Met betrekking tot mijn twee boeken

Waarom ik twee boeken heb geschreven.

Na de bevrijding heeft mijn vader in het SS-zwembad van het concentratiekamp Dachau een eerste aanzet tot een boek over zijn belevenissen op papier gezet. Na zijn terugkeer in Nederland heeft hij met behulp van die teksten een echte aanzet tot een boek geschreven. Hij had daar alle tijd voor, omdat hij veel te zwak was om te kunnen werken.

In dezelfde tijd ging hij zich weer met politiek bemoeien. Dat kon hij mooi afstemmen op de krachten die langzaam terugkeerden. De overheid was fel tegen de communistische politieke activiteiten en wilde die met alle middelen tegen werken. Ze gebruikten het argument dat als je politiek actief bent je ook wel weer kunt gaan werken. Dit was een drogreden, maar mijn vader moest gaan werken, terwijl hij daar veel te zwak voor was. Het gevolg was dat het schrijven van een boek volledig stil kwam te liggen.

Omstreeks 1958 werd mijn vader zo ziek dat hij niet langer kon werken. In Natzweiler was met een knuppel een stuk van een nekwervel afgeslagen, wat hij miraculeus overleefde. Maar de scherpe randen van het afgebroken bot begonnen de zenuwen door de ruggengraat te irriteren. Dat had gevolgen door het hele lichaam. Als mijn vader klaagde over pijnen, duizeligheid, oorsuizingen, hartkloppingen, maagproblemen en ander ongerief, dan kreeg hij te horen dat hij simuleerde. In 1959 was de situatie levensbedreigend geworden. Het duurde nog maanden voordat er een diagnose gesteld kon worden: een gebroken nek. Daarna kon met behulp van experimentele medicijnen bewerkstelligd dat de wonden uitzetten, zodat de scherpe randen niet langer actief waren met doorzagen van de zenuwen in her ruggenmerg.

Doordat mijn vader zich weer wat beter voelde, kon hij het schrijven weer oppakken, wat eigenlijk een laatste redactionele slag was. Die was heel bewerkelijk, want hij moest alles nog een keer op een schrijfmachine typen. Ik was ondertussen met 13 jaar oud genoeg en hij vroeg mij om proef te lezen. Ik vond het allemaal prachtig geschreven.

Bij dat lezen viel mij op dat de grote arrestatieactie van zomer 1941 onmogelijk door een onderzoek van de Sicherheitsdienst tot stand had kunnen worden gebracht. Er moest naar mijn mening verraad in spel zijn geweest. Ik nam mij toen voor om op onderzoek uit gaan om het uit te zoeken, zodra de omstandigheden daar gunstig voor zouden zijn.

Omdat iedere uitgeverij in Nederland de publicatie van een boek uit communistische hoek zou weigeren, bood mijn vader aan de communistische uitgeverij Pegasus aan. Maar daarvoor moest wel toestemming van de toenmalige partijleider Paul de Groot komen en die eiste weer dat het boek geredigeerd zou worden door de communistische schrijver Teun de Vries. Bij dat redactiewerk heeft De Vries meer op literaire kwaliteiten gelet, dan op de historische waarde van het manuscript. Het gevolg was dat de tekst met dertig procent werd ingekort (in de gepubliceerde versie miste ik een flink aantal interessante passages, maar die weet ik nu niet meer). Het boek werd in 1963 gepubliceerd met de titel ‘Verboden te sterven’ en is het grootste succes uit de uitgavegeschiedenis van Pegasus. Die titel is feitelijk communistisch jargon en gebaseerd op een uitspraak van de Bulgaarse communist Dimitrof (hij zette de Duitse justitie publiekelijk voor schut tijdens het voor de wereldpers toegankelijke proces tegen de Nederlander Van der Lubbe). Dimitrof bleef strijden om de doodstraf te ontlopen en heeft later gezegd dat communisten tot op het laatst voor hun idealen moesten blijven strijden en zich niet aan een gemakkelijke dood mochten overgeven.

Het oorspronkelijk manuscript is in mijn familie verloren gegaan, maar misschien bevindt het zich nog in de archieven van de Stichting 1940-1945, omdat het door mijn vader ingeleverd moest worden ter ondersteuning van zijn pensioenaanvrage. Het boek is na de eeuwwisseling door de uitgeverij Van Gruting heruitgegeven.

Ruim dertig jaren dertig jaar later verscheen er een publicatie, waar ik uit de bronvermeldingen concludeerde dat toegang kon worden verkregen tot archieven uit de oorlog, die decennialang door het ministerie van Justitie geheim gehouden waren. Dat was voor mij het moment om met ruim dertig jaar vertraging op onderzoek te gaan.

Een moeilijkheid daarbij was dat ik geen namen had waarop ik kon gaan zoeken, want mijn vader had bijna alle namen in schuilnamen veranderd, omdat communisten niet herkenbaar wilden zijn vanwege de scherpe discriminatie door de overheid. En voor daders gold dat die personen wettelijk beschermd werden door wetgeving op het gebied van smaad, zodat hun namen in veel gevallen ook niet genoemd konden worden. In Nederland werden communistische slachtoffers continu voor leugenaars uitgemaakt en er werd volop ontkend dat communisten verzet hadden gepleegd en de massamoordenaars en martelbeulen hadden naar mening van de overheid alleen maar goed werk gedaan door zoveel communisten voor eeuwig uit te schakelen (later zou uit mijn onderzoek blijken dat de overheid al halverwege de dertiger jaren zelf het initiatief had genomen tot de voorbereiding van de massamoord op communisten).

Gelukkig bleek een naam van een Duitser geen schuilnaam maar een echte naam te zijn: Lange. Dat bleek Otto Lange te zijn. Wat ik bij het lezen van zijn dossier tegen kwam was zo verbijsterend dat ik met andere namen die ik in dat dossier tegen kwam verder ben gaan zoeken.

In het begin ging het onderzoek langzaam, omdat ik op werkdagen het hele land moest doorreizen, terwijl ik nog een baan had. Maar toen had ik geluk: ik werkte aan beeldbuizen en die werden opeens overbodig, zodat ik met vervroegd pensioen werd gestuurd.

Al gauw had ik de informatie te pakken dat het arresteren van de Haagse communisten een gevolg was van een infiltratieactie die in 1923 was begonnen. Het waren niet de Duitsers, maar de Nederlandse misdadigers in regering, Tweede Kamer, in het gemeentebestuur (burgemeesters), de politie en de geheime diensten die een ongekende criminaliteit bedreven. De onmenselijkheid, wreedheid en soms enorme zelfverrijking dropen er van af. De spreekwoordelijke wandaden van de Stasi in Oost-Duitsland verbleekten bij acties die de Nederlandse overheden ondernamen (alleen Hitler en Stalin bedreven veel griotere wandaden). En daarnaast had je de pers, die decennia lang uitblonk in desinformatie en leugens.

Uiteindelijk had ik een goed beeld en vond dat wat ik gevonden had publiek bekend moest worden gemaakt. Ik ben een boek gaan schrijven; ik koos de titel ‘Ik beschuldig’. Net zoals in de Franse Dreyfus-affaire had ik misdadig handelen door de overheid geconstateerd; Émile Zola had daar het pamflet ‘J’accuse’ tegen geschreven en ik wilde het misdadig handelen van de Nederlandse overheid op vergelijkbare wijze aan de kaak stellen. Tientallen uitgeverijen weigerden mijn boek uit te geven, wat tot gevolg had dat ik mijn onderzoek voortzette. Aldus bracht ik steeds meer vuiligheid aan het licht. Pas vele jaren later was de uitgeverij Van Gruting bereid het boek uit te geven. Die ging niet akkoord met de titel: Zola was een literaire grootheid en ik maar een amateuristische auteur en mocht me niet spiegelen aan Zola. Hij ging wel akkoord met de titel ‘Vuile oorlog in Den Haag’, welke titel aangeeft dat er een analogie is met de massamoord op linkse mensen in Argentinië: in Den Haag pleegde de overheid een massamoord op communisten (zo een massamoord vond in heel Nederland plaats met meer als duizend doden als gevolg, maar ik heb alleen de Haagse zaak onderzocht). Als men bezwaar heeft tegen het gebruik van de term ‘massamoord’ omdat de overheid zelden zelf moordde dan wijs ik op het geval Adolf Eichmann. Bijna Iedereen beschouwt Eichmann als massamoordenaar, terwijl hij persoonlijk niemand gedood heeft: hij regelde alleen maar het treinverkeer naar de gaskamers. De Nederlandse overheid noemde bij de Duitsers de namen van de communisten die vermoord moesten worden, wat feitelijk een grotere betrokkenheid is dan die van Eichmann.

Voor de uitgave moest ik voor een overdracht van de auteursrechten tekenen, waarbij ik de mondelinge toezegging kreeg dat dat een formaliteit was die niets betekende en dat er geen misbruik van en geen inbreuk op de inhoud zou worden gemaakt. Korte tijd later kreeg ik de mededeling dat hij een derde deel van de tekst zou schrappen. Toen ik daar niet mee akkoord ging dreigde hij het boek niet uit te geven en dat ik niet naar een andere uitgever kon stappen omdat hij de auteursrechten had. Noodgedwongen ben ik uiteindelijk voor de dreiging gezwicht.

De geschrapte onderdelen hadden voornamelijk betrekking op zaken die op de achtergrond van de Nederlandse communistevervolging speelden. Maar daar zaten ook enkele historisch belangwekkende feiten bij, zoals het door Lou de Jong verzwegen feit (ik heb zijn fiches gecontroleerd en daaruit blijkt dat hij het bewuste document ingezien had) dat in 1937 Anton van der Waals door de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst ingezet werd om bij de Rotterdamse communisten te infiltreren.

