Aktion CPN – Beschrijving

In de afgelopen 75 jaar hebben Nederlandse historici er systematisch van afgezien een fatsoenlijke beschrijving van de ‘Aktion CPN’ te maken. Het was immers een welkome massamoord op Untermenschen die het etiket ‘communist’ droegen, waarvan de christelijk-liberale partijen en overheden na de oorlog maar wat blij waren dat ze voorgoed in de aardbodem, of in de lucht of in de zee verdwenen waren. En het was ongemakkelijk om te moeten schrijven dat Nederlandse overheden daar hun welwillende medewerking aan hebben verleend, en wel in een mate dat het woord ‘medeplichtig’ van toepassing is. Ook dagbladen en andere media hebben er nauwelijks een letter aan gewijd. Zodat je nergens kunt vinden hoeveel mensen belaagd werden, gearresteerd werden of vermoord werden. Je komt frequent getallen van 300 of 400 arrestanten tegen. Nergens zul je vinden dat het er 650 waren en dat er meer dan 400 op gruwelijke wijze vermoord werden. Hieronder volgt voor het eerst een serieuze beschrijving van de gebeurtenissen, voor zover ik die nu nog heb kunnen achterhalen. Vermoedelijk heb ik een klein aantal slachtoffers niet kunnen achterhalen.

Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet Unie binnen. Hoewel er al eerder verschillende arrestatieacties tegen communisten waren uitgevoerd, waren de Duitsers enigszins terughoudend geweest met het arresteren van communisten om de Sovjet Unie, waar ze een niet-aanvalspact en vriendschapsverdrag mee hadden, niet voor het hoofd te stoten. Het waren geen bondgenoten, zoals veel geschiedvervalsende Nederlandse historici en kranten schrijven. Met het beginnen van de oorlog verdween de terughoudendheid en moesten de communisten, die de grootste vijand van Duitsland waren (dat gevoel was wederzijds) massaal gearresteerd worden; het werd de ‘Aktion CPN’ genoemd, omdat alleen CPN leden gearresteerd moesten worden. Een probleem daarbij was dat er geen goede definitie bestond wie als communist beschouwd moest worden. Daarom werd aan de Sicherheitsdienst bevel gegeven om leden van de CPN te arresteren. Daarbij werd genegeerd werd dat er diverse afscheidingen van de CPN bestonden, die zich meestal ‘communistisch’ noemden, maar soms per se niet als zodanig genoemd wilden worden. De RSAP was zo een groep die absoluut niet met Moskou geassocieerd wilde worden. En verder bestonden er veel sympathisanten en mensen die geen geld wilden of uit armoede konden uitgeven aan een partijlidmaatschap.

De Sicherheitsdienst beschikte al over ongeveer honderd communistische arrestanten, die in de voorgaande maanden voornamelijk door de Nederlandse politie gearresteerd waren vanwege het verspreiden van communistische kranten en pamfletten en vanwege hun bijdrage aan de organisatie van de Februaristaking. Maar deze arrestanten waren eigenlijk nog nodig om via verhoren nog andere betrokkenen te kunnen achterhalen en vervolgens te arresteren.

