen 23-12-42
9 Hazenkamp, Barend Gerrit, *28-1-1893, Letterzetter, arr. 28-1-42, Leusden 29-12-42
10 Stelten, Maarten, *1-12-1881, Kraanmachinist, arr. 11-2-42, Neuengamme 11-2-45
11 Ster, Pieter van der, *11-9-1903, Groenteman, arr. 11-2-42, Buchenwald 15-2-45
12 Wilschut, Gerard, *29-4-1914, Buffetchef, arr. 11-2-42, Leusden 29-12-42
13 Baas, Antoon, *20-10-1916, Waker, arr. 22-2-42, Bergen Belsen 31-5-45
14 Dooren, Josef van, *26-10-1882, *22-2-42, Bergen Belsen 31-5-45
15 Graaff, Willem de, *22-2-1902, Boekhouder, arr. 22-2-42, Leusden 29-12-42
16 Gradener, Johan Alexander, *17-4-1918, Kantoorbediende, *22-2-42, Neuengamme 14-1-43
17 Haar, Christiaan van der, *11-3-1898, Groentehandelaar, arr. 22-2-42, Bergen Belsen ?-2-45
18 Houtepen, Robertus Justinus, *5-11-1906, Betonarbeider, arr. 5-12-41, Neuengamme 7-12-42
19 Huijser, Frans, *29-9-1917, arr. 22-2-42, Leusden 29-12-42
20 Kok, Frederik, *6-5-1878, arr. 22-2-42, Dachau 31-5-45
21 Tazelaar, Cornelis Jacobus, *6-9-1899, Los werkman, arr. 22-2-42, Dachau 22-3-1945
22 Teeffelen, Hendrikus, *15-1-1906, Typograaf, arr. 22-2-42, Neuengamme 10-11-42
23 Urbanus, Frederik Bernardus Wilhelm. M. *28-5-1889, Stukadoor, arr. 9-3-42, Dachau 9-3-45
24 Korte, Dirk de, *31-3-1912, Timmerman, arr. 27-3-42, Scheveningen 24-4-42
25 Otte, Maria, *17-10-1917, Kantoorbediende, arr. 28-3-42, Ravensbrück 17-10-43
26 Briedé, Anne Theodorus, *29-12-1899, arr. 16-4-42, Rotterdam 8-12-1945
27 Dillen, Willem van, *20-5-1921, Zakkenplakker, arr. 6-5-42, Neuengamme 13-11-42
28 Oort, Willem van, *11-12-1903, IJzerwerker, arr. 6-5-42, Leusden 29-12-42
29 Bloemendal, Abraham Hart. M., *10-11-1904, Kleermaker, arr. 12-5-42, Mauthausen 7-10-42
30 Noble, Pieternella Jacoba le, *17-11-1901, Handwerkster, arr. 12-5-42, ? 1945
31 Kerklaan, Johannes, *4-3-1912, Scheepsschilder, arr. 1942, Neuengamme 17-3-1943
32 Kint, Emilus, *20-3-1906, arr. 1942, Neuengamme 25-1-43
33 Keizer, Adrianus de, *5-8-1913, Handbankwerker, Leusden 29-12-1942
34 Rozendaal, Joseph Jacob, *13-12-1903, Kantoorbediende, Leusden 29-12-42

  • De arrestaties in Delft in 1942

In de zomer van 1941 werd Van Soolingen’s contactman Ari Leendert van den Bos vervangen door Jilis van der Weerd. Deze werkte vanaf 1930 bij de Haagse politie, maar voor zover ik weet nooit voor de Inlichtingendienst. Hij werd in het begin van de bezetting NSB-lid en trad toe tot de SS.
In voorjaar 1942 meldde Van Soolingen aan zijn contactman dat de leiding van het Haags communistisch verzet in Delft ‘domicilie’ had gekozen. Daarop werd door Otto Lange van de Sicherheitsdienst en zijn helper Veefkind een arrestatieactie opgezet op basis van de gegevens die Van Soolingen had doorgegeven. Er werden ruim zestig personen gearresteerd, waarvan er acht om het leven zijn gekomen. De dodelijke slachtoffers door de Nederlandse hiërarchische lijn van massamoordenaars Gerbrandy, De Monchy, Van der Meij, Simon, Veefkind / Van der Weerd, Van Soolingen zijn:

1 Kam, Pieter Franc. van der, *14-12-1906, Sigarenwinkelier, arr. 6-5-42, Scheveningen 24-2-43
2 Kok, Cornelis, *21-6-1917, Smid, arr. 6-5-42, Neuengamme 28-11-42
3 Molenkamp, Hendrik, *24-3-1909, Kelner, arr. 6-5-42, Scheveningen 24-2-43
4 Grinsven-Van den Burgt, Anna Maria van, *25-6-1887, arr. 20-5-42 Ravensbrück 17-2-45
5 Hulster, Gerard Johan, *21-6-1923, Rijwielhersteller, arr. ?-5-42, Buchenwald 8-8-43
6 Jägers, Hendrikus Karel, *2-4-1891, Ambtenaar, arr. ?-5-42, Rotterdam 4-11-44
7 Hoog, Huibert de, *3-1-1917, Fabrieksarbeider, arr. 11-6-42, Neuengamme 31-12-44
8 Klein, Jan, *4-2-1899, Pharmaceur, arr. 2-7-42, Neuengamme 6-1-43

De hierboven genoemde Huibert de Hoog kreeg in Neuengamme om onbekende reden straf. De straf bestond daarin dat hij tijdens een bombardement geen dekking mocht zoeken, maar rechtop moest blijven staan. Hij werd dodelijk geraakt door een bomscherf.

  • De stadsleider loopt in de val

In september 1942 meldde Van Soolingen zich weer bij Veefkind. Hij vertelde dat hij opnieuw benaderd was door twee man die op basis van zijn vooroorlogse lidmaatschap in hem vertrouwen hadden. Het waren Johannes Bronkhorst en Rokus Kleingeld. Ze vroegen hem om samen een nieuw groepje te vormen. Van Soolingen hapte toe.

Drie maanden later introduceerden ze hem bij iemand die een belangrijke rol binnen het communistisch verzet speelde en na een gesprekje maakten ze een afspraak voor een nieuwe ontmoeting. Hij meldde dit aan Jilis van der Weerd. Die zei hem naar de nieuwe ontmoeting te gaan, dan zouden leden van de Documentatiedienst de ontmoeting observeren. De ontmoeting werd geobserveerd door Cornelis Bakker, Jilis van der Weerd en Johannes Hubertus Veefkind. Na de ontmoeting werd de bewuste persoon gevolgd en korte tijd later gearresteerd. Hij gebruikte een valse naam en liet tijdens verhoren niets los. Ook na martelingen liet hij niets los, bij die martelingen was minstens een Haagse politieman aanwezig. Door een truc met een celspion die hem psychologisch bewerkte liet hij uiteindelijk wel informatie los. Toen kwam de Sicherheitsdienst er achter dat het om Jacob Boekman ging, die de nieuwe stadsleider voor Den Haag was. Als gevolg konden tegen de zestig personen gearresteerd worden, waarvan ik van 45 de naam heb weten te achterhalen. Van hen zijn er elf om het leven gekomen. De dodelijke slachtoffers door de Nederlandse hiërarchische lijn van massamoordenaars Gerbrandy, De Monchy, Van der Meij, Veefkind / Cornelis Bakker / Jilis van der Weerd, Van Soolingen zijn:

1 Boekman, Jacob, *19-2-1912, Vertegenwoordiger, arr. 21-12-42, Scheveningen 23-9-43
2 Spoor, Hendricus, *15-11-1908, Schoenmaker, arr. 26-1-43, Dachau 18-3-45
  3 Janzen, Johan Hinrik, *14-9-1909, Stukadoor, arr. 3-2-43, Den Haag 10-8-43
  4 Nijhuis-Janssen, Jansje, *18-3-1910, Huisvrouw, arr. 7-2-43, Ravensbrück 23-1-45
  5 Nas, Adrianus Reinardus, *27-4-1909, Arbeider, arr. 12-2-43, Scheveningen 23-9-43
  6 Kloostra, Tjerk, *18-6-1910, Stoffeerder, arr. 12-2-43, Den Haag 24-2-43
  7 Kalsbeek, Jan van, *7-9-1904, Varensgezel, arr. 16-2-43, Scheveningen 30-6-43
  8 Kleingeld, Rokus, 27-2-1905, Vrachtwagenchauffeur, arr. 16-2-43, Gusen 13-3-45
  9 Laan, Gerard van der, *15-1-1913, Ambtenaar, arr. 17-2-43, Scheveningen 30-6-43
10 Middendorp, Dominicus H.C., *19-11-1919, Brandweer, arr. 17-2-43, Scheveningen 30-6-43
11 Ruivenkamp, Evert, 3-9-1915, Brandweerman, arr. 17-2-43, Scheveningen 30-6-43
12 Flaman, Johannes, 22-5-1880, Emballeur, arr. 26-2-43, Groß-Rosen 11-1-45
13 Munster, Gijsbert van, 10-10-1883, Onderwijzer, arr. 17-3-43, Dachau 13-1-45 

  • Slotakkoord

Vanaf april 1943 tot maart 1945 heb ik vrijwel geen arrestaties kunnen vinden, waarin Van Soolingen een rol heeft gespeeld. De enige naam die ik tegen kwam was die van een zekere Meyer (of Meijer). Van Meyer ontbreken te veel gegevens om te kunnen achterhalen wat zijn lot was. Verder heb ik nog wat namen van arrestanten gevonden, waarbij Van Soolingen mogelijk een rol heeft gespeeld. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de activiteiten van Van Soolingen tot zo weinig slachtoffers hebben geleid. Wel staat vast dat hij in maart 1945 de hoofdoorzaak was bij de arrestatie van vijf personen, waarvan er drie gefusilleerd werden. Een arrestatie werd verricht door Cornelis Heijnis, die chef van de Documentatiedienst was geworden. Voor de andere was hij het die de Sicherheitsdienst inschakelde. De dodelijke slachtoffers door de Nederlandse hiërarchische lijn van massamoordenaars Gerbrandy, De Monchy, Van der Meij, Heijnis, Van Soolingen zijn:

1 Chef d’Hotel, Isaäc Jacob, *27-1-1900, Scheepskok, arr. 9-3-45, Rotterdam 12-3-45
2 Logt, Henri Christiaan van der, *30-4-1906, Conducteur, arr. 9-3-45, Rotterdam 12-3-45
3 Veen, Hans Anthonie van ‘t, 24-11-1914, Ambtenaar, arr. 9-3-45, Rotterdam 12-3-45

Met deze doden verloor het gezin Chef d’Hotel een vierde zoon. Allen zijn omgekomen door de moordlust van het hiërarchisch verbonden trio Gerbrandy, De Monchy en Amiabel.