Ik heb de geschrapte delen gebundeld in een nieuw manuscript. Ze gingen over persoenen die een band met Nederlandse inlichtingendiensten hadden: Julius Barmat, Jan Baars, Anton van der Waals, Reinder Zwolsman en burgemeester Willem Visser. Weer kon ik geen enkele uitgeverij vinden die met me in zee wilde gaan. Het gevolg was dat ik gedurende de vertraging er een hoofdstuk aan toegevoegd heb over de zaak Friedrich Schallenberg, die zijn wortels in de zelfverrijking bij de bestrijding van het communisme en de operatie Wehrwolf door de organisatie SOAN had. Sleutelfiguren waren personen bij de Haagse Politie Inlichtingendienst, die zich al sinds 1923 met de bestrijding van het communisme bezig had gehouden. Er werden niet alleen communisten vermoord, maar er werd ook onderling gemoord met de vruchten van de zelfverrijking als inzet. Een aantal zaken die ik vond waren al enigszins aangeroerd door de historici Gerard Aalders (NIOD) en Bob de Graaff (hoogleraar intelligence studies). Op basis van dat laatste hoofdstuk koos ik de titel ‘Zelfmoord op laagwater’, die er op gebaseerd is dat dat de verdrinking van Schallenberg in een ondiepe vijver met een paar decimeter water zonder onderzoek als zelfmoord werd bestempeld en dat de kritiek daarop werd afgedaan als het zoeken van spijkers op laagwater.

Uiteindelijk vond ik de uitgeverij Aspekt bereid het boek uit te geven, waarbij de directeur Perry Pierik me zei dat hij het uitgaf bij wijze van hobby, want hij verwachtte dat het zwaar verliesgevend zou zijn. Ik zou zeggen: steun Aspekt en koop dat boek massaal! (ik word er niet rijker van).

Na de uitgave van de twee boeken bleef ik met nog heel wat ongepubliceerd materiaal zitten. Vooral de verzameling van namen van communistische verzetsmensen met soms veel en soms weinig aanvullende informatie leek me interessant voor nabestaanden, historici en andere geïnteresseerden. Nadat onlangs de archieven van de International Tracing Service in Bad Arolsen open gingen, kon ik dat materiaal aanvullen met veel gegevens over gevangenschap. Ik vind dat ik dit materiaal publiek moet maken om zo een indruk te geven van de omvang van het communistisch verzet en het lijden van de deelnemers en nabestaanden. Nota bene: het betreft alleen het verzet in de Haagse regio, om tot een landelijke omvang te komen moeten de aantallen met een factor zes of zeven vermenigvuldigd worden. Het wordt tijd dat soortgelijke onderzoeken voor de rest van Nederland opgezet worden. Het is een totale wanprestatie van de Nederlandse historici dat dat niet tientallen jaren eerder gedaan is.

Correcties

  • Ik heb ten onrechte Tjerk Kloostra als Spanjestrijder gekenmerkt. Zijn drie broers Arie, Johan en de gesneuvelde Henk waren wel Spanjestrijders. Verder is het bijschrift bij de foto van Tjerk in het ziekenhuisbed onjuist; de foto dateert van een eerder tijdstip. Tjerk is nadat hij werd neergeschoten niet meer bij bewustzijn gekomen.
  • Ik heb waarschijnlijk ten onrechte Bernard Voskamp als verzetsslachtoffer gekenmerkt. Het lijkt er sterk op dat hij in 1942 een natuurlijke dood is gestorven.
  • Voor de analyse van de overlevingskans van de gearresteerden was het van belang om te weten wie van Joodse afkomst was. Die gegevens konden uit het Haagse bevolkingsregister gehaald worden. Het was echter voor mij geen doen om alle bevolkingsregisters van de personen uit andere gemeenten af te lopen. Bovendien hadden verschillende mensen hun religie laten omzetten bij huwelijk met een katholiek of Nederlands Hervormde of uit principe hun religie geheel laten schrappen. De Duitsers hanteerden voor de bepaling van wie wel en niet als Jood vervolgd werd het aantal grootouders met een Joodse religie. Daarom was het in veel gevallen niet goed mogelijk de Joodse afkomst vast te stellen. Daarom rekende ik iedereen die naar een plek gestuurd werd, waar alleen of vrijwel alleen Joden gestuurd werden als Joods: Auschwitz, Sobibor, Mauthausen, Theresienstadt en Windekind. Aan het eind van de oorlog werden er diverse concentratiekampen ontruimd vanwege de nadering van geallieerde troepen. Sommige gevangenen werden al dan niet via een ander concentratiekamp naar Mauthausen overgebracht. Daarom heb ik de gevangenen die vanaf december 1944 naar Mauthausen over werden gebracht niet als Joods gekenmerkt. Bij de ontruiming van Natzweiler in september 1944 werden de gevangenen naar Dachau overgebracht. Een deel van hen werd vervolgens weer naar buitenkampen van Natzweiler overgebracht, zoals bijv. Vaihinen. Een paar werden echter naar Mauthausen overgebracht. Het is mij nu gebleken dat ik deze gevangenen niet als Joods had moeten kenmerken.
  • Er is geen goede bron voor wie wel en wie niet communistisch was of aan het communistisch verzet verbonden was. Daarom heb ik bij de bepaling van het al dan communist zijn de volgende criteria gebruikt: ze worden in een proces-verbaal communist genoemd, ze werden samen met communisten gearresteerd, ze werden door leden van Referat IVA van de Sicherheitsdienst gearresteerd of verhoord, ze werden in de Eerelijst van communistische verzetsmensen genoemd, er werd vanwege hun dood tijdens de oorlog een rouwadvertentie in naoorlogse De Waarheid geplaatst. Dit laatste criterium is gebleken nagenoeg altijd correct te zijn geweest. Echter in een paar gevallen blijkt deze keuze onjuist te zijn.
  • Over Hakim Abinara marga Tampoebolon kreeg ik een aanvulling (zie aldaar), maar ook een correctie. Hij is na zijn vlucht naar Indonesië niet meer naar Nederland teruggekeerd, maar zijn zoon met exact dezelfde naam heeft in 1973 de Nederlandse nationaliteit aangevraagd. Hakim Abinara marga Tampoebolon was vlak na de oorlog ongehuwd, maar heeft zijn kind, dat exact dezelfde naam kreeg, erkend. Daardoor ben ik in de fout gegaan.
  • Van de familie Kloostra kreeg ik nog wat gegevens betreffende leden van deze verzetsfamilie. De familie heeft omstreeks 2015 het verzoek ingediend om het lichaam van Tjerk Kloostra naar de erebegraafplaats in Loenen over te brengen. Deze wens werd gehonoreerd. Maar toen de Oorlogsgravenstichting het opende, bleek het lichaam van Tjerk verdwenen te zijn.
    Arie en Johan Kloostra werden aan het eind van de oorlog in het concentratiekamp Dachau op een lijst geplaatst om te worden doodgeschoten. Een Duitse medegevangene, die hen kende van de Internationale Brigade in Spanje, die in de Schreibstube werkte, heeft zijn naam van de lijst gehaald en in plaats daarvan de naam van een zwarthandelaar gezet (de lijst moest een bepaald aantal namen bevatten). Arie en Johan werden vervolgens naar het Lebensborn kamp Steinhöring gezonden.
  • Ik heb geschreven dat Jan Herder en zijn zoon Willem Arend al in augustus 1940 onderdoken. Ik kreeg die informatie tijdens een interview van Willem Arend omstreeks 2005. Ik vond dat onwaarschijnlijk vroeg, want voor mezelf had ik geschat dat het in het voorjaar van 1941 was, omdat de Duitsers zich de eerste acht maanden van de bezetting overal terughoudend opstelden. Ik verwachtte dat dus ook voor het noorden van het land. Ik heb Willem Arend het nadrukkelijk nog eens gevraagd, maar hij bleef bij die periode. In het boek ‘Het communistische verzet in Groningen’ wordt vermeld dat Jan Herder in februari 1941 onderdook. Ik denk dat het correct in dat boek staat en dat Willem Arend het zich niet meer goed herinnerde, door de zware gevangenschap die hij in Dachau heeft doorstaan (die heeft veel meer indruk op hem gemaakt).
  • De achternaam Kupferschmidt is feitelijk onjuist. In het bevolkingsregister staat de stamvader voor het vestigen in Nederland oorspronkelijk geregistreerd met de naam Moses Lazor Kupferschmied. Hij werd met de achternaam Kupferschmidt in het bevolkingsregister opgenomen, wat later werd doorgehaald en veranderd in Kupferschmied. Deze doorhaling en verandering werden ook toegepast voor alle kinderen, maar niet voor de zoon Abitch. Bij de aanmaak van een gezinskaart en opstellen van een trouwakte of overlijdensacte voor de kinderen, werden zij toch weer aangeduid met de achternaam Kupferschmidt. Op die aktes werd de vader aangeduid met Moses Lazor Kupferschmied (dus ook de tweede voornaam werd daarop anders geschreven).
  • Er is gebleken dat de verzetsman Arie van Es, die bij de massa-arrestaties van communisten in 1941 in het Oranjehotel werd opgesloten, niet identiek is aan de Arie van Es die op 20 maart 1945 in Ede werd doodgeschoten.
  • Bij de beschrijving van de overval op 29 april 1944 op de Landsdrukkerij aan de Fluweelenburgwal in Den Haag heb ik gebruik gemaakt van een beschrijving in het CABR-dossier van Richard Salter (een vooroorlogse informant van de Centrale Inlichtingendienst die de CPN infiltreerde, aan het begin van de oorlog haalde hij eerst de woningen van naar Engeland gevluchte personen en door de Duitsers geïnterneerde buitenlanders leeg en vervolgens van Joden, aan het eind van de oorlog was hij werkzaam voor het Sonderkommando Frank van de Duitse contraspionage). Daarin staat dat een jonge vrouw de overvallers naar de Van de Boschstraat in Den Haag volgde en dat aan de Sicherheitsdienst doorgaf, waarna de groep van Persoonsbewijscentrale (PBC) in dat pand opgerold kon worden. Dit blijkt onjuist te zijn. Na een overval op 24 augustus 1944 op een distributiekantoor in de Copernicusstraat volgde een meisje van 16 jaar de overvallers naar de 3e Van den Boschstraat 3, waarna de PBC opgerold kon worden. Dat de overvallers op de Landsdrukkerij met hub buit naar de dichtbijgelegen 3e Van den Boschstraat 3 liepen is waarschijnlijk juist, maar het volgen en oprollen hoort bij de overval in augustus. (Het gebeurde wel vaker dat in naoorlogse processen-verbaal zaken verward werden).