Verder beschikte de Sicherheitsdienst over een lijst met ongeveer achthonderd zogenoemde ‘kommunistische Funktionäre’. In werkelijkheid waren het veelal geen communistische functionarissen maar mensen die tijdens vergaderingen hun mondje geroerd hadden of mensen die in mantelorganisaties als muziekverenigingen, zangkoren, dansclubs, filmclubs, tekenclubs, cultuurclubs, taalcursussen, sportverenigingen of jeugdverenigingen geen politieke propaganda hadden gemaakt, maar activiteiten hadden georganiseerd voor verheffing van de vaak laagopgeleide leden. De in het Duits opgestelde lijst was eind februari 1941 door het Reichssicherheitsamt (RSHA), het hoofdkwartier van de Gestapo in Berlijn naar de Sicherheitsdienst in Den Haag gezonden. Aan deze lijst lagen door de Centrale Inlichtingendienst (CID) samengestelde lijsten uit 1935 en 1939 van ‘linksextremisten’ ten grondslag. De lijsten werden in respectievelijk 1936 en 1939 in opdracht van de respectievelijke ministers van Justitie Van Schaik (RKSP, nu CDA) en Gerbrandy (ARP, nu CDA) door Karel Henri Broekhoff van de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst (die dienst gebruikte jarenlang de schuilnaam valsgeldcentrale) aan Heinrich Müller van het directoraat ‘Bekämpfung Kommunismus’ van de Gestapo overhandigd. Het waren in het Duits vertaalde lijsten; onbekend is of het de volledige lijsten betrof of deellijsten met ongeveer 800 namen. Heinrich Müller werd in 1939 bevorderd tot hoofd van de Gestapo (Amt IV van het RSHA) en was tijdens de Tweede Wereldoorlog hoofdverantwoordelijke voor de concentratiekampen inclusief de verassingen van vooral Joden. Hij is de hoofdmoordenaar van omstreeks vier miljoen mensen (ter vermijding van misverstanden: de moorden op Joden door executiepelotons in Oost-Europa vielen niet onder Müller, maar onder de SS en soms Wehrmacht). Maar voor de oorlog was Müller al hoofdverantwoordelijke voor de moorden op communisten in de concentratiekampen. De opeenvolgende Nederlandse ministers van Justitie Van Schaik, Goseling (RKSP) en Gerbrandy konden volledig instemmen met deze christelijke behandeling; in januari 1935 was de minister van Justitie via Broekhoff al op de hoogte gesteld dat communisten in Duitsland de doodstraf konden verwachten. Door het laten overhandigen van de CID-lijst bracht Van Schaik bewust communisten in groot levensgevaar mochten ze de grens over gaan voor ontmoetingen met Duitse geestverwanten. Gerbrandy kan zonder meer een massamoordenaar genoemd worden, want ook hij wist van het gevaar de doodstraf voor communisten en er werd al sinds 1937 rekening gehouden met een Duitse bezetting, zodat hij wist dat hij met het laten overhandigen van de CID-lijst duizenden communisten in groot levensgevaar bracht. In de praktijk heeft de CID-lijst een rol gespeeld bij de moord op duizend Nederlandse communisten.

De Sicherheitsdienst selecteerde van de uit Berlijn opgezonden lijst ongeveer honderd personen en zond telegrammen naar de burgemeesters van hun woonplaatsen met de opdracht om hen te arresteren. De meeste burgemeesters waren NSB’ers, omdat de Duitsers veel door de vooroorlogse regering aangestelde burgemeesters in het voorjaar van 1941 vervangen hadden. De burgemeesters gaven de opdracht door aan de (hoofd-)commissarissen in hun gemeenten, die de opdracht doorgaven aan de chef van hun gemeentelijke Inlichtingendienst (een politieke politie) die hun ondergeschikten op 25 juni 1941 ’s-morgens vroeg op pad stuurden om de betrokken te arresteren. Iedereen besefte dat de arrestanten vrijwel zeker vermoord zouden worden, een besef dat gebaseerd was op het lot van de andere tegenstanders van de Duitsers: de Joden die bij de razzia op het Waterlooplein in Amsterdam van 22 en 23 februari 1941 gearresteerd waren en waarvan massaal doodsberichten binnen kwamen en tot rouwadvertenties in de (Joodse) dagbladen leidden. Dit besef van een moordpartij leidde alleen maar tot meer enthousiasme om de opdracht uit te voeren, want het personeel Inlichtingendiensten was voor de oorlog voor een groot deel geselecteerd uit aanhangers van de diverse fascistische partijen. Geen enkele politieman kwam op het idee om te arresteren personen te waarschuwen.

Behalve de telegrammen waarin specifiek namen werden genoemd, gingen er telegrammen naar een aantal burgemeesters om zelf communisten te selecteren die gearresteerd moesten worden, waarbij expliciet vermeld werd dat het CPN-leden moesten zijn. In de regio Den Haag moesten de burgemeesters van omliggende gemeenten tussen Leiden en Delft de lijstjes bij Johannes Eckhardt van de Haagse Politie Inlichtingendienst inleveren. Waarschijnlijk werd in andere regio’s dezelfde procedure gevolgd. Het is onbekend of er aantallen genoemd werden. De burgemeesters gaven de opdracht door aan hun (hoofd-)commissarissen, die het doorgaven aan de chefs van hun Inlichtingendienst. De chefs gaven de opdracht door aan degene die het archief met namen van communisten beheerde. Deze archieven waren bij de Duitse inval, waarmee de burgemeesters en (hoofd-)commissarissen in feite medeschuldig aan de massamoorden werden.