Andere massamoorden met een grote schuld voor de inlichtingendiensten

De massamoord via de infiltrant Van Soolingen was of bewust georganiseerd of vond plaats door misdadige onverschilligheid. Het was voor de oorlog al duidelijk dat zo een actie tot een massamoord zou leiden. Maar er waren meer vooroorlogse activiteiten die sterk aan andere massamoorden op communisten hebben bijgedragen.
Voor de oorlog werden door de gemeentelijke inlichtingendiensten lijsten van communisten aangelegd. Een deel van die gegevens is doorgegeven aan de Centrale Inlichtingendienst, die er de Lijst van linksextremisten mee heeft aangelegd. Beide lijsten werden, ondanks dat ze geheim waren, op vrij grote schaal verspreid onder de politiemannen die voor een gemeentelijke inlichtingendienst werkten. Er zijn zelfs aanwijzingen dat ze al voor de oorlog in handen van de Gestapo werden gespeeld. Bij de Duitse inval werden er geen of weinig effectieve pogingen gedaan om die lijsten te vernietigen. De lijsten kwamen toen in ieder geval in Duitse handen. Deze lijsten hebben bijgedragen aan de hiervoor genoemde massamoorden, maar hebben ook een doorslaggevende rol gespeeld bij andere massamoorden op communisten. Men kan de Nederlandse overheid hiervoor verantwoordelijk houden. Maar de lijsten zijn ook gebruikt door het lagere personeel van de inlichtingendiensten om welbewust een massamoord te organiseren. De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor het gedrag van zijn ambtenaren. En dat geld ook voor de periode tijdens de oorlog nadat de regering opdracht had gegeven om door te gaan met activiteiten die voor de communisten levensgevaarlijk waren. De Nederlandse staat is door de rechter medeschuldig verklaard aan de massamoord op moslims in Srebrenica, dan is de staat in nog sterkere mate schuldig aan de massamoord op de communisten, omdat die door de staat georganiseerd werd.

De massamoord op de ‘communistische functionarissen’

In 1935 waren de Nederlandse Inlichtingendiensten samenwerkingen met Duitse politieorganisaties aangegaan. De Amsterdamse politiecommissaris Broekhoff van de Inlichtingendienst werd kind aan huis bij het hoofdkwartier van de Gestapo het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn. Er werden regelmatig gegevens over communisten uitgewisseld. In 1937 en nog eens in 1939 werden grote hoeveelheden gegevens afkomstig van de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst (CID) aan de Gestapo in Berlijn geleverd.
Op 26 februari 1941 zond de Gestapo in Berlijn een lijst met 800 namen van ‘Kommunistische Funktionäre‘ aan de Sicherheitsdienst in Den Haag. Die namen moeten van een van die twee lijsten afkomstig zijn. Wie de term ‘Kommunistische Funktionäre‘ bedacht heeft is onbekend: die kan van Broekhoff afkomstig zijn, maar ook door de Gestapo bedacht zijn. Het is duidelijk dat een kleine partij als de CPN nooit zoveel functionarissen kan hebben.

De begeleidende brief bij de lijst van 800 ‘Kommunistische Funktionäre‘ die op 26 februari 1941 (zie stempel) door de Gestapo in Berlijn naar de Sicherheitsdienst in Den Haag werd gezonden.

Op 22 juni 1941 viel Duitsland se Sovjet-Unie binnen. In reactie daarop zond de Sicherheitsdienst opdrachten aan de burgemeesters om de mensen van meegezonden lijsten van ‘Kommunistische Funktionäre‘ te laten arresteren; de Amsterdamse lijst was veruit de langste, maar er waren ook lijsten naar een reeks andere steden. Op die lijsten stonden bij elkaar meer dan honderd namen van personen die binnen de CPN een organisatorische taak hadden (inclusief kunstzinnige activiteiten, cursussen en jeugdactiviteiten), die door een buitenstaander misschien wel functionarissen genoemd zouden kunnen worden. Maar er stonden ook namen van communisten op die helemaal geen organisatorische taak vervulden, maar hooguit als actieve communisten aangemerkt kunnen worden. Het gemeenschappelijke is dat vrijwel alle namen op de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst stonden. Omdat die onzinnige term hier weer terugkeert en al die namen op de lijst van de lijst van de CID voorkwamen, is het duidelijk dat deze lijsten die naar de burgemeesters werden gezonden afkomstig zijn van de op 24 februari 1941 verzonden lijst en dientengevolge van de lijsten die Broekhoff voor de oorlog geleverd had.
De burgemeesters konden op 25 en 26 juni 1941 van de lijsten bijna iedereen laten arresteren. Ze werden op 27 juni naar het kamp Schoorl overgebracht en vandaar half augustus naar kamp Amersfoort. Vandaar werden ze in drie groepen tussen half november en half december naar Neuengamme afgevoerd, waarna 90% van hen in diverse concentratiekampen vermoord werd. Het is duidelijk dat de verantwoording voor deze massamoord bij de Centrale Inlichtingendienst lag, maar die handelde in opdracht van de respectievelijke ministers van Justitie Van Schaik, Goseling en Gerbrandy. Daarmee kunnen deze ministers als massamoordenaars gekwalificeerd worden.
De om het leven gekomen Haagse slachtoffers van de massamoordenaars Van Schaik, Goseling en Gerbrandy zijn in volgorde van de lijst van ‘Kommunistische Funktionäre‘:

1 Visser, Louis Leonardus Hendrikus de, *21-5-1878, Politicus, Cap Arcona, 3-5-45
2 Dijk, Aron van, *29-6-1915, Kantoorbediende, Bernburg 12-6-42
3 Bommel, Johannes Franciscus van, *24-7-1894, Tandtechnicus, Bernburg 10-6-42
4 Meijer, Willem, *6-1-1906, Arbeider, Auschwitz 15-11-42
5 Bleijie, Wilhelmus Theodorus, *21-7-1907, Huisschilder, Neuengamme 23-1-42
6 Snijdoodt, Johannes Gerardus, *23-9-1909, Electromonteur, Bernburg 1-7-42
7 Etten, Frederikus Franciscus, *11-4-1896, Gistwerker, Mauthausen 27-2-45
8 Oort, Dirk Maarten, *7-10-1902, *Huisschilder, Dachau 11-8-42
9 Akkermans, Cornelis Antonius, *3-7-1899, Koopman, Den Haag 23-7-46
10 Gaemers, Petrus Cornelis Adrianus. *15-3-1891, Grondwerker, Kdo Leonberg 15-2-45
11 Wijnmaalen, Mees, *18-2-1891, Schilder, Neuengamme 2-2-42
12 Hakkert, Dirk Martinus, *12-7-1889, Typograaf, Neuengamme 14-3-42
13 Steijger, Jacobus Johannes, *17-1-1896, Dachau 2-8-42
14 Mulhuijzen, Leendert, *5-11-1913, Stukadoor, Neuengamme 17-1-42
15 Mulhuijzen, Johannes, *27-11-1902, Arbeider, Neuengamme 8-7-42
16 Os, Leendert den, *2-6-1887, Betonvlechter, Lübeck 29-4-45
17 Os, Johannes den, *12-7-1894, Opperman, Dachau 26-8-42

Eind augustus 1941 kwam de Sicherheitsdienst erachter dat communisten mee zouden gaan doen aan demonstraties ten gunste van koningin Wilhelmina op haar verjaardag 31 augustus. De Sicherheitsdienst noemde deze communisten ‘Oranjebolsjwieken’. Om iedere verdere samenwerking tussen communisten en ‘Oranjeklanten’ de kop in te drukken, maakte ze plannen om grote aantallen communisten demonstratief naar beruchte concentratiekampen te sturen. Op die lijsten kwamen zowel ‘Kommunistische Funktionäre‘ als ‘aktiven Kommunisten‘ voor, waarmee met ‘aktiven Kommunisten‘ mensen bedoeld werden waarvan de namen door de burgemeesters waren aangedragen en personen die door de infiltratieacties waren gearresteerd. Illustratief is een lijst waarop mensen staan die men op een gegeven moment naar Sachsenhausen wilde sturen. Uit deze lijst kan worden opgemaakt dat de term ‘Kommunistische Funktionäre‘, die in juni gearresteerd werden, correspondeert met de gelijke term in de brief van 26 februari 1941 (het blijkt ook uit meer documenten, waarvan ik geen kopie heb mogen maken: Nederlandse instituten als het NIOD en het Nationaal Archief beschermen rechtsextremistische massamoordenaars, door het zo moeilijk mogelijk te maken belastend materiaal te publiceren, waarbij ze schermen met bepalingen uit de privacy-wetgeving).

Deel van de lijst van CPN-Funktionäre voor Sachsenhausen. Hier komt de term ‘Funktionäre‘ uit de Gestapo-brief van 26 februari 1941 weer terug.

De massamoord op door burgemeesters ongewenste personen

Behalve de lijsten van ‘Kommunistische Funktionäre‘ zond de Sicherheitsdienst naar de burgemeesters van grotere gemeenten een verzoek om lijsten van communisten die gearresteerd konden worden (ze worden door de Sicherheitsdienst ‘aktive Kommunisten‘ genoemd). Na de toen al algemeen bekende massamoord op Nederlandse Joden aan het begin van het jaar, was het voor ieder weldenkend mens duidelijk dat de meesten van die te arresteren personen het niet zouden overleven. De burgemeesters, soms nieuw aangestelde NSB’ers maar meestal nog de vooroorlogse, schoven dat verzoek door naar hun (hoofd-) commissarissen van politie en die lieten hun Inlichtingendienst lijsten opstellen van linkse personen waar ze vanaf wilden, zonder dat er maar een poging werd gedaan de communisten voor de komende massamoord te waarschuwen. De namen werden van lokale lijsten van communisten gehaald en die stonden lang niet allemaal op de lijst van de Centrale Inlichtingendienst. Die lijsten moesten in de regio Den Haag gezonden worden naar de Haagse Inlichtingendienstman Johannes Eckhardt, een NSB’er die na de oorlog zijn communistenjacht bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst voortzette. Alhoewel de Sicherheitsdienst expliciet naar communisten vroeg, maakten veel burgemeesters van de gelegenheid gebruik om ook leden van de RSAP, vaak vanwege politieke meningsverschillen weggelopen of geroyeerde communisten, ook op die lijsten te zetten. Toen de Sicherheitsdienst daarachter kwam, eiste die een uitsplitsing, want in de fascistische structuur behoorden bevelen letterlijk uitgevoerd te worden en een communist was alleen communist als die lid van de CPN was of daaraan gelieerd was.
In Leiden had de Inlichtingendienst een groot aantal RSAP’ers doorgegeven. Een van hen was Louis de Bolster, waarbij ze vermeld had dat het een Jood was, wat niet klopte. Toen de Sicherheitsdienst een afsplitsing van de RSAP’ers vroeg, werd De Bolster ook als RSAP’er genoemd (nu zonder de toevoeging Jood), maar hij werd niet meer vrijgelaten en is dientengevolge in Auschwitz als Jood vergast.
De Inlichtingendienst van Delft maakte het nog bonter. Op 25 juni moest de politieman Bokhove van de Inlichtingendienst een aantal mensen arresteren vanwege de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Daarbij waren de broers Leendert en Johannes Mulhuijzen; ze woonden nog bij hun ouders. Hij kwam ’s-morgens heel vroeg bij hen aanbellen. De moeder hield hem aan de praat en zo konden de broers via een dakraam ontsnappen. Bokhove voelde dat de bedden nog warm waren en arresteerde de vader. Hij zei dat als de broers zich niet zouden melden, hij de vader naar een concentratiekamp zou zenden. De bejaarde man zou geen schijn van kans hebben om daar te overleven, dus was het een bedreiging met moord. De broers meldden zich later die dag en kwamen vervolgens om in een concentratiekamp. Deze walgelijke moordenaar kreeg in 1961 een Koninklijke onderscheiding vanwege zijn activiteiten voor de Inlichtingendienst. Ondanks hevige protesten van de communisten zette dit fascistische kabinet door (minister-president De Quay had zichzelf in het blad van de Nederlandse Unie Je Maintiendrai uit november 1940 als aanhanger van de dictatuur van Salazar in Portugal ‘fascist’ genoemd, in de propaganda noemde hij zijn variant van het nationaalsocialisme ‘Nederlandsch socialisme’).
Na de uitsplitsing werden de RSAP’ers in september 1941 vrijgelaten, maar niet indien werd aangegeven dat ze Joods of erg activistisch waren. Daartoe zond de Sicherheitsdienst een telegram naar het kamp Amersfoort, waar ze opgesloten zaten, met de volgende tekst:
Nach nochmaliger eingehender Ueberpruefung in Zusammenarbeit mit der hollaendischen Polizei werden folgende Personen, die bei der Aktion gegen die CPN anlaesslich des Kriegsausbruchs mit der Sowjet-Union, am 25.6.41 festgenommen wurden, von hier aus zur Entlassung in Vorschlag gebracht’.
Ze volgden dezelfde gevangenschap als de communistische functionarissen. Ze werden op 27 juni naar het kamp Schoorl overgebracht en vandaar half augustus naar kamp Amersfoort. Vandaar werden ze in drie groepen tussen half november en half december naar Neuengamme afgevoerd, waarna 90% van hen in diverse concentratiekampen vermoord werd.
De mij bekende omgekomen slachtoffers uit de Haagse regio van de welwillende medewerking van de burgemeesters, (hoofd-)commissarissen en Inlichtingendiensten in de regio Den Haag zijn:

1 Bakker, Désiré Joseph Hubertus, 22-12-1887, Hoefsmid, Neuengamme, 31-1-42
2 Barriël, Willem, 12-12-1910, Chauffeur, Bernburg, 9-6-1942
3 Bastiaanse, Hendricus Adrianus, 23-2-1899, Kelner, Dachau, 31-12-42
4 Beck, Karel Frederik, 20-11-1898, Arbeider, Bernburg, 9-6-1942
5 Beelen, Leendert van, 2-12-1902, Los werkman, Dachau, 28-8-1942
6 Beijer, Jan, 17-12-1903, Vr.wagenchauffeur, Dachau, 14-8-1942
7 Bloemkoper, Izak, 20-6-1913, Winkelbediende, Bernburg, 10-6-1942
8 Bolster, Louis de, 22-10-1897, Arbeider, Auschwitz, 4-12-1942
9 Bos, Jacobus van den, 19-2-1892, Los arbeider, Dachau, 1-8-1942
10 Bruls, Mattheus Hendricus, 18-2-1913, Machinebankwerker, Delft, 1-12-58
11 Cornet, Cornelis, 9-12-1888, Stukadoor, Maastricht, 29-5-45
12 Egmond, Adrianus van, 22-8-1885, Wasserijbaas, Bergen Belsen, 25-3-1945
13 Egmond, Johan Philip van, 5-9-1890, Winkelier, Sachsenhausen, 28-3-1945
14 Hal, Abraham van, 26-7-1908, Fabrieksarbeider, Neuengamme, 24-11-1942
15 Jongbloed, Marinus, 5-11-1902, Fabrieksarbeider, Neuengamme, 15-4-42
16 Knoester, Arie Dirk, 10-10-1894, Grondwerker, Hamburg, 26-5-1942
17 Koch, Hendrik, 20-9-1883, Arts, Hamburg, 14-2-1942
18 Maanen, Hendrik van, 7-1-1882, Los arbeider, Bernburg, 23-6-1942
19 Nie, Johannes Jacobus de, 7-12-1896, Arbeider, Neuengamme, 16-2-1942
20 Olivier, Nicolaas, 15-10-1884, Timmerman, Bergen Belsen, 31-5-1945
21 Roijen, Denijs van, 18-1-1911, Monteur, Neuengamme, 3-5-1945
22 Schaik, Andries Cornelis van, 11-6-1899, Arbeider, Dachau, 2-3-1945
23 Sidartawan Kartosoedirdjo M., 1-12-1906, , Dachau, 15-10-1942
24 Veen, Willem van ‘t, 24-5-1907, Vertegenwoordiger, Hamburg, 13-3-1943
25 Wouda, Hendrikus, 25-11-1880, Scharensliep, Neuengamme, 16-1-1942

Degenen die in Bernburg om het leven kwamen, behoorden tot de eerste 45 Nederlanders, allen communisten, die vergast zijn. Deze vergassing gebeurde in een gaskamer met behulp van uitlaatgassen van een vrachtauto, waarvan koolmonoxide de dodelijke component was. Dit was een langzame en zeer wrede dood. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Auschwitz, waar de vergassing veel sneller gebeurde met behulp van Zyklon B, dat blauwzuurgas verspreidde.

De psychiatrische inrichting in Bernburg, waar naast psychiatrische patiënten ook veel concentratiekampgevangenen, voornamelijk uit Neuengamme, vergast werden.
De gaskamer in Bernburg.

De communistische gijzelaars

In de zomer van 1942 stelde de Duitse bezetter voor een zestal steden lijsten van ‘Kommunistische Funktionäre‘ op, die gearresteerd moesten worden om te dienen als gijzelaar. In geval van een aanslag zouden dan een aantal communisten gefusilleerd kunnen worden. Bij de lijsten werden teksten toegevoegd met de politieke vooroorlogse politieke activiteiten van sommige communisten. Deze teksten komen letter voor letter overeen met de teksten op de vooroorlogse lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst. Deze gegevens zijn vrijwel zeker afkomstig van de lijst die in februari 1941 door de Gestapo in Berlijn naar de Sicherheitsdienst in Den Haag werd gestuurd, want de term ‘Kommunistische Funktionäre‘ komt verder alleen voor in die brief en de arrestatieacties van juni 1941. Daarmee wordt duidelijk dat deze gegevens afkomstig zijn van Broekhoff, die die gegevens met toestemming van de minister van Justitie aan de Gestapo geleverd heeft.

Duits document met betrekking tot vrijlating van de gearresteerde Carel Jacobus van de Beek, die gegijzeld was als ‘Funktionär der CPN’, waarmee aangetoond wordt dat de lijst van communistische gijzelaars afgeleid is van de lijst van 800 ‘Kommunistische Funktionäre’ die de Gestapo in Berlijn in februari 1941 naar de Sicherheitsdienst in Den Haag zond en waarmee een verband gelegd wordt met de lijst van ‘linksextremisten’ die Broekhoff in 1937 aan de Gestapo in Berlijn leverde.

De verschillende lijsten bevatten bij elkaar 270 namen van te arresteren personen. Daarvan zijn er minimaal 149 gearresteerd, de meesten op 8 september 1942. De rest was niet thuis (bijvoorbeeld ondergedoken) toen de Duitsers aan de deur kwamen en hebben niet gereageerd op het briefje zich bij de Sicherheitsdienst te melden.
De Duitsers hebben uiteindelijk slechts een klein aantal van de gijzelaars gefusilleerd, maar een aantal anderen is naar een concentratiekamp gestuurd, waar er ook een aantal om het leven is gekomen.
De Haagse slachtoffers zijn:

1 Fresco, Gerson, *17-7-1884   Onroerend goed handelaar, Vught 25-1-43
2 IJmkers, Aalder Jacob, *31-7-1896, Monteur, Woudenberg 16-10-42
3 Vermeulen, Jan Willem, *5-1-1907, Architect, Vught 8-5-43
4 Werff, Jan Hermanus van der, *10-5-1885, Toneelspeler, Vught 21-2-43
5 Worms, Juda, *18-2-1905, Chauffeur, Leusden 3-12-42
6 Jansen, Christiaan, *30-6-1913, Opperman, Bergen Belsen 31-5-45
7 Ossendrijver, Jacob, *21-3-1911, Koopman, Bobrek 12-3-43
8 Grünebaum, Alfred, *5-2-1905, Boekhandelaar, Sobibor 2-7-43

Van Juda Worms vermeldde de Duitse bezetter dat hij bij een vluchtpoging werd doodgeschoten. Hij was van Joodse afkomst, daarom denk ik dat hij of zomaar werd doodgeschoten of door mishandeling om het leven is gekomen; achter de verklaring ‘auf der Flucht erschossen’ gaat over het algemeen een Duitse leugen schuil.

Andere slachtoffers

Voor de regio Den Haag heb ik 118 omgekomen slachtoffers van de infiltratie in opdracht van Gerbrandy en De Monchy gevonden. Daarnaast heb ik nog 25 dodelijke slachtoffers gevonden van de met medewerking van de inlichtingendiensten uitgevoerde zogenoemde communistische functionarissenarrestaties en communistische gijzelaarsarrestaties die allemaal samen hangen met eind jaren dertig door Broekhoff aan de Gestapo geleverde lijsten van communistische functionarissen. En verder heb ik nog 25 dodelijke slachtoffers gevonden van de door lokale Inlichtingendiensten geleverde lijsten van te arresteren communisten.
Ik heb nog veel meer dodelijke slachtoffers onder de Haagse communisten gevonden. Van een klein deel is duidelijk dat de inlichtingendiensten er niets mee te maken hebben gehad. Maar voor een groot deel is er weliswaar geen directe aanwijzing in die richting gevonden, maar het kan best zo zijn dat er nog meer slachtoffers van de infiltratie tussen zitten en anders kunnen de lijsten van de Inlichtingendiensten de Duitsers van nut zijn geweest. Bij gearresteerde personen, die verdacht werden van communistische activiteiten, werden altijd de lijsten van communisten nagelopen. Dit kan grote invloed op hun lot hebben gehad. Dus de hiervoor genoemde aantallen van bij elkaar 168 doden door toedoen van de Nederlandse overheden (ministers van Justitie, burgemeesters, (hoofd-)commissarissen, inlichtingendiensten) moeten aangevuld worden met een onbekend aantal slachtoffers ten gevolge van de aan de Gestapo geleverde lijsten van de inlichtingendiensten. Daarmee komt het totaal aantal dodelijke slachtoffers van het optreden van de Nederlandse overheden in de Haagse regio op ongeveer 200. Dit speelde zich ook in andere regio’s af, zodat het aantal aan de Nederlandse overheid toe te schrijven moorden landelijk op ongeveer 1500 geschat moet worden. Deze ‘zwarte terreur’ is uniek voor het Nederland van na de tachtigjarige oorlog. Geen enkel ander west-Europees heeft zo een massamoord op communisten georganiseerd en in geen enkel ander land hebben historici en journalisten de kwalijke feiten op zo een schaal verzwegen.