Onbeantwoorde vragen

Ik ben na mijn onderzoek met een aantal vragen blijven zitten, en ik blijf op zoek naar verdere informatie. Mocht iemand iets weten, liefst met bronnen, dan verneem ik dat graag!

  1. De Haagse communist Pieter Philipus van den Berg was de eerste Nederlander die tijdens de bezetting door de Duitsers vermoord werd. Ik ben benieuwd naar iedere informatie over deze man, onder andere:
  2. Door wie gearresteerd, zoals welke politiemannen of welke Duitsers?
  3. De reden van arrestatie.
  4. De eventuele verzetsactiviteiten en contacten in het verzet.
  5. Wat waren zijn vooroorlogse activiteiten bij de communisten en verwante groeperingen?
  6. De Rotterdamse communist Herman Henri de Kadt werd nog in mei 1940 gearresteerd. Op verzoek van de Sicherheitsdienst waren daar Rotterdamse politiemannen bij. De Kadt werd naar Duitsland overgebracht en kreeg een proces in Hamm. Daar werd hij ter dood veroordeeld en vervolgens in het concentratiekamp Dachau opgehangen. Ik heb de volgende vragen:
  7. Door wie gearresteerd, bijv. welke politiemannen of welke Duitsers?
  8. De reden van arrestatie?
  9. Wat is er tijdens zijn proces gebeurd?
  10. Waarvoor kreeg hij de doodstraf?
  11. Op 26 juni 1942 overleed de gepensioneerde belastingontvanger William Charles van Oordt. Hij woonde in de Van Bleiswijkstraat 55 in Den Haag. Hij was de sleutelfiguur in een geldstroom vanuit Zwitserland naar het communistisch verzet. Vermoedelijk was dat geld afkomstig uit Moskou. Omdat in de eerste twee oorlogsjaren het communistisch verzet 80-90 % van het totale verzet uitmaakte, zou je hem de eerste bankier van het verzet kunnen noemen. De Sicherheitsdienst viel omstreeks de sterfdatum bij hem binnen en vond aanwijzingen voor die geldstroom.
    De vraag waarmee ik zit is:
    Hoe is Van Oordt gestorven? Was zijn dood natuurlijk, zelfmoord of had de Sicherheitsdienst hier de hand in? Hij stierf volgens de overlijdensaangifte om zes uur dertig ’s-morgens. Dit is een tijdstip dat door de begrafenisondernemer is opgegeven, maar hoe wist die dat, want Oordt woonde alleen en had geen familie? Het tijdstip was wel gebruikelijk om voor de Sicherheitsdienst binnen te vallen.
  12. In 1969 heeft de SS’er Anton Johan Frans van der Gouw, die zich toen meestal van de naam A.V.F van der Gouw bediende (dus andere initialen), Reinder Zwolsman beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de moord op 124 personen en wilde dat in een boekje publiceren. Zwolsman reageerde ongebruikelijk fel en liet het aangekondigde bokje verbieden. Heel ongebruikelijk werd het boek verboden voordat iets van de inhoud bekend was. Ik heb de volgende vragen:
  13. Wat waren de activiteiten van Van der Gouw tijdens de oorlog (hij was lid van een Skorzeny-Kommando)?
  14. Wat voor contacten of relaties hebben tussen Van der Gouw en Zwolsman bestaan?
  15. Is de concepttekst van het verboden boek bewaard gebleven of bestaan er ergens fragmenten van de concepttekst?
  16. Wat voor contacten of relaties hebben tussen Van der Gouw en Pierre Sweerts (was ook lid van een Skorzeny-Kommando) bestaan?
  17. Ik zoek uitleg hoe het mogelijk is dat met de telefoontechniek van 1960, dat als je de hoorn opneemt je een gesprek luid en duidelijk in de woonkamer van buren kunt horen, met een ongekend hoge geluidskwaliteit.
  18. In augustus 1940 verkocht Carl Romme, voor de oorlog minister van Sociale Zaken voor de RKSP en na de oorlog fractievoorzitter van de KVP-fractie in de Tweede Kamer, zijn bedrijf Remaco voor 250.000 gulden aan het Duitse Nazi-reclamebedrijf ‘parteiamtliche Werbestelle der NS-Presse’ Allgemeinen Anzeigen GmbH. Hiermee kreeg de Duitse bezetter het machtige propaganda-apparaat van nagenoeg alle aanplakplaatsen in Nederland in handen. Het was een zeer voordelige transactie, want het bedrijf was nagenoeg niets waard. De Duitsers gebruikten het onder andere voor antisemitische propaganda.

Vanwege Duitse deviezenbepalingen mocht er geen geld naar Nederland worden overgemaakt. Daarom werd Romme gevraagd het bedrijf te blijven leiden tot de definitieve overdracht. Die overdracht was in februari 1941. Het Duitse bedrijf vroeg Romme om het Joodse personeel te ontslaan. Romme wilde daar gehoor aan geven, maar zijn juridisch adviseur voor het bedrijf Rad Kortenhorst, na de oorlog lange tijd voorzitter van de Tweede Kamer, schreef hem voorzichtig te zijn, omdat er problemen konden ontstaan. Uiteindelijk ontsloeg Romme drie werknemers en de overige Joodse werknemers werden later door de nieuwe directie ontslagen. De ontslagenen waren Turel, Auerhaan en Bosschert-Speyer (de initialen werden in de documenten hierover niet vermeld). Romme was hiermee een van de eerste werknemers, misschien wel de eerste, die Joods personeel ontsloeg.

Na de oorlog loog Romme in een brief aan de militaire commandant hierover dat de vrijwillige lucratieve verkoop onder Duitse dwang plaats vond. Volgens de toen geldende regels had Romme wegens collaboratie vervolgd moeten worden. Na de oorlog hebben de ontslagen werknemers een proces tegen Romme aangespannen. Ik heb niets over de uitkomst van dat proces kunnen vinden.

Ik zit nu met de vragen is het tot een proces gekomen en wat is daarvan de uitkomst of is er een schikking getroffen?

  • De naoorlogse minister-president Beel was tot 1 maart 1942 medewerker met de rang van referendaris op de gemeentesecretarie van de gemeente Eindhoven. Hij nam per die datum ontslag, vestigde zich als advocaat en procureur en startte een adviesbureau voor bestuursrecht, waarbij hij afhankelijk was van opdrachten van gemeenten. Hij plaatste enkele advertenties voor zijn bureau en door hem te geven cursussen over recht, Over zijn activiteiten tussen die datum en de bevrijding is niets bekend en zelf vertelde hij er ondanks vele vragen niets over. Volgens sommige politieke tegenstanders was er een zwart gat in zijn curriculum vitae en dat zou kunnen wijzen op laakbaar gedrag. Ik ben benieuwd of iemand hier iets over weet of bronnen kent waar iets in zou kunnen staan.
  • De pleger van de bomaanslag op een Duitse trein Johannes Bierhuys zat ondergedoken bij mevrouw Sneevliet in de Gerrit van Heesstraat in Haarlem. Is deze mevrouw Sneevliet een verwante van de bekende communist (RSAP) Henk Sneevliet? Dat zou een totaal ander beeld op deze bomaanslag werpen.
  • De historicus Frans Kluiters van de Netherlands Intelligence Studies Association (NISA) heeft een adressenlijst van de Duitse Abwehr gepubliceerd. Op die lijst staan drie namen van personen die bij de Haagse politie werkten en die voor de oorlog voor de Abwehr werkzaam waren. Eentje, Savenije, was mij al uit andere bron bekend. Een tweede is Abraham van Dijk, die tijdens de oorlog tot de SS toetrad, vervolgens voor de Duitse spion Traugott Protze werkzaamheden ging verrichten die uiterst schadelijk voor Nederland waren en vervolgens na de oorlog deel ging uitmaken van de Binnenlandse Veiligheidsdienst en daar een goede collega van Van Gogh werd. Dit versterkt mijn conclusie dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst als Gestapo-nest begon. De derde is François van ’t Sant die hoofdcommissaris van politie in Den Haag was, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog opdracht had om spionage en andere illegale praktijken door de belliganten in de Rotterdamse haven te bestrijden en tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrouweling van koningin Wilhelmina was en hoofd van de Centrale Inlichtingendienst in Londen. Dat hij Abwehr-agent was kan verklaren waarom de Haagse Politie Inlichtingendienst willens en wetens met de Duitse spion Boegheim ging samenwerken. Het betekent ook dat hij vanuit Londen de meest geheime informatie aan de Duitsers kon verstrekken. Verder versterkt het waarheidsgehalte van de beschuldiging dat hij het was die het vertrek van geheime agenten naar Nederland aan de Duitsers verraadde en daarmee de kwade genius van het Englandspiel was.