De verschillende Inlichtingendiensten selecteerden ongeveer vijfhonderd mensen die vermoord konden worden. Ze moesten op 25 juni gearresteerd worden, maar er werden de twee dagen daarvoor alvast een paar mensen gearresteerd. De politie stelde arrestatieteams uit het Inlichtingendienstpersoneel samen en vulden die eventueel aan met politiemannen uit andere diensten. De arrestanten werden een paar uur in arrestantenhokken vastgehouden en vervolgens naar kamp Schoorl overgebracht. En sommigen konden pas in de dagen daarop gearresteerd worden. Zo werden in de periode 23-30 juni meer dan 460 communisten gearresteerd. Er waren nogal wat communisten niet thuis, doordat ze in het oosten van het land of Duitsland te werk waren gesteld, of doordat ze toevallig niet thuis waren of gevlucht waren. Daarom werden de arrestaties in de maanden daarop voortgezet, zodat het aantal arrestaties tot meer dan 550 opliep. Bij deze arrestaties zit ook een klein aantal gegijzelde huisgenoten, die uit woede voor het vluchten van het beoogde slachtoffer werden gearresteerd in de hoop dat de beoogde persoon zich bij de politie of Sicherheitsdienst zou melden. Deze gijzelaars werden na enige weken of maanden vrij gelaten.

Voor zover ik de arrestaties kon achterhalen, waren de plaatsen of gebieden waar arrestaties plaats vonden: Amsterdam 179, regio Den Haag 83, noordoostelijke provincies 39, regio Rotterdam 44, Twenthe 38, IJmond inclusief Haarlem 36, provincie Utrecht 25, kop van Noord-Holland 20, Gooi 17, Deventer 16, Limburg 14, Brabant 11, Gelderland 11, Gouda 4, Zaanstreek 1 en Zeeland 1.

Behalve de door de Inlichtingendiensten geselecteerden werden door de Sicherheitsdienst minstens 17 eerder vanwege het verspreiden van communistische lectuur gearresteerden uit de noordelijke provincies bij de Aktion CPN gevoegd. Verder werden vijf eerder onder verantwoording van burgemeester Oud gearresteerde communisten, vier eerdere arrestanten uit Den Haag, twee uit Limburg en een uit Twenthe toegevoegd.

Sommige communisten konden onderduiken en kwamen dientengevolge in het Duitse opsporingsregister te staan; ze werden pas jaren later of helemaal niet gearresteerd. Ook zij waren slachtoffer, omdat zij de doodsberichten uit de concentratiekampen leerden kennen en voortdurend voor hun leven moesten vrezen.

De communisten beseften meteen dat velen van hen niet zouden overleven. De communistische leider Louis de Visser, die als ‘kommunistische Funktionär’ was gearresteerd, hield een toespraak waarin hij noemde dat ze een zware tijd tegemoet zouden gaan, maar probeerde ze wel te overtuigen dat het de moeite waard was om vol te houden.

In kamp Schoorl was de situatie vrij gemoedelijk. Behalve de verplichte corveediensten was er tijd voor spelletjes, vooral schaken, en zelf bedacht vermaak. Ook werd er gediscussieerd over hoe het verder moest en over de tijd na een bevrijding. De communisten beseften wel meteen dat velen van hen niet zouden overleven. De communistische leider Louis de Visser, die als ‘kommunistische Funktionär’ was gearresteerd, hield een toespraak waarin hij stelde dat ze een zware tijd tegemoet zouden gaan, maar probeerde ze wel moed in te spreken en te overtuigen dat het de moeite waard was om vol te houden.

Half juli 1941 werden minstens 54 eerder in Amsterdam gearresteerden bij de mensen in Schoorl gevoegd. Het waren verzetsmensen die door Gestapo medewerker Karel Henri Broekhoff van de Amsterdamse Politie Inlichtingendienst opgespoord en aan de Sicherheitsdienst uitgeleverd; er zaten 8 medewerkers van de organisatie van de Februaristaking bij. Na de oorlog was de het Amsterdamse gemeentebestuur zo tevreden over de activiteiten van massamoordenaar Broekhoff, dat hij tot hoofdcommissaris werd benoemd. Als argument voor de overplaatsing werd genoemd dat er ruimte in de overvolle huizen van bewaring gemaakt moest worden. Maar veel van hen werden tegelijk met de eerder in Schoorl opgesloten communisten in de maanden en jaren daarop naar dezelfde concentratiekampen gestuurd. Naar mijn mening moeten ze daarom als toegevoegd aan de Aktion CPN beschouwd worden, maar noem ze apart voor hen die een andere mening daarover hebben.