Verder heb ik niet alle slachtoffers kunnen vinden, omdat voor veel slachtoffers de achtergronden van de arrestaties onbekend zijn. Dit komt enerzijds doordat veel papieren vlak voor het eind van de oorlog door de Duitsers en hun Nederlandse handlangers vernietigd zijn en vlak na de oorlog door het criminele personeel van de inlichtingendiensten, die zo hun misdaden wilden verbergen. Ook de Binnenlandse Veiligheidsdienst heeft tijdens zijn bestaan veel documenten, die aanwijzingen voor de massamoord bevatten, vernietigd om zo de oorlogsmisdaden van hun personeel te verheimelijken. Rita Verdonk, voormalig infiltrante in de PSP, heeft daar nog een vuile rol in gespeeld.
Wat ook een rol heeft gespeeld, is dat niet alle instanties geen medewerking hebben verleend bij mijn onderzoek. De Stichting 1940-1945 heeft geweigerd om medewerking te verlenen op basis van privacy-redenen. De AIVD weigert informatie te verstrekken uit het kleine restje materiaal dat nog niet vernietigd is. De Oorlogsgravenstichting vroeg hoge vergoedingen voor iedere persoon waarover informatie werd opgevraagd, zodat dat voor de ongeveer 800 personen waar ik informatie zou willen hebben, mijn onderzoek totaal onbetaalbaar zou maken.
Ook het Rode Kruis weigerde na een klein beginnetje verdere medewerking. Tijdens de oorlog is het Nederlandse Rode Kruis in fascistisch vaarwater gekomen en heeft haar politieke neutraliteit in ernstige mate geschonden door te weigeren steun te verlenen bij het achterhalen van de verblijfplaatsen van politieke gevangenen en het nalaten van het verstrekken van voedselpakketten aan de verhongerende gevangenen. Deze schending van de politieke neutraliteit wordt in de 21e eeuw nog steeds voortgezet, door te weigeren medewerking te verlenen bij het achterhalen van de slachtoffers van de massamoord op communisten. Ik mocht een klein beginnetje maken, waarbij ik ongeveer vijftien namen kon natrekken in hun oorlogsarchieven. Dit leverde me de namen van twee nieuwe slachtoffers op, die vermeld stonden als zijnde tegelijkertijd met een mij bekend slachtoffer te zijn gearresteerd. Dit is natuurlijk te weinig om een goede schatting van de misgelopen namen van slachtoffers te maken, maar bij gebrek aan beter kom ik aan een bijschatting van negentig dodelijke slachtoffers uit deze bron alleen al. In hoeveel de inlichtingendiensten bij hun dood een rol hebben gespeeld, kan ik niets zinnigs zeggen.

Mijn onderzoek heeft 17 jaar geduurd en ik heb me beperkt tot de regio Den Haag. Maar elders in Nederland hebben zich soortgelijke tonelen afgespeeld. De opdracht van Gerbrandy om de inlichtingendiensten onder de Duitse bezetting te laten doorwerken heeft voor heel Nederland gegolden. Ook daar werden de vrijwel zeker infiltratieacties voortgezet. De aanwijzingen daarvoor zijn de massa-arrestaties die in 1941 in bijvoorbeeld de regio’s Amsterdam, Rotterdam en Groningen plaats vonden. Als ik het aantal slachtoffers extrapoleer op basis van het aantal leden van de communistische partij in de regio’s, kom ik op duizend dodelijke slachtoffers door de Nederlandse inlichtingendiensten. Iets wat op basis van het discriminerende gedrag van de Nederlandse historici niet de moeite waard i om te onderzoeken. De Nederlandse geschiedschrijving is wat de Tweede Wereldoorlog betreft, een kunst van geschiedvervalsing.
Ook de zogenoemde communistische functionarissenarrestaties hebben in heel Nederland plaats gevonden. Ik weet dat er in Amsterdam heftig is huisgehouden. Verder hebben de gijzelaarsacties ook in vijf andere regio’s plaats gevonden. Hiervan weet ik het aantal dodelijke slachtoffers niet. Kortom er ligt nog volop werk voor historici, die willen berken met de tot nu toe geldende mentaliteit.

Bestraffing en beloning na de oorlog

  • ministers

Er zullen vast wel mensen zijn die mijn beschuldiging van massamoord overtrokken vinden. Maar er is nog een aanwijzing dat Gerbrandy en zijn handlangers uit waren op het vermoorden van communisten. Gerbrandy was in 1939 lid van het tweede kabinet De Geer en werd in Londen na de desertie van De Geer minister-president. In de kabinetten van 1939 tot 1945 maakte de sociaaldemocraat Johan Albarda deel uit van de regering. Op 13 februari 1945 schreef hij aan zijn collega en partijgenoot Van den Tempel: ‘Zoëven ontving ik […] een verontrustende tijding, namelijk dat […] onze vriend Louis de Visser springlevend is! Dat maakt (als het waar is) de vooruitzichten niet vrolijker.’ Hiermee gaf Albarda aan dat het zijn diepste wens was dat het communistische Tweede Kamerlid op een wrede manier vermoord zou worden en stak dat tegenover een ander lid van de regering niet onder stoelen of banken. Leden van de regering spreken met een woord, dus was het de wens van alle leden van de regering, inclusief Gerbrandy, dat De Visser vermoord zou worden (bron: Joost van Lingen en Niek Slooff, Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk burger, blz. 91).
Gerbrandy was niet alleen schuldig aan de door infiltratie uitgelokte moorden, maar ook aan de uitlevering van de leden van de groep Wollweber aan de Duitsers. Hiermee heeft Gerbrandy bijna twee keer zoveel mensenlevens op zijn geweten dan Anton van der Waals. Anton van der Waals werd ter dood veroordeeld en gebracht, maar Gerbrandy werd niet vervolgd, ondanks dat hij naar analogie van Van der Waals de doodstraf verdiende. Men kan Gerbrandy als een kleine uitvoering van de Duitse massamoordenaar Himmler, maar desondanks hebben veel gemeenten een straat naar deze massamoordenaar vernoemd.

  • burgemeesters

In Den Haag gaf burgemeester De Monchy de opdracht van minister van Justitie Gerbrandy door om de communisten te bespioneren. Hij veroorzaakte daarmee de dood van ruim honderd verzetsmensen. Hij had een diepe minachting voor communisten, zoals blijkt uit enkele verslagen van zijn hand van vlak na de oorlog. Op 29 juni 1940 trachtte hij de gemoederen in Den Haag te kalmeren, toen een er voor paleis Noordeinde een pro-Oranjedemonstratie ontstond ter gelegenheid van de verjaardag van prins Bernhard. Desondanks werd hij demonstratief door de Duitsers van zijn positie verwijderd. De Monchy was diep verontwaardigd over deze strafmaatregel, terwijl hij juist de Duitsers ter wille was geweest. Maar om het lot van de te vermoorden communisten gaf hij geen zier, zelfs niet met terugwerkende kracht na de oorlog. Na de oorlog werd hij opnieuw tot burgemeester benoemd en nam hij de bestrijding van de communisten, de enige serieuze verzetsgroep uit Den Haag, weer ter hand. Het plein waar lange tijd het stadhuis aan gelegen was, werd naar De Monchy vernoemd. Op dat plein werd het Haagse bevrijdingsmonument opgericht. Welk een ironie en belediging voor de Haagse verzetsmensen om juist dat plein te vernoemen naar iemand die het grootste bloedbad onder het Haagse verzet heeft aangericht. Het is zoiets als het Jonas Danielplein, met het monument De dokwerker, naar Adolf Eichmann te vernoemen. Of de Dam in Amsterdam, met het Nationaal monument, te vernoemen naar Nederlands grootste landverrader Anton van der Waals.
Uit de massa-arrestaties in Amsterdam en de provincie Groningen kan men opmaken dat de Inlichtingendienst daar ook het communistische verzet had geïnfiltreerd. De Duitsers hadden op eigen kracht nooit de honderden gearresteerde deelnemers van het communistisch verzet kunnen opsporen. Dat is ook logisch want de opdracht van Gerbrandy om de communisten te blijven bespioneren gold voor alle burgemeesters. Daarmee is burgemeester De Vlugt dus verantwoordelijk voor de dood van honderden Amsterdamse communisten, inclusief de vele Joden onder hen. Ook naar hem werd een straat vernoemd.
In Rotterdam had burgemeester Pieter Oud bij het bespioneren van de communisten al ruim een jaar samengewerkt met Nederlands grootste landverrader Anton van der Waals. Aan het begin van de Duitse bezetting wilde Oud naar Londen vertrekken, waar de regering zetelde. Hij hoopte waarschijnlijk op een lucratieve machtspositie bij de regering in ballingschap. Hij legde contact met Anton van der Waals. Volgens historici werd dat contact gelegd via een dominee, maar het ligt meer voor de hand dat het contact via hoofdcommissaris Louis Einthoven en de chef Inlichtingendienst Christoffel Bennekers werd gelegd. Via deze twee personen was een contact met Londen veel waarschijnlijker. Oud wist op een of andere manier 12.000 gulden (nu ongeveer 120.000 Euro) bij elkaar te krijgen, mogelijk uit de gemeentekas, om aan Van der Waals te geven en via hem naar Londen te geraken. Maar Van der Waals incasseerde alleen het geld en liet Oud in Rotterdam zitten. Ondertussen ging de Inlichtingendienst het communistisch verzet in beeld brengen. Hiermee werd Oud verantwoordelijk voor de dood van enige tientallen Rotterdamse communistische verzetsmensen (het oprollen van de Nederlandse Volksmilitie ging geheel buiten Oud en zijn Inlichtingendienst om). In Rotterdam werd een straat naar Oud vernoemd.
Ook in veel andere steden werden na de oorlog straten vernoemd naar burgemeesters, die aan het begin van de oorlog functioneerden. Zo zijn er zeker tien keer zoveel straten in Nederland vernoemd naar burgemeesters die communisten massaal de dood in hebben gejaagd, dan naar communistische verzetsmensen.

In Den Haag kunnen ze beter in plaats van De Monchy straten vernoemen naar communistische verzetsmensen als:
Gerhard Badrian (Duitse communist, die meedeed aan de overval op de Landsdrukkerij, waarmee persoonsbewijzen voor tienduizenden onderduikers verkregen werden), Pieter Philippus van den Berg (eerste Nederlander die door de Duitsers vermoord werd), Frits Boverhuis (Haagse communist, die meedeed aan de overval op de gevangenis Weteringschans in Amsterdam), Chef d’Hotel (vier broers die door toedoen van de Haagse Politie Inlichtingendienst om het leven kwamen), Herman Holstege (werd in bijzijn van lid Haagse Politie Inlichtingendienst doodgemarteld), Henri Pieck (was betrokken bij de zelfbevrijding van Buchenwald), Hans Polak (Joods-communistisch verzetsman, die veel voor zijn medemens deed), Nico Wijnen (sociaal bewogen man, die voor de oorlog veel deed voor de emancipatie van homoseksuelen, later schrijver).