Aanvullingen

  1. Levering van namen aan Gestapo

Op 30-9-36 meldt “David”, dat is de schuilnaam van commissaris Broekhoff, gegevens van postadressen voor emigranten met geboortedata, politieke achtergrond en verblijfadres. Die postadressen zijn vaak de woonadressen van bestuursleden van de CPN.

  • Radja Hakim Abinara marga Tampoebolon

Ik kreeg een spectaculaire aanvulling. Deze aanvulling maakte het mij mogelijk om een inschatting te maken over de achtergronden van deze man. Allereerst de aanvullingen:

  1. Tampoebolon kwam in 1936 naar Nederland om aan de Universiteit van Leiden te gaan studeren;
  2. Hij schreef zich op 10 maart in 1937 in Den Haag in, hij ging wonen in de Elsstraat 10 en verhuisde na een half jaar naar de Galileistraat 145, een half jaar later naar nummer 98 in dezelfde straat en ging vervolgens in de Van Swietenstraat 102 wonen, waar hij het grootste deel van de oorlog verbleef;
  3. Hij leerde in 1939 Alida van Soolingen kennen, de dochter van Johannes Hubertus van Soolingen en kreeg daar een verhouding mee;
  4. Daarnaast kreeg hij een verhouding met Petronella Brinckman;
  5. Jimmy den Held, de zwager van Nederlands grootste landverrader, ging tijdens de oorlog op hetzelfde adres als Tampoebolon wonen. Over deze tijd verklaarde Tampoebolon na de oorlog dat hij op het adres Weimarstraat 30 bij zijn verloofde Petronella Brinckman ´ondergedoken´ zat. Jimmy hield zich met zwarte handel in samenwerking met de Sicherheitsdienst bezig en bemiddelde bij de omkoping van Sicherheitsdienstmannen om arrestanten, meestal zwarthandelaren, vrij te laten. Dit was (en zeer lucratieve corruptieaffaire binnen de Sicherheitsdienst die vooral door Fritz Hillesheim geregeld werd;
  6. Hij werd vanwege de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd, maar wist zich aan de grens vrij te praten, zodat hij mocht terugkeren;
  7. Na terugkeer mocht hij in tegenstelling tot het merendeel van de Nederlanders zijn fiets behouden;
  8. Hij kreeg in februari 1946 bij Petronella Brinckman een zoon die exact dezelfde naam als hijzelf kreeg, hij erkende hem, waardoor die niet de Nederlandse nationaliteit kreeg;
  9. Hij zou in 1947 met Alida van Soolingen getrouwd zijn, maar bewijsstukken hiervoor ontbreken;
  10. Hij vluchtte in 1950 samen met Alida van Soolingen van Soolingen naar Indonesië;
  11. Alida werd op 15 mei 1955 door een broer van Hakim in Djakarta vermoord middels een pistoolschot door het hoofd.
  12. Hij is in 1987 overleden.

Deze aanvullende gegevens maken het mij mogelijk om de vreemde gang van zaken tijdens de oorlog in te schatten. Als iemand van gegoede afkomst, hij was van adel (radja = prins) vanuit Indonesië naar Nederland kwam om in Leiden te gaan studeren was dat om de studie Nederlandsch Indisch bestuursambtenaar te gaan volgen. Maar het was ongebruikelijk om die studie pas op 24-jarige leeftijd aan te vangen; dat doe je onmiddellijk na de middelbare school op 19- of 20-jarige leeftijd. Verder ga je dan natuurlijk in Leiden wonen en niet in Den Haag op een plek ver van het station: al zijn woonadressen tot het eind van de oorlog waren betrekkelijk ver van het station. Vervolgens krijgt hij een relatie met Alida van Soolingen die afkomstig uit een volksbuurt en die waarschijnlijk plat Haags sprak. Het is erg onwaarschijnlijk dat die twee elkaar op een willekeurige manier ontmoet hebben: hij uit een gegoede buurt en zij uit een volksbuurt. Zij is de dochter van een politiespion onder de communisten.

Mij lijkt het volgende scenario het meest waarschijnlijk. Tampoebolon werd in Indonesië door de inlichtingendienst aldaar geronseld om in Nederland Indonesiërs met nationalistische of communistische sympathieën in de gaten te houden. Dat kan hij natuurlijk niemand vertellen en zegt daarom dat hij in Nederland gaat studeren. De meeste Indonesiërs zitten in Leiden (de studenten) of Den Haag (bijv. zij die niet terug durven te gaan, vanwege de dreiging naar het concentratiekamp Boven-Digoel te worden gestuurd). Hij kiest ervoor om in Den Haag te gaan wonen. Omdat de te bespioneren Indonesiërs ook de belangstelling van de Haagse Politie Inlichtingendienst hebben, wordt hij daarmee in contact gebracht. En dan lijkt het die dienst handig om hem in contact te brengen met de politiespion onder de communisten Van Soolingen: ze bespioneren voor een deel dezelfde mensen en dan is het goed om informatie te kunnen uitwisselen zonder steeds de Inlichtingendienst als intermediair. Hij komt bij Van Soolingen over de vloer en leert daar zijn dochter kennen. En de vlam slaat over bij de eenzame man uit Indonesië.

Na de oorlog legde hij schriftelijk een ontlastende verklaring ten behoeve van het proces tegen zijn ‘schoonvader’ Johannes Hubertus van Soolingen af. Hij vertelde dat hij hem al in 1939 kende en dat hij wist dat hij De Waarheid vanaf 1940 verspreidde. Eerst dacht ik dat hij het fantaseerde. Maar nu lijkt de verklaring zeer geloofwaardig, met dien verstande dat het in eerste instantie de verspreiding van De Vonk betrof en de verspreiding van De Waarheid pas in 1942 aanvang nam.

De mededeling dat Tampoebolon voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland werd gestuurd moet van hemzelf afkomstig zijn: het kan waar zijn, maar ook verzonnen. Hij koppelt dit aan de in beslagname van fietsen, wat een datum in 1944 waarschijnlijk maakt. Hij kan bij een razzia opgepakt zijn en naar Duitsland gestuurd zijn. De militairen die de razzia’s uitvoerden opereerden los van de Sicherheitsdienst. Dat hij zich vrij wist te praten lijkt erop te duiden dat hij de begeleiding van de opgepakte mannen ervan wist te overtuigen dat ze moesten nagaan dat hij een goede relatie met de Sicherheitsdienst had. Dit wordt versterkt door het feit dat hij zijn fiets mocht behouden: indien niet noodzakelijk voor economische of bestuurlijke redenen werd dit soort privileges over het algemeen alleen toegekend aan nuttige relaties van de Sicherheitsdienst.

Het is een speculatie mijnerzijds, maar dit alles maakt het aannemelijk dat hij een rol heeft gespeeld bij het door de Duitsers arresteren van communistisch georiënteerde Indonesiërs in Nederland. Ik heb twee van zulke verzetsmensen gevonden, die in een concentratiekamp zijn omgekomen.

Dit alles maakt het waarschijnlijk dat de huiszoeking die de Documentatiedienst in 1943 op het adres Weimarstraat uitvoerde inderdaad in scene is gezet, zoals ik in mijn boek Vuile oorlog in Den Haag schreef.

Na de oorlog maakte Tampoebolon deel uit van de fascistisch georiënteerde geheime VVD-organisatie SOAN. Daarbij bespioneerde hij leden van linkse groeperingen. Verder was hij betrokken bij de voorbereiding van een staatsgreep, aanslagen op leden van Indonesische onderhandelingsorganisaties voor de onafhankelijkheid en de moord op Friedrich Schallenberg. Hij werkte daarbij samen met de in België ter dood veroordeelde massamoordenaar Pierre Sweerts, die zowel voor de SOAN als de Binnenlandse Veiligheidsdienst (voorganger van de AIVD) werkte. Uiteindelijk voelde hij zich gedwongen om naar Indonesië te vluchten.

  • Cornelis (Kees) Limburg

Uit zijn aan mij ter beschikking gestelde levensbeschrijving heb ik het volgende gedestilleerd:

Hij kwam uit een antimilitaristisch gezin. Hij voelde zich aangetrokken door het radencommunisme dat door de Leidse sterrenkundige professor Pannekoek gepropageerd werd. In 1934 werd hij desondanks lid van de communistische partij, omdat hij daarin kon participeren bij het bestrijden van het fascisme. Hij hield zich bezig met hulp aan vluchtelingen uit Duitsland, acties voor de onafhankelijkheid van Indonesië en hulp aan de Internationale Brigade in Spanje. Hij was gehuwd met vrouw die de communistische partij haatte. In 1939 verzocht Marinus Hageman hem om een ‘emigrant’ (vluchteling) uit Duitsland, een communist, in huis te nemen.

Tijdens de oorlog ging hij De Vonk verspreiden onder hem bekende antifascisten, als dekmantel gebruikte hij een broodkar en verkocht brood die hij van en fabriek betrok. Op een gegeven moment kreeg hij de tip dat hij moest wegwezen en kreeg via Koos Beijerling uit Rotterdam een onderduikadres bij de familie Ernst op het Statenplein in die stad. Hij kon daar niet lang blijven en kon onderduiken bij Pieter Maris in Rotterdam. Na verloop van tijd ontmoette hij zijn voormalige buurman Sally Dormits in de tram. Die vertelde hem dat hij op de vlucht was en een onderduikadres zocht. Hij nam Sally mee naar Pieter Maris. Van daar zochten ze een nieuw onderduikadres dat ze via de familie Ernst in de Nobelstraat vonden. Al spoedig leek dat niet veilig en ze huurden op basis van een advertentie in een buurtblaadje twee kamers in de Zestienhovenstraat.