Merkwaardig is dat ook half juli plotseling 25 van de minstens 34 Friese communisten in Schoorl werden vrijgelaten. Ze kregen dat tijdens een apart appel te horen, waarna ze het Friese volkslied zongen. De kampcommandant vroeg vervolgens of het lied de communistische Internationale was. Er is nooit een reden voor de vrijlating bekend geworden.

Op 18 augustus 1941 werd een begin gemaakt met de ontruiming van kamp Schoorl; er werd een grote groep communisten naar het gloednieuwe Durchgangslager Amersfoort gebracht. In kamp Amersfoort moest zware grondarbeid verricht worden, terwijl er veel mishandeld werd. Op 1 september 1941 kwam een tweede groep uit Schoorl in kamp Amersfoort aan. In de dagen daarna kwamen er ook andere politieke gevangenen zoals Jehovah’s Getuigen en leden van de Parool-groep, maar de communisten bleven de veruit grootste groep.

Bij de selectie van de arrestanten hadden de leden van de Inlichtingendienst op instigatie van de (hoofd-)commissarissen van de gelegenheid gebruik gemaakt om behalve CPN-leden ook andere linkse mensen waar ze graag vanaf wilden te selecteren. Het betrof voornamelijk leden van de concurrerende RSAP, die fel anti-Moskou waren en door de communisten als gehate Trotskisten werden bestempeld en ook enkele anarchisten. Dit was tot de Duitsers doorgedrongen. De leden van de Sicherheitsdienst waren felle Nazi’s en daarbij hoorde dat ondergeschikten absoluut gehoorzaam moesten zijn en dat bevelen precies opgevolgd moesten worden. Ondanks dat de leden van de RSAP en de anarchisten ook fel anti-Nazi waren, wilden de Duitsers hen vrijlaten. Daarom werd aan de commissarissen van politie uit Leiden, Rijswijk en vermoedelijk ook enkele andere plaatsen opgedragen om te specificeren wie communist was en wie lid van de RSAP of anarchist was. Vervolgens werden op 29 september 1941 vrijgelaten, waarbij bijna alle RSAP’ers en anarchisten. De paar die niet werden vrijgelaten waren personen die zich ook in gevangenschap in communistische zin uitlieten en iemand die door de commissaris van politie van Leiden foutief als Jood was bestempeld (Louis de Bolster). Waarschijnlijk had hij De Bolster vanwege zijn voornaam, die veel door Joden werd gebruikt, zonder verdere controle voor Jood aangezien. Het zou De Bolster het leven kosten; na de oorlog werd de commissaris van Leiden in dit corrupte land niet vanwege deze moord vervolgd.

Op 18 oktober kwam het laatste groepje communisten uit Schoorl in Amersfoort aan; ze hadden in Schoorl onder andere schoonmaakwerkzaamheden moeten verrichten. Hiermee was Schoorl volledig ontruimd.

Op 18 november en 12 december 1941 vonden er twee transporten plaats naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Het betrof 304 gevangenen; onder hen waren 31 personen die tot in juli toegevoegden uit Amsterdam behoorden. Ze moesten onder mishandelingen zware arbeid verrichten, terwijl ze abominabel weinig te eten kregen. Maar het allerergste was een medische proef waaraan iedereen werd blootgesteld. Een paar Poolse gevangenen werden met tbc besmet en het kamp in gestuurd. Het doel was om te kijken hoe snel de ziekte zich zou verspreiden. Door de slechte omstandigheden waren de gevangenen extra gevoelig voor de besmetting; de enige uitzonderingen was een klein aantal mensen dat immuun was geworden doordat ze voor de oorlog in hun omgeving een besmetting hadden doorstaan, bijvoorbeeld door zieke gezinsleden. De ziekte verspreidde zich razendsnel. Door deze combinatie van factoren stierven binnen enkele weken na aankomst al de eerste mensen.