  • Politiefunctionarissen

Hoofdcommissaris van politie in Rotterdam Louis Einthoven werkte al voor de oorlog nauw met de Gestapo samenwerkte en introduceerde Anton van der Waals bij de Gestapo. De Duitsers hadden bij de inval een lijst van personen waar zo snel mogelijk contact mee moest worden opgenomen, waar hij op stond. Direct na de Nederlandse capitulatie kreeg hij de opdracht van burgemeester Oud om de communisten te blijven bespioneren. Dit kostte tientallen Rotterdamse communistische verzetsmensen het leven. Na de oorlog werd hij benoemd tot hoofd van het Bureau Nationale Veiligheid. In die functie zette hij de samenwerking met Anton ven der Waals voort en voorkwam dat die gearresteerd werd. Nadat Van der Waals naar de Russen was overgelopen en daar spijt van kreeg, liet hij Anton van der Waals gevangen zetten. Vervolgens verbood hij enkele personen die voor de Duitsers in het Englandspiel gewerkt hadden getuigenissen met betrekking tot Van der Waals tegenover justitieambtenaren af te leggen, ze mochten dat alleen tegenover hemzelf en minister-president Beel doen. Op deze wijze wilde hij voorkomen dat de vuile was over de moordpraktijken en het landverraad door de inlichtingendiensten in de openbaarheid kwamen en dat hijzelf de gevangenis in zou moeten draaien.

Karel Broekhoff was de chef van de vooroorlogse valsgeldcentrale, die in Amsterdam leiding gaf aan het in beeld brengen van communisten. Verder coördineerde hij het verzamelen van soortgelijke gegevens in de rest van Nederland en gaf de gegevens door aan de Centrale Inlichtingendiensten. Verder werkte hij nauw samen met de Gestapo, leverde gegevens aan hen en deed op hun aandringen huiszoekingen bij Nederlanders. Hij hield in Berlijn drinkgelagen met hoge Gestapofunctionarissen en lag te neuken met Heinrich Müller, de wrede leider van de Duitse bestrijding van het communisme. Deze Müller was tijdens de oorlog de chef van Eichmann en de grote man achter het vergassen van de Europese Joden.
De Duitsers hadden bij de inval een lijst van personen waar zo snel mogelijk contact mee moest worden opgenomen, waar Broekhoff op stond. Tijdens de bezetting werd hij goede vriendjes met SS-Oberführer Walter Schröder, die hoofd van de Duitse politie in Nederland was, en de fel antisemitische Berlijnse hoofdcommissaris Wolf-Heinrich Julius Otto Bernhard Fritz Hermann Ferdinand Graf von Helldorf. Broekhoff kende Von Helldorf nog van zijn vooroorlogse bezoeken aan het hoofdkwartier van de Gestapo en de IKK. In die periode wilde Von Helldorf alle Joden zo snel mogelijk uit Berlijn verwijderen. Eerder, voor de machtsovername door Hitler, organiseerde hij als leider van de SA overvallen op Joden, communisten en sociaaldemocraten, waarbij veel geweld werd gebruikt en soms zelfs van vuurwapens gebruik werd gemaakt. Het was Von Helldorf die de Duitse communistische partij ontbond. Hij was een felle antisemitische top-Nazi, maar Broekhoff vond dat prachtig. Omdat Von Helldorf in Berlijn werkzaam was en als zodanig niets in Nederland te zoeken had, rijst het vermoeden dat Von Helldorf bij Broekhoff logeerde en misschien wel een verhouding met hem had. Schröder had na de Februaristaking het ontslag van burgemeester De Vlugt en hoofdcommissaris Versteeg bewerkstelligd, omdat die te slap zouden hebben opgetreden. Kort daarop werd Schröder door Himmler naar Letland overgeplaatst, waar hij een van de hoofdverantwoordelijken werd voor de massamoorden op Joden aldaar. Schröder bezocht Broekhoff regelmatig in zijn woning in de Willem Beukelsstraat waar drinkgelagen tot vroeg in de ochtend werden gehouden. [Schoonmaak bij de politie, De Waarheid, 28-5-1945] Dat was ironisch genoeg in de woning die eens aan de Duitse Nazi’s meest gehate Jood Julius Barmat had toebehoord.
Broekhoff was verantwoordelijk voor het aan de Duitsers uitleveren van informatie over communisten die bij de Februaristaking waren betrokken. Men kan op veel plekken lezen dat Broekhoff in juli 1941 ontslagen werd door de Höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter. Dat wordt door velen gezien als het resultaat van een anti-Duitse houding van Broekhoff. Niets is minder waar. Rauter was een persoonlijke vriend van Broekhoff. Die vriendschap ging zelfs zover dat Broekhoff aan Rauter de speciale gunst vroeg om de liquidatie van zijn familiebedrijf, de drukkerij Kemink en Zoon, te voorkomen. Alhoewel Rauter daar niet over ging, ritselde hij het toch voor Broekhoff. [brief van Broekhoff aan Rauter, 18-1-1943, dossier Broekhoff bij ministerie van Justitie] Na de oorlog werd Broekhoff, ondanks felle protesten van de communisten, benoemd tot waarnemend hoofdcommissaris van Amsterdam. Hij werd echter vrij spoedig ernstig ziek. Ondanks zijn ziekte werd hij in 1946 samen met Louis Einthoven ‘ter beschikking gesteld’ van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Dit betekende dat hij een hoofdfunctie binnen de Inlichtingendiensten van Nederland zou moeten spelen. Broekhoff overleed in de loop van 1946 aan zijn ziekte. De benoeming werd op de dag van zijn overlijden in de Staatscourant gepubliceerd. Hij werd als waarnemend hoofdcommissaris opgevolgd door zijn ondergeschikte Posthuma. Zo bleef de Inlichtingendienst het hoofdcommissariaat controleren en kon verder onderzoek naar het landverraad en de moordprakrijken van de Inlichtingendienst gefrustreerd worden.

De massamoordenaar Johann Gottlieb Crabbendam was door de Duitsers benoemd tot tijdelijke chef van de Haagse Politie Inlichtingendienst en de opvolger daarvan de Documentatiedienst. Dit ondanks dat hij nooit iets met een Inlichtingendienst te maken had gehad of ervaring had met de bespionering van communisten. Hij was verantwoordelijk voor de dood van tegen de honderd communistische verzetsmensen. Hij gaf begin 1941 leiding aan de opsporing van leden van de verzetsgroepen De Geuzen en de Stijkelgroep. Begin 1941 gaf hij twee rechercheurs een flinke schrobbering, omdat ze het nut niet inzagen een marechaussee te arresteren, die in aangeschoten toestand zich pro-Engels had geuit. In april 1941 werd hij overgeplaatst. Na de oorlog trad hij weer naar voren en stond op de voorgrond te pronken met een wapen toen de gearresteerd Anton Mussert naar buiten werd geleid.
Vervolgens werd hij door Louis Einthoven voorgedragen als hoofd van de afdeling Documentatiedienst (ook wel sectie B genoemd) die de communisten moest gaan registreren. Hier ontpopt Einthoven zich als pure fascist en landverrader, door de naam van de Duitse dienst ter ondersteuning van de Gestapo die honderden communisten, vele andere verzetsmensen en meer dan tienduizend Joden de dood in had gejaagd als naam voor de dienst van de communistenjagers te kiezen. Geen enkel land in Europa heeft zo een zeldzaam schofterige brutaliteit ten tonele gevoerd. Alleen een pure fascistische antisemiet kan zoiets uithalen.
Bij de aanbeveling van Crabbendam voegde Einthoven een carrièrebeschrijving toe, waar hij een hele reeks leugens vermeldde om voor te wenden dat Crabbendam niet door de Gestapo, maar al eerder zich met bestrijding van het communisme had bezig gehouden. Verder deed Einthoven voorkomen alsof Crabbendam door de Duitsers een carrièreachterstand had opgelopen, terwijl die achterstand een gevolg was van een vooroorlogse onenigheid met de hoofdcommissaris, terwijl de Duitsers zijn carrière juist weer nieuw leven in bliezen.

Deel van de personeelskaart van Crabbendam. Er is duidelijk te zien dat de carrièreontwikkeling na het verdwijnen van hoofdcommissaris Van ’t Sant in 1934 tot stilstand is gekomen en dat hij tijdens de bezetting opnieuw bevorderd werd. In deze kopie is de ‘Bijzonderheid’ dat Crabbendam in februari 1941 door de Duitsers tot het statusverhogende ‘plaatsvervanger van een commissaris’ werd benoemd.

Crabbendam zelf moest in een formulier aangeven of hij deel had genomen en het verzet en wat zijn daden daarbij waren. Crabbendam gaf als enige verzetsdaad aan dat hij voorjaar 1945 heel heldhaftig op zijn kamer een lijst met te arresteren personen had opgesteld, maar niet dat hij tegen de tweehonderd communistische voor de Duitsers in beeld had gebracht. Massamoordenaar Crabbendam werd vervolgens bevorderd tot commissaris. Bij het Bureau Nationale Veiligheid stelde Crabbendam een lijst op van 8000 communisten die gearresteerd moesten worden als er een conflict met de Sovjet-Unie zou uitbreken. Die lijst werd tot 2000 gereduceerd, omdat de kosten te hoog werden. Bij een internationaal conflict zijn kosten irrelevant, men roept gewoon dienstplichtigen op als bewakers en het voedsel vordert men. Daarmee wordt duidelijk dat de motivering een farce is en dat men de communisten zonder meer in een concentratiekamp wilde opsluiten. Hij bleef dezelfde functie bekleden toen de afdeling die het communisme bestreed omgevormd werd tot Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hij ging in 1961 met pensioen.

Johannes Hubertus Veefkind werkte al vanaf 1926 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst om communisten te bespioneren. Tijdens de oorlog zette hij dat werk in dienst van de Sicherheitsdienst voort. Het heeft ruwweg tweehonderd communisten het leven gekost. Hij heeft tegen de honderd communisten gemarteld. Hij was een van de belangrijkste Nederlandse aan Duitse kant bij het Englandspiel. Hij was betrokken bij het in de val lokken van een groep verzetsmensen bij Helvoirt, wat 15 van hen het leven kostte. Na de oorlog werd de doodstraf tegen hem geëist, maar hij kreeg slechts levenslang. Hij kreeg meerdere malen strafverkorting en zou daardoor al in 1958 worden vrijgelaten, maar hij stierf 7 weken daarvoor in de gevangenis te Hoorn.