Sally leerde Selma Gigch kennen. Selma werkte als kapster en de man (Pieter Baan) van een van haar klanten (Paulina Bouwman) had in Amersfoort gevangen gezeten. Selma vroeg haar of ze twee onderduikers in huis wilde opnemen. Ze vond het goed mits er geen illegale activiteiten verricht zouden worden. Zo kregen Kees en Sally een nieuw onderduikadres in de Bijlwerfstraat 35A in Rotterdam. Ondanks hun belofte geen illegale activiteiten vanaf dat adres te verrichten, gingen ze dat toch doen. Sally had een persoonsbewijs en kon zich daardoor vrij over straat bewegen. Sally sleepte een schrijfmachine, papier en springstoffen aan. Kees vond dat Sally te riskant bezig was, op een manier die hij als defaitisme beschouwde: ik (Sally) ben Jood en overleef de oorlog toch niet, ik zal de fascisten zoveel te pakken nemen als ik kan. Kees dook vervolgens bij S. Groenendijk in de Lisbloemweg 21 onder, wat Selma de gelegenheid gaf bij Sally in te trekken.

Kees is op 3 maart 1942 van zijn vrouw gescheiden. Na een zware winter sloeg het weer in april om. Kees wilde zijn winterkleren verwisselen voor zomerkleren, maar die waren nog bij zijn ex-vrouw in huis. Hij vroeg een familielid om haar te vragen die naar Rotterdam te brengen. De afspraak was op station Bergweg op 29 april tussen 14.00 en 14.30 uur. Zijn vrouw verscheen daar en overhandigde hem de kleren. Meteen daarna werd hij door drie man vastgegrepen en geboeid. Een van die mannen was Johannes Hubertus Veefkind sr. van de Documentatiedienst. Zijn ex-vrouw riep: ‘Nee, dat niet’, wat Kees interpreteerde als dat zijn vrouw hem had verraden. Later zou ze erkennen dat ze wist dat ze door de Sicherheitsdienst werd geschaduwd en tegen iemand anders zei ze dat ze hoopte dat hij werd doodgeschoten. Hij werd via Laan Copes van Cattenburch 6 in Den Haag, het gebouw van de Documentatiedienst, naar het de gevangenis in Scheveningen (Oranjehotel) overgebracht. In het Oranjehotel werd hij door vier Duitsers en Veefkind verhoord. Nadat hij op een onwaarheid werd betrapt werd hij door het vijftal gruwelijk in elkaar geslagen, zodat hij niet meer kon lopen. Na verloop van tijd werd hij naar Amersfoort overgebracht. Van Amersfoort ging hij naar de concentratiekampen Buchenwald, Laura, Dora en Bergen Belsen waar hij bevrijd werd. Merkwaardig is dat bij de inschrijving in het Oranjehotel werd aangegeven dat hij in opdracht van Fischer van Referat IVE4 werd opgesloten.

Na de oorlog werd zijn ex-vrouw kaalgeschoren wegens lichamelijke omgang met Duitsers. Vervolgens werd ze gearresteerd wegens het verraden van hem. Op verzoek van zijn kinderen heeft hij voor de vrijlating van de moeder van zijn kinderen.

Het verraad van Kees Limburg lijkt sterk op het door mij beschreven verraad van Willem Marquenie door zijn vrouw, waarna Marquenie werd doodgeschoten.

  • Nog enkele omgekomen Haagse communistische verzetsmensen

In mijn boek Vuile oorlog in Den Haag had ik al aangegeven dat de door mij samengestelde lijst van omgekomen Haagse communistische verzetsmensen onvolledig is (ik verwachtte dat er nog ongeveer 50 namen ontbreken). Ik heb in die lijst een aantal personen weggelaten die na de oorlog overleden zijn aan de gevolgen van het verblijf in concentratiekampen. Zij hebben door hun ziekte en de naderende vroegtijdige dood ook na de oorlog geleden en zijn tenslotte ook ten gevolge van het concentratiekamp omgekomen. Verder kwamen op internet een aantal websites beschikbaar, zoals het Joods Digitaal Monument, Vriendenkring Neuengamme, Internationale Tracing Service in Bad Arolsen en Spanjestrijders, waardoor ik, soms door combinatie van gegevens, een aantal namen kon achterhalen. Hiermee staat mijn teller van het aantal doden in relatie tot het communistisch verzet uit de regio Den Haag, dus inclusief Delft en Leiden, op 279. Ik vermoed dat er nog steeds ongeveer 30 namen ontbreken.

  • Arrestaties in mei 1941

In mijn boek Vuile oorlog in Den Haag schrijf ik dat ik behalve de arrestatie van Johannes Westhoff geen enkele Haagse communist heb gevonden heb die in mei 1941 gearresteerd was. Dit geeft enige twijfel of de arrestatie van Westhoff inderdaad op 12 mei 1941 plaats vond en niet een maand later. Maar inmiddels heb ik gevonden dat op dezelfde dag 12 mei 1941 ook de postbode Bartholomeus Dentz in het kader van het oprollen van het communistisch verzet werd gearresteerd. Deze persoon werd echter een maand later weer vrijgelaten (18-6-1941). Dit maakt de correctheid van de arrestatiedatum van Westhoff een stuk zekerder. En daarmee wordt het arresteren van Haagse communisten voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie nog meer bevestigd, terwijl Lou de Jong deed voorkomen dat de Haagse communisten pas na die inval vanaf 25 juni 1941 gearresteerd werden. Overigens wordt door getuigen verklaard dat de arrestaties al in maart 1941 begonnen en ik heb inderdaad vier arrestaties in maart 1941 gevonden: Jan Cornelis Bos op 26 maart 1941, Johannes Molenaar op 26 maart 1941, Nelly de Vries in maart 1941 en Johannes Kibbel in maart 1941. De laatste drie zijn om het leven gekomen. Molenaar was lid van de RSAP, maar behoorde met Willem Dolleman tot een groepje RSAP’ers die in het verzet met de CPN wilden samenwerken. Daarbij worden onder anderen de namen van de militante communistische verzetsmensen Gerrit Kastein en Sally Dormits genoemd.

  • Pierre Sweerts

Van de website Go2War.nl leer ik dat Pierre Sweerts op 23 december 1989 overleden is.

  • Delftse Inlichtingendienst Jan Lukas Bokhove

De voornamen van de beruchte Delftse Gestapo-helper en communistenjager Bokhove zijn Jan Lukas.

  • Pensioen Stichting 1940-1945 voor Gestapo-medewerkers

Bij mijn onderzoek was ik tegengekomen dat veel politiemannen, die vaak tot een gevangenisstraf waren veroordeeld of vanwege hun oorlogsactiviteiten ontslagen waren, een pensioen bij de Stichting 1940-1945 hadden aangevraagd. Ik zag dat als een brutaliteit, maar ook vreemd dat het zo massaal gebeurde. Bij voortgezet onderzoek naar de SOAN kwam ik tegen dat de Stichting 1940-1945 gebruikt werd om belastingvrije uitbetalingen aan de leden van de geheime dienst Operatiën & Inlichtingen te doen, alhoewel dit strijdig was met de taakstelling van was. De ontvangers waren tijdens de oorlog vaak handlangers van de Duitsers geweest, die vaak of bij de SOAN of van de operatie Wehrwolf deel hadden uitgemaakt. Deze combinatie doet me vermoeden dat de Stichting 1940-1945 ook gebruikt werd om de handlangers van de Sicherheitsdienst, die door hun veroordeling hun pensioenrechten verloren hadden, ruimhartig schadeloos te stellen.

Hierbij past het pensioen dat Jan Baars, fascistenleider, Wehrmacht-inkoper, secretaris van een zwaar antisemitische WA-hopman en die zijn persoonlijke vriend Mussolini bezocht terwijl Nederland daarmee in oorlog was, door toedoen van minister-president Jan de Quay van de Stichting 1940-1945 kreeg, terwijl hij geen enkele verzetsdaad noch lichamelijk letsel had opgelopen. Dit heeft Jan Baars ten onrechte het aureool gegeven dat hij een verzetsman was; het is begrijpelijk dat Jan Baars nooit zijn gezicht heeft laten zien bij door de Stichting 1940-1945 georganiseerde bijeenkomsten van verzetsgepensioneerden.

De door mij achterhaalde (mogelijk zijn het er meer) namen van veroordeelde politiemannen en collaborateurs die een pensioen bij de Stichting 1940-1945 aanvroegen met daarachter bijzonderheden en de finale straf:

  • Jan Baars                             Wehrmacht                   lid BVD, BID
  • Cornelis Bakker                    NSB                             5 jaar
  • Abraham van Dijk                 SS, lid BVD
    Duitse contraspionage
  • Adrianus Goedbloed             NSB –
  • Jan Haakman                     V-Mann, mocht roofbuit
    NSB       houden
  • Petrus Marinus Carolus NSB    15 jaar
    Julianus Hamer                                  
  • Johannes Hendrik SS doodstraf,
    Christiaan Krom NSB         kreeg gratie
  • Dirk Vrijenhoek                   collaborateur –
  • Anton van der Waals          V-Mann, doodstraf
    infiltrant,
    spion   
  • Jilis van der Weerd            NSB                                   5 jaar
  • Jan Baars                           Wehrmacht, secretaris lid BVD, BID
    WA/hopman,
    Bezocht Mussolini                                 

en enkele marechaussees uit het Sonderkommando Frank

Er is zelfs een Duitser die een pensioen bij de Stichting 1940-1945 aanvraagt. Het was iemand die ontzettend veel communisten heeft gearresteerd en de dood in heeft gejaagd:

  • Herbert Gross Sicherheitsdienst Ref. IV A                                                                                                    

Dit kan geen toeval zijn! Als iemand zo een verschrikkelijke, veroordeelde, oorlogsmisdadiger is, begrijp je dat in een normale procedure een aanvraag van een verzetspensioen totaal kansloos is en haal je het niet in je hoofd om zo een aanvraag te doen± je blijft liever buien beeld.