Johannes Eckhardt kwam in 1935 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst in een soort onderchefpositie. Volgens meerdere getuigenverklaringen was hij lid van de NSB en had een NSB-insigne gedragen. Hij stelde in februari 1941 rapportjes over politieke activiteiten door communisten op, gebaseerd op mededelingen van infiltranten. Hij verzamelde de gegevens die van de burgemeesters in de Haagse regio binnen kwamen voor de zogenoemde communistische functionarissenarrestaties door de Sicherheitsdienst naar aanleiding van de inval in de Sovjet-Unie. Die arrestaties leidden tot de dood van tientallen communisten. Hij nam najaar deel aan de speurtocht naar ondergedoken Joden, die zich niet gemeld hadden voor deportatie naar de gaskamers. Hij werd in het voorjaar van 1943 naar de treincontrole overgeplaatst en maakte daar tot september 1944 veel slachtoffers. Hij maakte na de oorlog weer deel uit van het Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Anne van der Ploeg werkte al voor de oorlog bij de Haagse Politie Inlichtingendienst, waar hij de cartotheek met gegevens over communisten beheerde. Hij was uiterst waardevol vanwege zijn fotografisch geheugen. Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst. Hij beheerde daar ook de cartotheek met gegevens over communisten. Hij arresteerde enkele communisten. De vele sterfgevallen van communisten in gevangenschap werden door hem geregistreerd en enkele werden door hem op een uiterst kille manier aan de naaste verwanten gemeld. In 1942 hief hij de organisatie van de Jehova’s Getuigen op en arresteerde een aantal van hen, waarvan er enkelen in concentratiekampen om het leven kwamen. Hij bleef tot oktober 1944 bij de Documentatiedienst werken. Na de oorlog kwam hij te werken bij achtereenvolgens het Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst, waar hij steeds weer de cartotheek met gegevens over communisten beheerde in een afdeling die wederom Documentatiedienst heette.

Abraham van Dijk werkte al voor 1926 bij de Inlichtingendienst. Hij werd in augustus 1940 lid van de SS. Hij maakte bij het Englandspiel deel uit van het ontvangstcomité. Hij werkte van begin af aan bij de Documentatiedienst. Hij werkte tijdens de oorlog ten nadele van de Nederlandse belangen mee aan spionageactiviteiten door Stelle P van de vooroorlogse spion Protze. Die pilotenlijnen liet infiltreren enerzijds om die op te kunnen rollen en anderzijds om spionnen naar Engeland te kunnen sluizen. Hij was contactpersoon voor Dolly Peekema, die een belangrijke spionne voor de Duitsers was. Kort na de bevrijding werd hij speciaal rechercheur bij de koningin, hij kreeg toen een Koninklijke onderscheiding. Hij werkte na de oorlog voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hij werd daar een vertrouwde collega voor de vader van Theo van Gogh.

Laurentius van Laere kwam per 8 juli 1939 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan in een soort onderchefpositie deel uit van de Documentatiedienst, waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij werd officieel in eerste instantie in mei 1941 naar de Justitieelen Dienst overgeplaatst. Na de oorlog werd hij onder Crabbendam plaatsvervangend hoofd van de sectie B van achtereenvolgens Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Gros werkte vanaf 1935 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. De politie-infiltrant Van Soolingen rapporteerde aan hem. Hij kwam in november 1940 bij de Documentatiedienst. Hij werd in april 1941 overgeplaatst. Hij verleende tijdens de oorlog speciale diensten aan de NSB-procureur-generaal Van Genechten. Na de oorlog kwam hij te werken bij achtereenvolgens het Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hij zocht Van Soolingen regelmatig op toen die na zijn frauduleuze vrijlating door de minister van Justitie thuis zat. Hij bleef na zijn pensioengerechtigde leeftijd aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst verbonden om Van Soolingen regelmatig in de gevangenis op te zoeken, kennelijk om te voorkomen dat hij ging praten over zijn activiteiten voor de Inlichtingendienst.

Antonie van der Spek was in de zomer van 1941 actief voor de Documentatiedienst. Hij observeerde toen een actie van vrouwen van gearresteerde communisten voor meer brood. Na de oorlog kwam hij bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Hij had als informant Friedrich Schallenberg, die in 1948 vermoord werd.

  • Informanten

Johannes Hubertus van Soolingen was sinds 1923 politie-infiltrant binnen de CPN. Hij infiltreerde aan het begin van de bezetting de ondergrondse CPN. Hij werkte intensief samen met de Documentatiedienst. Hij was Vertrauensmann voor de Sicherheitsdienst. Hij verraadde zowel de eerste ondergrondse CPN, de tweede ondergrondse CPN en een aantal communisten in 1945. Hij werd na de oorlog veroordeeld en ging op verzoek van de Binnenlandse Veiligheidsdienst niet in cassatie omdat ze hem vrijlating beloofden. Crabbendam vroeg zijn dossier in 1948 op en er zijn sterke aanwijzingen dat hij een aantal documenten uit het dossier weghaalde. Al eerder was een verklaring van Veefkind, dat Van Soolingen het verraad pleegde tegen Jacob Boekman, uit zijn dossier verwijderd. Dat verraad leidde tot de dood van 11 doden. Van Soolingen werd tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar hij kwam vervroegd vrij. Van Soolingen werd in 1950 frauduleus door de minister van Justitie vrijgelaten, maar weer vastgezet toen dat door het communistische blad De Waarheid bekend werd gemaakt. Van Soolingen kwam omstreeks 1958 vervroegd vrij.

BriefjeCrabbendam
Het briefje dat aantoont dat Crabbendam zich met de zaak Van Soolingen bemoeide, terwijl dat niet bij zijn functie hoorde.

Verantwoordelijkheid

Het voorgaande slaat alleen op die leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst die zich tijdens de oorlog met de bestrijding van het communisme hebben bezig gehouden. Deze samenvatting slaat alleen op hen. Andere leden van de Inlichtingendienst zijn bijvoorbeeld bij het Englandspiel betrokken geweest.

De leden van de vooroorlogse Haagse Politie Inlichtingendienst gingen nagenoeg allemaal over naar de Documentatiedienst. Een aantal van hen hield zich bezig met het in beeld brengen van communistische verzetsmensen, wat tegen de tweehonderd communisten het leven heeft gekost. Ook werden andere groepen in beeld gebracht of gearresteerd, zoals de Stijkelgroep, De Geuzen en Jehova’s Getuigen, wat bij elkaar enige tientallen mensen het leven heeft gekost. Geen van de Inlichtingendienstmannen heeft ooit iemand van de bedreigde groepen gewaarschuwd voor de gevaren die dreigden. Een lid van de Inlichtingendienst werd SS’er en spion voor de Duitsers en deze ondermijner van de staatsveiligheid ging na de oorlog bij de Binnelandse Veiligheidsdienst zogenaamd de staatsveiligheid beschermen. Verschillende leden werden ingezet bij de opsporing van ondergedoken Joden. Drie leden waren betrokken bij de veel mensenlevens kostende treincontrole
Zes communistenjagers werden na de oorlog niet vervolgd vanwege massamoord, maar werden beloond met een mooie positie bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Daarmee werd deze dienst een soort voortzetting van de Gestapo. Van Soolingen werd slechts vervolgd voor drie moorden en kreeg een relatief lichte straf, terwijl hij ongeveer honderd moorden op zijn geweten had (hij was er nog trots op ook). De door de Gestapo benoemde chef van de Documentatiedienst Crabbendam, werd voor zijn communistenmoordpraktijken zelfs expliciet beloond met de op een na hoogste positie binnen de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hij moest daar een nieuwe jacht openen op de overlevenden uit de concentratiekampen.
Natuurlijk zullen er gekken zijn, die zeggen dat de hiervoor genoemde functionarissen niets bijzonders hebben gedaan. Ze deden alleen maar hun werk en het waren de Duitsers die het moorden deden. Zo een reactie zou iedere moordenaar wel willen aanvoeren: ‘Ik heb die man niet gedood, dat heeft mijn pistool gedaan!’
Vergelijk het met Eichmann. Die krijgt nu de hele Holocaust in zijn schoenen geschoven. Maar hij heeft niemand gedood en hij heeft zelfs niemand opdracht gegeven om te moorden. Hij was alleen maar als secretaris aanwezig bij de Wannsee-conferentie, waarbij tot het uitroeien van de Europese Joden werd besloten. Hij schreef het besluit van anderen alleen maar op. En later regelde hij het treinverkeer met goederenwagons, waarmee de Joden naar de gaskamers werden vervoerd. Hij wist dat ze vermoord zouden worden, maar zelf deed hij niets. Hij voerde alleen maar de bevelen uit. Natuurlijk was het terecht dat hij in Israël tot de strop werd veroordeeld. maar als hij naar Nederlandse ‘normen’ was beoordeeld, dan had er vrijspraak gevolgd.
Maar net zo als Eichmann hadden ook Gerbrandy, de burgemeesters, de hoofdcommissarissen, de inlichtingendienstmannen en de politiespionnen de doodstraf moeten krijgen. Ze wisten dat hun slachtoffers vermoord zouden worden of ze hadden dat met grote stelligheid kunnen vermoeden op basis van de gebeurtenissen in Duitsland, die hier bekend waren. En ze gingen met hun activiteiten door, toen de doodsberichten uit de concentratiekampen massaal binnenkwamen. Inderdaad kun je ze niet met Eichmann vergelijken, die voerde alleen maar ‘onschuldige’ opdrachten uit. Je kunt ze wel vergelijken met de chef van Eichmann, Gestapo-chef Heinrich Müller. Want net zoals Müller gaven ze opdrachten die tot de dood van veel mensen zouden leiden.
Waarom werd wel Anton van der Waals wel voor het vuurpeloton gezet en niet zijn opdrachtgevers in opgaande lijn Louis Einthoven, Pieter Oud en Pieter Sjoerds Gerbrandy?
Het is een grote schande dat de voornoemde schoften nooit voor het vuurpeloton terecht zijn gekomen, maar dat ze in plaats daarvan Koninklijke onderscheidingen kregen en straten naar hen werden vernoemd. Nederland koestert zijn massamoordenaars en geeft de slachtoffers een trap na en weigert hen schadeloos te stellen voor de enorme nadelen die ze gedurende hun leven hebben ondervonden of nog zullen ondervinden.

De bevelstructuur bij de massamoord op Nederlandse communisten

Geloof de onzin van Lou de Jong niet: hij schreef dat de Sicherheitsdienst diep in het communistisch verzet wist door te dringen. Totale onzin, geen enkel lid van de Sicherheitsdienst of een van zijn handlangers is in het communistisch verzet binnengedrongen. Het waren de gemeentelijke Politie Inlichtingendiensten die al voor de oorlog de communistische partij waren binnengedrongen (vanaf januari 1923) en dat in opdracht van de minister van Justitie voor de Duitsers voort zetten en vervolgens alle namen en activiteiten op eigen initiatief aan de Duitsers doorgaven (kopieën van de documenten waaruit dat blijkt waren in bezit van Lou de Jong). Het resulteerde in meer dan duizend doden. Voor Den Haag zijn de bewijzen overvloedig. Voor de overige steden kan hetzelfde geconcludeerd worden uit de algemene gang van zaken voor de Politie Inlichtingendiensten, de algemeen geldende opdrachten van de successieve ministers van Justitie en de gang van zaken bij de arrestaties van groepen communisten.