Als we naar de data van de aanvragen kijken, zijn er twee atypische gevallen, namelijk die van Anton van der Waals kan een blufaanvraag uit de tweede helft jaren veertig zijn en die van Jan Baars dateert van begin jaren zestig. Van Vrijenhoek kan men nog begrijpen dat die zijn aanvraag gebaseerd heeft op zijn gevangenschap in Vught. De andere dateren verspreid tussen 1981 en 1989 en betreffen de zwaarste oorlogsmisdadigers. Het lijkt erop dat er een geheime, dus niet gepubliceerde regeling is gekomen om landverraders, massamoordenaars, martelbeulen en dieven te belonen, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze allen eens voor en Nederlandse inlichtingendienst actief zijn geweest. De spreiding in aanvraagdata is dan veroorzaakt doordat de criminelen via een geleidelijk proces van mondelinge contacten op de hoogte kwamen.

  • Spion Josephus Boegheim

In een proces-verbaal van 24-9-1946 van een verhoor van Johannes Hubertus Veefkind wordt vermeld dat hij een zekere NSB’er Boegheim noemt als iemand die sinds 1934 als informant voor de Haagse Politie Inlichtingendienst werkte [proces-verbaal van verhoor van Johannes Hubertus Veefkind, 24-9-1946, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging 706, dossier van Anton van der Waals]. Ik heb die nu kunnen identificeren als Josephus (Joop) Boegheim. Hij werd in 1933 lid van de NSB met nummer stamboeknummer 2301 en ook lid van de WA. Hij werd Nederlands kampioen mitrailleurschieten en kampioen geweerschieten van Zuid-Holland. Hij woonde aan de Max Havelaarstraat 15 en werd via zijn verloofde eigenaar van drukkerij Boegheim aan de Bazarlaan 80. In de tweede helft van de jaren dertig ging hij voor Duitsland spionagediensten verrichten. Eind 1940 werd hij lid van de inlichtingendienst van de NSB. Vervolgens werd hij V-Mann voor Protze van de Abwehr (contraspionage) van de Duitsers en nam in die functie deel aan het Englandspiel.

Bij penetratie van het verzet liet hij zich via Radio Oranje identificeren, net zoals Anton van der Waals. Hij was actief in het Spiel Hannibal, dat verschillende Nederlanders het leven heeft gekost. [zie bijvoorbeeld Nieuwe Apeldoornsche Courant, 20-5-1949] Eind 1944 liep hij over naar het verzet en kreeg daarvoor van Willem Evert Sanders (van de affaire Sanders) bescherming tegen eventuele vervolging na de oorlog. Desondanks werd Boegheim in 1951 tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld, een straf die in 1959 werd omgezet in 23 jaar. [https://www.nisa-intelligence.nl/PDF-bestanden/Abw%20B02-Personalia.pdf]

We zien dus voor de zoveelste keer dat de Haagse Politie Inlichtingendienst met de NSB samenwerkte en dat de informanten voor de oorlog voor de Duitsers spioneerden en tijdens de oorlog als V-Mann functioneerden. Eigenlijk mogen we concluderen dat de Haagse Politie Inlichtingendienst onder burgemeester De Monchy´s leiding al voor de oorlog een spionageorganisatie van de Duitsers was.

Staatsgreep

In mijn boek Zelfmoord op laagwater maak ik melding van de planning van een staatsgreep waarvoor vijftienduizend militairen klaar stonden. Een paar dagen voordat mijn boek uitkwam, verschenen er berichten in de pers dat in een biografie van François van ’t Sant melding wordt gemaakt van het feit dat Gerbrandy een staatsgreep plande voor de datum 24 april 1947. Dat valt in de periode waarvoor ik aanwijzingen voor een staatsgreep vond. De informatie is gebaseerd op een niet verzonden brief die François van ’t Sant geschreven had en die ondanks een vrijwel totale vernietigingsactie van zijn papieren toevallig bewaard is gebleven. Het lijkt me dat het om dezelfde staatsgreep gaat, waarover overste Koppert de leiding zou hebben. De geplande staatsgreep lekte uit en de regering besloot op voorhand aan de eisen te voldoen door een tweede politionele actie in Indonesië te starten. Het heeft onnoemelijk veel bloed laten vloeien.

Dat Gerbrandy bij de staatsgreep betrokken zou zijn, is niet echt verbazingwekkend. Gerbrandy was een prominent lid van de ARP en de door mij en anderen gesignaleerde poging tot staatsgreep werd beraamd door voornamelijk leden van de SOAN. De SOAN was deels voortgekomen uit de dienst Hacke-Elsinga, waarbij Elsinga een prominent lid van de ARP was.

Een belangrijk onderdeel van de staatsgreep was het vermoorden van de fel anticommunistische sociaaldemocratische voorman Koos Vorrink. Dat was nodig om de bevolking te intimideren en mogelijk om de staatsgreep te rechtvaardigen. Mijns inziens was het gebaseerd op een blinde bloeddorstige moordlustige confessionele haat tegen alles wat maar een beetje links was. De staatsgreep werd op het laatste moment afgezegd, maar men vergat de moordenaars in te lichten. Die moordenaars troffen Vorrink niet thuis aan en ze keerden terug naar het huis van Gerbrandy, waar ze pas te horen kregen dat de zaak afgeblazen was. Als Gerbrandy al bereid was tot een zinloze moord op een gematigd politicus en bereid was een bloedbad onder de bevolking te riskeren, dan is de vooroorlogse planning van een massamoord op communisten beter te begrijpen.

Het is onbegrijpelijk dat er nog steeds veel straten in Nederland vernoemd zijn naar deze misdadige bloeddorstige moordlustige massamoordenaar. Het tekent de nog steeds de voortdurende discriminatie van alles wat maar een beetje naar links nijgt.

Rond 1975 was er weer sprake van een staatsgreep. Daarvoor had de Amerikaanse regering hoge Nederlandse officieren bij het NAVO-hoofdkwartier in Brussel benaderd. Die officieren meldde zich bij Luns, NSB-stamboeknummer 5399, met het verzoek om zich als sterke man op te werpen. Die had er echter geen trek in; mogelijk vond hij het te riskant. Maar hij gebruikte het wel om minister-president Den Uijl te chanteren met dat hij maar beter het defensiebudget kon verhogen.

Julius Barmat

Over Julius Barmat is een Duitstalig boek verschenen dat voornamelijk over de activiteiten Julius Barmat in Duitsland gaat en tevens over de daarmee samenhangende corruptieaffaires door voornamelijk andere uit Oost-Europa afkomstige Joden. Het laat zien dat de affaires aanleiding gaven tot een rabiaat antisemitisme dat door Hitler werd uitgebuit. Verder geeft het boek iets meer inzicht over de affaires van Julius Barmat in België, Zwitserland en Frankrijk. Over wat zich in Nederland afspeelde en de betrokkenheid van Nederlandse inlichtingendiensten blijft het boek in gebreke. Aangezien het boek nogal wat informatie over de affaires in Duitsland geeft, waarbij zaken die ik gemist heb, beveel ik het lezen aan: Martin H. Geyer, Kapitalismus und politische Zwischenkriegszeit. Oder: Wer war Julius Barmat?

Heini Meyer

Ik heb in mijn boek ‘Zelfmoord op laagwater’ vermeld dat Jan Haakman in maart 1945 een rapport had opgesteld dat een prominente communist op het landgoed De Wolberg zat ondergedoken. Ik heb inmiddels ontdekt dat deze figuur ook wordt vermeld in het boek ‘Rondom Daan Goulooze’ (1980) van de hand van Ger Harmsen. Het gaat om een Duitse Komintern-agent die al in 1937 in Nederland verbleef en vanuit Diemen via een geheime zender radiocontact met Moskou onderhield. Hij stond in verband met de groep Wollweber en werkte samen met Daan Goulooze. Voor de oorlog verbleef hij ook een poos bij de Haagse communist Henk Tettero in huis.

Zoals ik in ‘Vuile oorlog in Den Haag’ beschreef, vermeldt Ger Harmsen ook dat hij van Goulooze vernomen had dat een van de eerste verzetsdaden van de groep Wollweber in de zomer 1940 was het over de radio verzenden van het bericht dat de Duitsers bij de firma Pander in Den Haag duizenden onderstellen op ski’s voor vliegtuigen lieten bouwen ten behoeve van een winteroorlog tegen de Sovjet-Unie. De radiozenders stonden toen onder leiding van de later in Brussel gefusilleerde Wollweber-lid Anton Winterink.

Arrestatie Jan Schaddelee

Schaddelee was een vooroorlogs gemeenteraadslid voor de CPH / CPN. Hij werd in 1939 uit de partij geroyeerd, maar desalniettemin maakte hij in tijdens de oorlog deel uit van het Haags communistisch verzet. Hij werd gearresteerd op een voor mij onbekende datum. Na de oorlog werd Van Soolingen onder andere veroordeeld voor het verraden van Schaddelee aan de Documentatiedienst.

Ik had oorspronkelijk geschat dat Schaddelee in 1942 of 1943 gearresteerd werd. Dat was gebaseerd op het feit dat Van Soolingen zelf aangaf met de politieman Cornelis Heijnis over Schaddelee overlegd te hebben en Heijnis weliswaar al in april 1941 bij de bestrijding van het communisme betrokken werd, maar pas in 1943 een leidende rol bij de bestrijding van het communisme ging spelen.

In mijn aantekeningen vond ik na de publicatie van mijn boek Vuile oorlog in Den Haag dat hij een cel in het Oranjehotel deelde met Willem van ’t Veen. Van ’t Veen werd in op 28 augustus 1941 gearresteerd en na enige tijd naar kamp Amersfoort overgebracht. In maart 1942 wed hij op transport naar Neuengamme gesteld, waar hij op 13 maart 1943 om het leven kwam.

Schaddelee komt niet voor op de lijst van de Staatsanwalt, zodat hij in november 1941 of later is gearresteerd. Hieruit kan afgeleid worden dat Schaddelee laar in de herfst van 1941 gearresteerd moet zijn. Hiermee vormt het een extra bewijs dat Van Soolingen al in de periode 1940-41 binnen de CPN geïnfiltreerd was in opdracht van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Heijnis kwam in april 1941 bij de Documentatiedienst werken.

Enkele verbijsterende namen van Duitse spionnen

De historicus Frans Kluiters heeft een groot aantal gegevens over Nederlandse inlichtingendiensten verzameld. Hij was lid van de Netherlands Intelligence Studies Association (NISA). Na zijn vroegtijdige overlijden heeft de NISA de door hem verzamelde gegevens via internet toegankelijk gemaakt. Tussen die gegevens vond ik een bestand met adressen die voor agenten van de Duitse Abwehr (contraspionage) interessant waren. [http://docplayer.nl/48618979-Abw-b03-adressen-1-bijlage-3-adressen.html] Alhoewel er enkele adressen bij staan die duidelijk niet op een spion slaan, moeten ze bijna allemaal als adressen van Duitse spionnen of voor Duitse spionnen vertrouwde personen beschouwd worden.

Daarbij bevonden zich de adressen van twee spionnen die ik al kende, namelijk Josephus Boegheim en de Haagse politieman Johannes Lubertus Savenije. Daarnaast vond ik de namen van verschillende personen, waarvan die van de inlichtingendienstmannen Abraham van Dijk, Leo Poos en Steven Pegels geen verbazing opwekten, omdat Van Dijk tijdens de oorlog lid was van de SS en spionagediensten verrichtte voor de Duitse topspion Traugott Protze, Poos een vuile rol in het Englandspiel speelde en Pegels chef van de beruchte Documentatiedienst werd. Van Dijk ging na de oorlog voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst werken. Ook het voorkomen van de naam van de collaborateur Johannes Hendricus Christiaan wekte niet mijn verbazing.

Wel wekte de naam van de Haagse hoofdcommissaris François van ’t Sant mijn verbazing op. Omdat de adressen ontbreken van andere (hoofd-)commissarissen, zoals die van Karel Broekhoff en Louis Einthoven waarvan bekend is dat ze goede contacten met de Gestapo onderhielden, moet geconcludeerd worden dat Van ’t Sant een persoon was die door Duitse spionnen vertrouwd kon worden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog onderhield hij contacten met zowel Britse als Duitse inlichtingendiensten. Van de Britse inlichtingendienst ontving hij grote sommen geld, waarvoor hij naar het schijnt geen belangrijke tegenprestatie geleverd heeft. Hij was in de jaren twintig en dertig hoofdcommissaris van politie in Den Haag en in de tweede helft van de jaren dertig persoonlijk secretaris van koningin Wilhelmina. Hij stond te boek als zeer pro-Engels, wat ik vreemd vind omdat vrijwel iedereen in die kringen extreemrechts en daarmee juist zeer pro-Duits en sympathisant van het fascisme was. Nu blijkt hij dus een Duits spion te zijn, waarvoor zijn publieke pro-Engelse gezindheid een prachtige dekmantel was. In principe zou hij een dubbelspion kunnen zijn geweest.

Tijdens de oorlog was hij in Londen de vertrouweling van koningin Wilhelmina en chef van de Centrale Inlichtingendienst. Daarmee was dus een Duits spion volledig op de hoogte van alle Nederlandse militaire en diplomatieke staatsgeheimen en ook van veel geallieerde topgeheimen. Vanuit de kringen van de Engelandvaarders werd hij beschouwd als de hoofdverantwoordelijke voor het verraad van tientallen Nederlandse geheime agenten in het kader van het Englandspiel.

Maar ook de naam van de Amsterdamse politieman Wilhelmus Cornelis Johannes Wooning, assistent van de coördinator van de Inlichtingendiensten in Nederland Karel Henri Broekhoff, verbijsterde me. Ik had wel de naam van Broekhoff op de lijst verwacht, maar die komt er niet op voor.

Verder komt de naam van de na de oorlog vermoorde Christina Adriana (Kitty) van der Have op de lijst voor. Dat lijkt erop te duiden dat ze ook een Duitse spionnen was en dat het in eerste instantie door mij gewantrouwde vermoeden dat ze een groep verzetsmensen verraden heeft toch juist is.

Ook de naam van de in mei 1940 naar de Duitsers overgelopen communist Adriaan Johannes Feij komt op de lijst van Kluiters voor. Het is mij niet duidelijk of dat alleen op zijn activiteiten tijdens de oorlog slaat, of dat hij ook al voor de oorlog Abwehr-agent was.

Dat de naam van de secretaris van het Duitse consulaat Alfred Friedrich Wucherpfennig op de lijst voorkomt viel te verwachten.

Ik weet niet of Frans Kluiters bewust was van de bijzonderheid van zijn vondsten.

Overzicht bronnen

Bij mijn onderzoek heb ik meer dan twintig meter aan archiefstukken doorzocht en de meeste zelfs meermalen, omdat het verboden was kopieën te maken. De volgende archieven heb ik bezocht, waarbij ik de belangrijkste onderdelen vermeld (soms omschrijvingen van soorten informatie) die ik in die archieven geraadpleegd heb:

  1. Nationaal Archief, Den Haag
    • Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
    • Bijzondere Raad van Cassatie
    • Gratiedossiers Bijzondere Rechtspleging
    • Bureau Nationale Veiligheid
    • Zuivering Politie
    • Nederlands Beheers Instituut
    • Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven
    • Archiefstukken Ministerie van Justitie
    • Directoraat-Generaal van Politie
    • Archief van de Zaak Sanders en de commissies van onderzoek naar de organisatie van de inlichtingendiensten
    • Geheim Chronologisch Archief Ministerie van Justitie
    • Politiearchief van Ministerie van Justitie
    • Archiefbescheiden betreffende Spanjestrijder s (1937-1941)
    • Directie Economische Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
    • Regering in Londen
    • Collectie De Meijer
    • Doodenboek van het Oranjehotel
    • Archief Pander
    • Ministeries voor Algemeene Oorlogsvoering van het Koninkrijk en van Algemene Zaken: Kabinet van de Minister-President 1946
    • Inventaris van het archief van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, 1838-1939
    • Politieke Recherche Afdeling
    • Ministerie van Justitie te Londen
    • Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Binnenlands Bestuur
    • Collectie Einthoven
    • Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal van Politie
    • Bijzonder Gerechtshof Amsterdam
    • Commissie van onderzoek Menten
    • Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Binnenlands Bestuur
    • Commissie van onderzoek betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake Menten vanaf de bevrijding tot de zomer van 1976 en de invloeden waaraan dat beleid al dan niet heeft blootgestaan
  2. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
    • Dagbladen
  3. Haags Gemeentearchief, Den Haag
    • Politiearchief
    • Stukken van gemeentebestuur
    • Lokale editie De Waarheid
    • Bevolkingsregister
    • Woningregister
    • Burgerlijke stand
    • Beeldbank
    • Register Algemene Begraafplaats
  4. Ministerie van Justitie (voor overdrachten aan Nationaal Archief)
    • Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
    • Gratiedossiers Bijzondere Rechtspleging
  5. Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam
    • Collectie Moskou
    • Generalkommissariat für das Sicherheitswesen
    • Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz
    • Kampen en gevangenen
    • Verslagen uit de concentratiekampen
    • Foto’s arrestanten
    • CPN
    • Lijst van Nederlanders omgekomen in Groß-Rosen
    • Stapoleitstelle Hamburg
    • Sicherheitsdienst Aussenstelle Rotterdam
    • Algemeen Politieblad van het Koninkrijk der Nederlanden
  6. Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam
    • Archief CPN
    • Archief SDAP
    • Archief Pieter Jelles Troelstra
    • Archief J.F. Ankersmit
    • Collectie Wiebes
  7. Stadsarchief Amsterdam
    • Politiearchief
    • Bureau Internationale Criminaliteit en Falsificaten
  8. Erfgoed Leiden en omstreken, Leiden
    • Bevolkingsregister
  9. Stadsarchief Delft
    • Politiearchief
    • Bevolkingsregister
    • Woningregister
  10. Stadsarchief Rotterdam
    • Politiearchief
  11. Stadsarchief, Vlaardingen
    • Bevolkingsregister
    • Woningregister
  12. Regionaal archief Dordrecht
    • Dordrechtse Courant
    • Bevolkingsregister
  13. Gemeentearchief Wassenaar
    • Dag- en nachtrapporten Gemeentepolitie Wassenaar
  14. Brabants Historisch Informatie Centrum, Den Bosch
    • Archief Jan Baars
    • Archief Zwart Front
  15. Noord-Hollands Archief, Haarlem
    • Arrondissementsrechtbank van Amsterdam
    • Parket van de Procureur-generaal te Amsterdam
  16. Tresoar, Leeuwarden
    • Archief Strafgevangenis Leeuwarden
  17. Landesarchiv Nord Rhein-Westfalen, Düsseldorf
    • Sicherheitsdienst Den Haag
  18. Bundes Archiv, Berlin
    • Sicherheitsdienst Den Haag
    • Fotoarchiv
    • Verkiezingsplakkaten
  19. Internationale Suchdienst, Bad Arolsen (Duitsland)
    • Gegevens gevangenen
    • Transportlijsten
    • Inschrijvingen Oranjehotel
    • Inschrijvingsregister KZ Dachau
    • Brieven aan nabestaanden
  20. Archief Museum Gross-Rosen, Rogoźnica (Polen)
    • Reconstructie Totenbuch
    • Overlijdensberichten
  21. KZ-Gedenkstätte Dachau
    • Mededelingen over gevangenen
  22. Gedenkstätte Buchenwald
    • Mededelingen over gevangenen
  23. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Amsterdam
    • Lijst van linkextremisten van de Centrale Inlichtingendienst
    • Reconstructie van de rapportage van de Centrale Inlichtingendienst
  24. Stichting 1940-1945
    • Dossiers verzetsgepensioneerden
  25. Binnenlandse Veiligheidsdienst, Den Haag
    • Dossiers van personen
  26. Rode Kruis, Den Haag
    • Oorlogsslachtoffers
  27. Stichting Vriendenkring van Oud-Natzweilers
    • Lijst van voormalige Nederlandse gevangenen in Natzweiler
  28. PTT
    • Naamlijst voor den Telefoondienst
  29. Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden
    • Parlement & Politiek