In Duitsland was de commandostructuur bij de massamoord met gas op de Joden ongeveer als volgt:

  1. Heinrich Luitpold Himmler
  2. Hermann Wilhelm Göring
  3. Reinhard Tristan Eugen Heydrich / Ernst Kaltenbrunner
  4. Heinrich Müller
  5. Kommandanten van concentratiekampen
  6. Führer van de gaskamer
  7. Werpers van het gasblikje

In Nederland werden de communisten door de Nederlandse autoriteiten uitgemoord, door uitlevering aan de Gestapo. Deze uitlevering kan men als equivalent van het gasblikje zien. De commandostructuur bij de massamoord op communisten was als volgt:

  • Minister van Justitie:

Josephus Robertus Henricus van Schaik (christendemocraat)

Gaf in 1935 opdracht aan Centrale Inlichtingendienst om met Gestapo samen te werken.

Carolus Maria Joannes Franciscus Goseling

Verspreidde in 1938 onder de burgemeesters een circulaire (Zeer Geheim) bekend onder de naam ‘Aanwijzingen’ opdracht dat overheidsfunctionarissen en dus ook de politie in geval van een Duitse bezetting moest blijven werken. In een circulaire werd deze opdracht herhaald voor expliciet politiefunctionarissen.

Pieter Sjoerds Gerbrandy (christendemocraat)

Hij handhaafde de Aanwijzingen en de circulaire met de opdracht dat de politie voor de Duitse bezetter hun werkzaamheden moest voortzetten ten behoeve van de Duitse bezetter.

  • Burgemeesters van steden met een omvangrijke industrie (hieronder de grootste drie)

Amsterdam (tot maart 1941): Willem de Vlugt (christendemocraat)

Hij gaf opdracht aan de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst om vanaf 1935 nauw met de Gestapo samen te werken. Hij liet namen van Amsterdamse communisten en communistische vluchtelingen uit Duitsland aan de Gestapo doorgeven. Duitse spionnen mochten van hem vrijuit in Amsterdam werken. Tijdens de oorlog liet hij communisten ten behoeve van de Gestapo opsporen. Hij liet de infiltratie bij de communisten ten behoeve van de Gestapo voortzetten toen die een verzetsorganisatie vormden.

Amsterdam (na maart 1941): Edward John Voûte (liberaal)

Hij liet communisten ten behoeve van de Gestapo opsporen en liet communisten selecteren die naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 naar het concentratiekamp Neuengamme zouden worden overgebracht om aldaar vermoord te worden.

Rotterdam (tot oktober 1938): Pieter Droogleever Fortuyn (liberaal)

Hij liet de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst samenwerken met de Gestapo uit Hamburg bij het opsporen van de groep Wollweber (Internationale Zeeliedenhulp). Daarvoor huurde hij Anton van der Waals in om de communistische partij te infiltreren (die partij stond los van de groep Wollweber, maar er waren wel veel verbindingen op individuele basis). Hij liet in 1938 namen van leden van de groep Wollweber aan de Gestapo in Hamburg overhandigen, terwijl hij wist dat hij die personen in direct levensgevaar bracht. Deze actie zou na de Nederlandse capitulatie in 1940 minstens negen personen het leven kosten.

Rotterdam (oktober 1938 tot juli 1941): Pieter Oud (liberaal)

Hij zette de samenwerking met Nederlands grootste landverrader Anton van der Waals voort. Na de Duitse inval verleende hij medewerking aan de Sicherheitsdienst om de communist De Kadt te arresteren (die zou daardoor om het leven komen). Hij liet de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst het communistisch verzet infiltreren en liet de namen van de verzetsdeelnemers aan de Sicherheitsdienst doorgeven. Hij liet de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 de namen selecteren van de communisten die in het concentratiekamp Neuengamme om het leven moesten worden gebracht.

Den Haag (tot begin juli 1940): Salomon Jean René de Monchy (liberaal)

Hij liet de Haagse Politie Inlichtingendienst vanaf 1935 met de Gestapo in Wuppertal samenwerken. Hij liet de infiltratie van de communistische partij, die vanaf 1923 liep, na de Duitse inval voortzetten.

Den Haag (vanaf juli 1940): Cornelis Lodewijk van der Bilt (liberaal)

Hij liet de Haagse Politie Inlichtingendienst na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 de namen selecteren van de communisten die in het concentratiekamp Neuengamme om het leven moesten worden gebracht.

  • Hoofdcommissarissen van steden met een omvangrijke industrie (buiten de drie grote steden stonden commissarissen aan het hoofd van de politie)

Amsterdam (tot mei 1941): Hendrik Johan Versteeg

Hij liet de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst door voortzetting van de vooroorlogse infiltratie voor de Duitsers informatie over communistische activiteiten verzamelen. Hij liet de namen leveren van communisten die in april-mei 1941 gearresteerd werden.

Amsterdam (vanaf mei 1941): Sybren Tulp (NSB)

Hij liet de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst de lijst van namen van communisten samen stellen die na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in het concentratiekamp Neuengamme vermoord moesten worden.

Rotterdam (tot september 1940): Louis Einthoven

Hij ging in 1937 bij het bestrijden van de groep Wollweber in de Rotterdamse haven een samenwerking aan met de Gestapo in Hamburg. Hij huurde Anton van der Waals in om de communistische partij in Rotterdam te infiltreren en om de groep Wollweber op te sporen. Hij leverde de namen van de leden van de groep Wollweber aan de Gestapo in Hamburg, wat minimaal negen mensen het leven zou gaan kosten. Zijn naam komt voor op een Duitse lijst met pro-Duitse personen, waarmee direct na de Duitse inval in Nederland contact mee moest worden gezocht. Hij leverde in 1940 de communist De Kadt aan de Gestapo uit; De Kadt zou dientengevolge door ophanging in Dachau om het leven komen. Hij liet de infiltratie in de Rotterdamse communistische partij voort gaan, wat vele tientallen Rotterdamse communistische verzetsmensen het leven zou kosten. Na de oorlog werd hij directeur van eerst het Bureau Nationale Veiligheid en vervolgens de Binnenlandse Veiligheidsdienst. In die functie weigerde hij Nederlands grootste landverrader Anton van der Waals te arresteren en in plaats daarvan ging hij een nauwe samenwerking met hem aan. In die functie beval hij Crabbendam aan als hoofd van de afdeling extremisme van het Bureau Nationale Veiligheid aan, vanwege het feit dat die in 1940-1941 leiding had gegeven aan het opsporen van communisten voor de Sicherheitsdienst, wat tot ongeveer honderd doden had geleid.

Rotterdam (vanaf september 1940): Jacob Peter Roszbach (NSB)

Hij liet de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst na de Duitse inval in de Sovjet-Unie een lijst opstellen van communisten die in het concentratiekamp Neuengamme vermoord moesten worden.

Den Haag (tot september 1940): Nicolaas Gerardus van der Meij

Hij liet de Haagse Politie Inlichtingendienst vanaf 1935 samenwerken met de Gestapo in Wuppertal. Hij liet de infiltratie in de Haagse communistische partij voort gaan, wat ruim honderd communistische verzetsmensen het leven zou kosten.

Den Haag (vanaf september 1940): Petrus Marinus Carolus Julianus Hamer (voormalig legerofficier, NSB)

Hij liet de Haagse Politie Inlichtingendienst na de Duitse inval in de Sovjet-Unie een lijst opstellen van communisten die in het concentratiekamp Neuengamme vermoord moesten worden.

  • Chefs van de Politie Inlichtingendiensten

Amsterdam (tot maart 1941): Karel Henri Broekhoff

Hij werkte sinds januari 1935 nauw samen met de Gestapo in Berlijn. Hij stond toe dat Duitse spionnen in Amsterdam opereerden en dat een communistische vluchteling door de Gestapo uit Amsterdam ontvoerd werd. Hij gaf vanuit het hoofdkwartier van de Gestapo in Berlijn telefonisch opdracht om huiszoeking bij een Nederlandse communist te doen. Hij was nauw bevriend (hij had een homoseksuele relatie met hem) met Mueller die tijdens de oorlog als Leiter der Gestapo alle concentratiekampen onder zich had en daarmee hoofdverantwoordelijk was voor de vergassing van Joden en de moord op honderdduizenden politieke gevangenen. Zijn naam komt voor op een Duitse lijst met pro-Duitse personen, waarmee direct na de Duitse inval in Nederland contact mee moest worden gezocht. Na de Duitse inval gaf hij als chef van de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst leiding aan de infiltratie van het communistisch verzet, wat honderden Amsterdamse communistische verzetsmensen het leven heeft gekost. Na de oorlog werd hij voor zijn acties beloond met het hoofdcommissariaat van de Amsterdamse politie.

Amsterdam (vanaf maart 1941): Douwe Bakker (NSB)

Voor de oorlog mocht hij ondanks dat hij lid van de NSB was bij de Amsterdamse politie werkzaam zijn, ondanks dat dat lidmaatschap voor overheidsfunctionarissen verboden was. Hij liet door de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie een lijst van communisten opstellen die in het concentratiekamp Neuengamme vermoord moesten worden. Hij liet leden van de Inlichtingendiensten arrestanten (communisten, Joden, Jehova’s Getuigen) martelen.

Rotterdam (tot december 1940): Christoffel Bennekers

Hij observeerde voor 1927 Haagse communisten, waarna hij chef van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst werd. Hij werkte sinds 1937 nauw samen met Nederlands grootste landverrader Anton van der Waals en met de Gestapo in Hamburg. Hij leidde het onderzoek naar de activiteiten van de groep Wollweber in de Rotterdamse haven en overhandigde in 1938 een lijst met namen aan de Gestapo in Hamburg, wat tot de dood van minstens negen Nederlanders zou leiden. Zijn naam komt voor op een Duitse lijst met pro-Duitse personen, waarmee direct na de Duitse inval in Nederland contact mee moest worden gezocht. Hij zette de infiltratie in de Rotterdamse communistische verzetsorganisatie na de Duitse inval voort, wat tot de dood van tientallen Rotterdamse communistische verzetsmensen zou leiden. Hij was behulpzaam bij de arrestatie van de Rotterdamse communist De Kadt, die vervolgens in Dachau zou worden opgehangen. Najaar 1940 voerde hij in opdracht van de Sicherheitsdienst de eerste anti-Joodse maatregelen in Rotterdam uit.

Den Haag (tot juli 1940): Johannes Gerardus Amiabel

Hij werkte sinds 1935 nauw samen met de Gestapo in Wuppertal. Hij liet na de Duitse inval de infiltratie in de communistische partij voort zetten; dit kostte ruim honderd communistische verzetsmensen het leven. Hij wist begin 1943 al dat de gedeporteerde Joden in Duitsland vermoord werden.

Den Haag (juli 1940 tot november 1940): Jan Frederik Everardus Hopman

Hij zette de infiltratie van het communistisch verzet voort. Hij was tevens de verbindingsman tussen de Inlichtingendienst en de Sicherheitsdienst, wat hij na november 1940 bleef.

Den Haag (november 1940 tot april 1941): Johann Gottlieb Crabbendam

Hij zette de infiltratie van het communistisch verzet voort, wat tot de dood van ruim honderd communistische verzetsmensen leidde. Na de oorlog werd hij hiervoor beloond met de functie van hoofd van de afdeling extremisme van achtereenvolgens het Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Den Haag (april 1941 tot eind 1942): Friedrich Wilhelm Simon (NSB)

Hij zette de infiltratie van het communistisch verzet voort, wat tot de dood van ruim honderd communistische verzetsmensen leidde.

Den Haag (van eind 1942 tot maart 1943): Cornelis Bakker (voor oorlog geheim lid NSB)

Voor de oorlog werkzaam voor de Centrale Inlichtingendienst van de Generale Staf. Werd in de herfst van 1940 verbindingsman tussen de Haagse Politie Inlichtingendienst en de Sicherheitsdienst. Hij was het die in 1942 meestal de dood van de tientallen communisten in de concentratiekampen op een buitengewoon harteloze manier bij de familieleden kwam melden en probeerde dan een schepje as uit de crematoria van de concentratiekampen te verkopen (was oplichting).

Den Haag (vanaf maart 1943): Steven Pegels

Hij was voor 1926 infiltrant binnen de communistische partij. Hij werd in 1926 lid van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Hij legde in 1933 een voor de rechter een meinedige getuigenis af in een zaak waarin een communist beschuldigd werd van het doodsteken van een politieman (onbekend of de dader een communist was of een provocateur van de fascist Jan Baars, die toen informant voor de Haagse Politie Inlichtingendienst was). Werkte tijdens de oorlog ook voor de Duitse contraspionagechef Protze. Vanaf juni 1926 organiseerde hij de deportatie van Joden uit Den Haag, wat tot tienduizend doden leidde.

  • Leden van de Politie Inlichtingendiensten die communisten observeerden

In Den Haag onder anderen sinds 1926: Johannes Hubertus Veefkind (NSB)

Hij was sinds 1926 lid van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Hij bezocht openlijk vergaderingen van de communistische partij. Hij was voor de oorlog geheim lid van de NSB. Begin 1941 werd hij bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd. Hij was bij meer dan tweehonderd arrestaties van communisten in de Haagse regio betrokken. Hij mishandelde tijdens verhoren vele tientallen gearresteerde communisten, waarvan er verschillende blijvend letsel opliepen. Uit zijn activiteiten volgde de dood van ruim honderd communistische verzetsmensen.

In Delft onder anderen sinds 1926: Johannes Jan Lukas Bokhove

Hij arresteerde in 1941 tientallen communisten. In een geval arresteerde en gijzelde hij de vader van twee gevluchte communisten met de bedreiging hem naar een concentratiekamp te sturen als de zoons zich niet zouden melden. De zoons meldden zich en kwamen vervolgens om het leven. In 1961 kreeg hij een Koninklijke onderscheiding voor zijn moorden. De VVD-minister Toxopeus vond dat Bokhove een goede politieman was geweest.

  • Contactpersonen tussen Politie Inlichtingendiensten en infiltranten (alleen in Den Haag uitgezocht, overige steden onbekend):

Den Haag (vanaf 1935 tot januari 1940): Jacob Gros

De infiltrant Van Soolingen rapporteerde aan hem. Na de oorlog nadat Van Soolingen tot een lange gevangenisstraf was veroordeeld, bleef Gros hem in de gevangenis opzoeken om hem tot blijven zwijgen over te halen. Gros was na de oorlog lid van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Den Haag (van januari 1940 tot augustus 1941): Ari Leendert van den Bos

De infiltrant Van Soolingen rapporteerde aan hem over de ondergrondse verzetsorganisatie van de communisten. Dit leidde in 1941 tot 137 arrestaties en 60 doden.

Den Haag (van augustus 1941 tot maart 1943): Jilis van der Weerd

Hij was sinds 1930 bij de Haagse politie. De infiltrant Van Soolingen rapporteerde aan hem over de ondergrondse verzetsorganisatie van de communisten, wat tot de dood van een tientallen communisten leidde. Hij mishandelde veel gearresteerde communisten. Hij stal goederen uit de woningen van gearresteerde communisten.

Den Haag (van maart 1943 tot maart 1945): Cornelis Heijnis

Hij was sinds 1933 bij de Haagse politie. De infiltrant Van Soolingen rapporteerde aan hem over de ondergrondse verzetsorganisatie van de communisten, wat tot de dood van een onbekend aantal communisten leidde.

  • Infiltranten in de communistische partij en het communistisch verzet (alleen in Den Haag uitgezocht, overige steden onbekend):

Den Haag (januari 1923 tot maart 1945): Johannes Hubertus van Soolingen

Na het verzoek van inlichtingendienstencoördinator Broekhoff om infiltranten in te zitten gaf minister van Justitie Theodorus Heemskerk in 1922 daartoe opdracht. Van Soolingen werd in januari 1923 door burgemeester Jacob Adriaan Nicolaas Patijn de communistische partij ingestuurd. De infiltratie werd in na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 in opdracht van burgemeester De Monchy voortgezet conform de Aanwijzingen en circulaire van minister van Justitie Carolus Maria Joannes Franciscus Goseling en gehandhaafd door minister van Justitie Pieter Sjoerds Gerbrandy. De infiltratie door Van Soolingen heeft meer dan honderd mensenlevens gekost. Hij is hiermee de grootste Nederlandse moordenaar in tweeduizend jaar Nederlandse geschiedenis en met dank aan de christendemocraten en liberalen. Na de oorlog konden meineden en vernietigingen van belastende documenten door Inlichtingendienstmannen en veroordeling voor slechts drie moorden niet voorkomen. In 1950 werd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst een poging gedaan om hem illegaal uit de gevangenis vrij te laten middels een valse verklaring dat hij stervende was. De betrokkenheid van Binnenlandse Veilheidsdienst hoofd Crabbendam bij de machinaties is aangetoond.

Den Haag (eerste helft jaren dertig tot eind 1940): Salomon de Beer

Hij infiltreerde voor de oorlog de communistische partij. Kort na de Duitse inval moest hij zijn activiteiten staken, omdat hij van Joodse afkomst was.

Den Haag (1938 tot 1950): Radja Hakim marga Abinara Tampoebolon

Hij was van Indonesische herkomst en drong binnen bij communistische en nationalistische Indonesische organisaties (vooral bij Indonesische studenten). Tijdens de oorlog werkte hij nauw samen met Van Soolingen. De activiteiten van de radja hebben enkele Indonesiërs het leven gekost. Na de oorlog was hij betrokken bij de SOAN en spioneerde onder communisten. Hij was betrokken bij pogingen tot aanslagen op de Indonesische afvaardiging voor de onderhandelingen over onafhankelijkheid, pogingen tot een staatsgreep, wapensmokkel, het in bezit krijgen van een groot vermogen aan aandelen die tijdens de oorlog door zwarte handel waren verkregen en de moord op Friedrich Schallenberg.

Door Lou de Jong worden twee personen aangemerkt als de twee grootste massamoordenaars: Ans van Dijk en Anton van der Waals. Ans van Dijk heeft niemand om het leven gebracht, maar volgens de naoorlogse rechtbank 700 ondergedoken Joden aan de Sicherheitsdienst verraden, die bijna allemaal om het leven zijn gekomen. Ze kreeg daarvoor de doodstraf. Zelf erkende ze slechts het verraad van 100 personen. Deze grote discrepantie kan makkelijk verklaard worden: als de Sicherheitsdienst in actie kwam, dan werden niet alleen de verraden personen gearresteerd, maar ook andere onderduikers op dat adres en helpers die bonnen of andere zaken kwamen brengen om de onderduikers te helpen. En door verhoor van de gearresteerden konden vaak weer anderen achterhaald worden, waardoor soms een keten van ‘verraad’ ontstond. Ik plaats ‘verraad’ hier tussen aanhalingstekens, want er zijn maar weinig mensen bestand tegen de verhoormethoden van de Sicherheitsdienst.
Anton van der Waals heeft wel enkele mensen vermoord, maar de meeste van zijn 83 slachtoffers zijn gevallen doordat hij adressen aan de Sicherheitsdienst verraadde of door Londen gedropte geheime agenten in de val liet lopen.
Het verraden aan de Sicherheitsdienst wordt dus officieel als moord gezien. Op deze manier kan ik een nieuwe lijst van Nederlandse massamoordenaars opstellen, waarbij ik ook het opdracht geven tot het verraden als massamoord zie. Vanwege het ontbreken van gegevens laat ik het opsporen door de politie en het verraden van Joodse onderduikers door anderen dan Ans van Dijk buiten beschouwing. Ook de massamoorden in Indonesië laat ik buiten beschouwing. Degenen die de massamoord in werking stellen beschouw ik als verantwoordelijk voor de doden na hun aftreden ten gevolge van het proces dat ze in werking hebben gezet.

Massamoordenaars

Hieronder geef ik een lijst van grootste massamoordenaars uit de Nederlandse binnenlandse geschiedenis met een schatting van het aantal moorden waarvoor zij medeverantwoordelijk waren (de aantallen betreffen vaak dezelfde slachtoffers):

  1. Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister van Justitie  1000
  2. Krieno Hendrik Luurssen, leider treincontrole   1000
  3. Ans van Dijk, V-Frau                                              700
  4. Carolus Maria Johannes Franc. Goseling, minister van Justitie 500
  5. Willem de Vlugt, burgemeester Amsterdam                                 500
  6. Hendrik Johan Versteeg, hoofdcommissaris Amsterdam         500
  7. Sybren Tulp, door Duitsers benoemde hfdcommissaris A’dam     500
  8. Karel Henri Broekhoff, chef Inlichtingendienst Amsterdam           500
  9. onbekende rechercheur, observeerder communisten A’dam  500
  10. onbekende politieman, contactpersoon infiltrant Amsterdam        500
  11. onbekend persoon, infiltrant bij communisten Amsterdam            500
  12. Cornelis Lodewijk, van der Bilt, locoburgemeester Den Haag 150
  13. Petrus Marinus Carolus Hamer, hoofdcommissaris Den Haag    150
  14. Friedrich Wilhelm Simon, chef Inlichtingendienst Den Haag 120
  15. Salomon Jean René de Monchy, burgemeester Den Haag          120
  16. Nicolaas Gerardus van de Meij, hoofdcommissaris Den Haag     120
  17. Willem Hol commissaris Inlichtingendienst Den Haag                  120
  18. Johannes Gerardus Amiabel, chef Inlichtingendienst Den Haag  120
  19. Johann Crabbendam, chef Inlichtingendienst Den Haag            120
  20. Johannes Hubertus Veefkind, observeerder comm. Den Haag    120
  21. Ari Leendert van den Bos, contactpersoon infiltrant Den Haag     120
  22. Jacob Peter Roszbach, hoofdcommissaris Rotterdam                  110
  23. Louis Einthoven, hoofdcommissaris Rotterdam                       100
  24. Johannes Gerhardus Eckhardt, lid treincontrole                    100
  25. Anton van der Waals, infiltrant comm. R’dam / Englandspiel          95
  26. Pieter Jacobus Oud, burgemeester Rotterdam 90
  27. Christoffel Bennekers, chef Inlichtingendienst Rotterdam               90
  28. onbekende politieman, contactpersoon infiltrant comm. R’dam 90
  29. onbekend persoon, infiltrant communisten Rotterdam              90