Boeken (bijna allemaal volledig gelezen en een enkele slechts deels) geraadpleegd:

  1. G. Aalders, Bernhard zakenprins
  2. G. Aalders en C. Hilbrink, De affaire Sanders. Spionage en intriges in herrijzend Nederland
  3. P. Albers, Gevangen in het veen. De geschiedenis van de Emslandkampen
  4. J.L. Bellanger, ‘Mémoire vivante’, Bulletin de la Fondation pour la Mémoire de la Déportation
  5. B. von Benda-Beckmann, Velser Affaire
  6. F.P. de Boer, Een na-oorlogse moord in mei ‘45. De aanslag op mr. H. de Boer
  7. B. van der Boom, Den Haag in de Tweede Wereldoorlog
  8. C. Braam, Het schandaal
  9. A.P.M. Cammaert, Het verborgen front
  10. D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst
  11. C. Fasseur, Juliana & Bernhard, het verhaal van een huwelijk, de jaren 1936-1956
  12. H. Fontijn, Driemaal aan de rand
  13. H. Galesloot, S. Legêne en J. Morriën, De Waarheid in de oorlog, een bundeling van illegale nummers uit de jaren ’40-’45
  14. B. van Gelder, ‘Brand bij de Wehrmacht!’ Verzetsgroep De Vonk, Den Haag 1942-43
  15. B. Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein
  16. A.V.F. van der Gouw, …alias Teixeira, deel 1 en 2a
  17. B. de Graaff en C. Wiebes, Gladio der vrije jongens. Een particuliere geheime dienst in de Koude Oorlogstijd
  18. G. Harmsen, Rondom Daan Goulooze, Uit het leven van kommunisten
  19. W.L. Harthoorn, Verboden te sterven
  20. F.R. Hazenberg, A.N.W. Kenens, R. van Lit, Wassenaar in de Tweede Wereldoorlog
  21. L. Einthoven, Tegen de stroom in
  22. W. ten Have, Nederlandse Unie. Aanpassing, vernieuwing en confrontatie in bezettingstijd 1940-1941
  23. E. Huizinga, Wie het geweten heeft, het levensverhaal van Siep Adema
  24. IISG, Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland
  25. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
  26. J. Kaufhold, Der Barmat-Sumpf
  27. J.W. Kallenborn, Strijd tegen internationale misdadigers
  28. G.W. Kastein, Het Rassenvraagstuk
  29. A. Kok, De verrader. Leven en dood van Anton van der Waals
  30. A. Kok, Oorlogsliefde
  31. C.G.A. de Kom, Wij slaven van Suriname
  32. A. Konieczny in Die Völker Europas im KL Groß-Rosen
  33. J. van Lingen en N. Slooff, Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk burger
  34. G. Meershoek, Dienaren van het gezag
  35. W.F.S. Pelt, Vrede door Revolutie; De CPN tijdens het Molotov-Von Ribbentrop Pact
  36. P. Pierick, Sicherheitsdienst!, Friedrich Knolle, bekentenissen van een SD-officier
  37. T. Piersma, Getrouw aan hun geloof. De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog
  38. F. Reuter, De communistische partij in oorlogstijd, herinneringen
  39. CPM. Romme, Nieuwe grondwetsartikelen
  40. F. van Riet, Handhaven onder de nieuwe orde, De politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog
  41. Y. Scholten, Feind hört mit – het BVD-dossier van mijn vader (radiodocumentaire VPRO)
  42. M. Smedts en C. Troost, De lange nacht
  43. J.E. van der Starp, Het Englandspiel en de dolkstoot in de rug van het Nederlandse volk
  44. Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Cegesoma), Sûreté de l’Etat, Allemands recherchés
  45. J.W. Stutje, De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986
  46. J. Teunissen, Mijn belevenissen in de Duitse concentratiekampen
  47. H. Tiemeijer, Spelen met je leven. Mensen die ik gekend heb
  48. A.A. Verheij, CPN verzet in de regio Rotterdam, Rotterdam
  49. H. Wapperom, Spinvlieg
  50. G. Verrips, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991
  51. F. Visser, De zaak Antonius van der Waals
  52. A. van der Waals, Gerechtigheid in discrediet. Verweerschrift door Antonius van der Waals, met een narede van zijn verdediger mr. G. Jonker
  53. S. Wiesenthal, Justice Not Vengeance
  54. N. Wijnen et al, A. de Kom, zijn strijd en ideeën
  55. H. W. van Woelderen, Woelwater: een leven van overwinning: C.A. van Woelderen, burgemeester van Vlissingen 1919-1945
  56. R. Woortman en A. Boots, Anton de Kom biografie
  57. G. Zarnow, Gefesselte Justiz

De meeste hieronder genoemde periodieken waren tegen het eind van mijn onderzoek via internet digitaal te doorzoeken, zodat de lange lijst geen maat voor de inspanning is. De dagbladen Dordrechtse Courant en de lokale Haagse editie van De Waarheid heb ik handmatig moeten doorzoeken, omdat ze aan het begin van mijn onderzoek nog niet gedigitaliseerd waren. Een aantal regionale dagbladen en Nederlands-Indische dagbladen brachten verrassenderwijs informatie die niet in de grote landelijke bladen verscheen. Dit is een gevolg van het feit dat aan het eind van de jaren veertig van regeringswege (vooral door minister-president Beel) sterke druk met dreigementen werd uitgeoefend, zodat die bladen lang niet alles durfden te publiceren.

Kranten en tijdschriften geraadpleegd:

  1. Algemeen Handelsblad
  2. Amigoe di Curacao
  3. Bataviaasch nieuwsblad
  4. Berliner Lokalanzeiger
  5. De Bezem
  6. Het Binnenhof
  7. De Brug
  8. Het Dagblad (Batavia)
  9. Dagelijksche beurscourant: de Nederlandsche financier
  10. Delftsche Courant
  11. Deutsche Zeitung in den Niederlanden
  12. Dordrechtse Courant
  13. Finantieel Weekblad
  14. Friesch Dagblad
  15. De Gooi en Eemlander
  16. Haags Dagblad
  17. Haagsche Courant
  18. Heerenveensche Koerier
  19. De Indische Courant
  20. Leeuwarder Courant
  21. Limburger Koerier
  22. Nieuw Israelietisch weekblad
  23. Nieuwe Rotterdamsche Courant
  24. Nieuwe Tilburgsche Courant
  25. Het nieuws van den dag: kleine courant
  26. Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië
  27. Het Nieuws
  28. Nieuwsblad van het Noorden
  29. Noorderlicht
  30. Het Parool
  31. Persmededeelingen van “Bureau Houtman”
  32. Politiek en Cultuur
  33. De Residentiebode
  34. Rotterdamsch Nieuwsblad
  35. Soerabaijasch handelsblad
  36. De Stem
  37. De Telegraaf
  38. De Tijd
  39. De Tijd De Maasbode
  40. De Tribune
  41. Trouw
  42. De Standaard
  43. De Sumatrapost
  44. De Unie
  45. Het Vaderland
  46. Het Volk
  47. Volk en Vaderland
  48. Volksdagblad
  49. De Vonk (CPN)
  50. De Vonk (MLLF)
  51. Voorwaarts
  52. Het Vrije Volk
  53. De Waarheid
  54. De Waarheid, Haagse editie
  55. Wij gedenken, Stem van het Verzet, Orgaan van het Verenigd Verzet 1940-1945

De volgende personen heb ik geïnterviewd:

  1. Frederik Hendrik Donderwinkel
  2. Willem Arend Herder
  3. Christina Everdina Arendse-Kleijn
  4. Gerard Gillis Geelhoed
  5. Chaja Polak
  6. Johanna Gnirrep-Harthoorn
  7. Maatje Ossenkoppele-Harthoorn
  8. Elisabeth Schalker-Karstanje
  9. Ineke Kastein
  10. Albert van Dijk
  11. Edmund Peter Wellenstein
  12. Bertha Ruth Waterman- Kupferschmidt