Op 1 juni 1942 waren er al 86 personen in Neuengamme overleden. Vermoedelijk om van de zieke mensen die niet meer kunnen werken af te komen, werd besloten om vanaf eind mei 1942 hen naar Bernburg over te brengen om daar met koolmonoxide vergast te worden. Dat ging betrekkelijk langzaam, zodat de slachtoffers zich er minutenlang bewust van waren dat ze vermoord werden. Er werden zo 45 Nederlanders vergast, waarvan er 44 communisten uit de twee transporten waren (de ontbrekende is een Nederlander die in Brussel woonde).

Vervolgens werd besloten om vele honderden gevangenen naar Dachau over te brengen. Ze werden tbc-transporten genoemd. Maar in Dachau had men al gauw over dodentransporten, omdat er zoveel doden uit de trein werden gehaald en omdat er veel gevangenen snel na aankomst in Dachau stierven. Er zijn twee van die transporten geweest: een betrekkelijk klein transport kwam op 17 juni 1942 in Dachau aan en een groot transport op 1 augustus 1942. Vooral dit laatste dodentransport was vanwege de vele doden lastig voor de SS in Dachau, zodat ze naar Neuengamme schreven dat ze geen verdere transporten wilden ontvangen. In het eerste transport zaten 7 communisten uit de Aktion CPN en in het tweede 76. Van het eerste transport zijn er 4 in 1942 in Dachau overleden en van het tweede 38. Een paar worden vanuit Dachau weer op transport naar verschillende kampen en doorlopen soms een hele reeks kampen. Er zijn er zelfs twee die uiteindelijk weer in Neuengamme terecht komen en daar overlijden.

Op 26 oktober en 2 november 1942 gaan er transporten vanuit Dachau naar Auschwitz met daarin 17 communisten uit de Aktion CPN, daarvan zijn er drie van Joodse afkomst en de anderen niet (ook de door de Leidse commissaris van politie tot Jood verklaarde L:ouis de Bolster zat hierbij). Van hen sterven er 16 binnen enkele weken of maanden en de laatste wordt aan het eind van de oorlog op transport naar Mauthausen gezet waar hij in maart 1945 komt te overlijden.

Van degenen die vanuit Neuengamme niet op transport naar Dachau werden gezet, gingen sommigen later naar andere kampen op transport, met soms een hele reeks kampen er nog achteraan. Aan het eind van de oorlog werd het kamp Neuengamme ontruimd en werden de meeste gevangenen, bijna tienduizend, op drie schepen in de bocht van Lübeck gezet; het grootste schip was de Cap Arcona. Het Zweedse Rode Kruis had toegang tot Scandinavische gevangenen en ontdekte daardoor de plaatsing op de schepen. De Zweedse regering werd gewaarschuwd en die waarschuwde de Britse regering de schepen niet aan te vallen. Desondanks viel de Britse Royal Air Force de schepen wel aan, waarna de Thielbeck en Cap Arcona zonken. Er kwamen meer dan 7000 gevangenen om het leven; daar waren 270 Nederlanders bij, waarvan 35 communisten uit de Aktion CPN. Daarbij was de leider van de Nederlandse communisten het Tweede Kamerlid Louis de Visser. Dit laatste tot groot genoegen van de Nederlandse regering, want begin 1945 schreef in Londen SDAP-minister Albarda dat hij het verontrustende bericht had ontvangen dat Louis de Visser nog in leven was.

Van de communisten die in 1941 naar Neuengamme werden overgebracht zijn er in de diverse plekken des onheils 198 om het leven gekomen.

Van de personen die vanuit Amersfoort niet naar Neuengamme op transport gingen, is een groot aantal in februari en maart 1942 met vier transporten naar Buchenwald gegaan. In deze transporten zaten mensen met een verschillende politieke achtergrond, maar de grootste groep werd gevormd door communisten. Behalve de mensen van de Aktion CPN waren deze communisten wegens verzetsactiviteiten gearresteerd. Ze kwamen vooral uit Amsterdam, Den Haag en Groningen. Er zaten 41 personen uit de Aktion CPN in deze transporten, waarvan 16 toegevoegden uit Amsterdam. Hieruit blijkt dat de groep toegevoegden toch iets anders behandeld werden dan de mensen uit de Aktion CPN van 25 juni 1941. De meesten werden na verloop van tijd naar weer andere concentratiekampen doorgestuurd. Van de mensen die vanuit Amersfoort naar Buchenwald werden gestuurd, zijn er zes om het leven gekomen. Buchenwald was dus van een totaal andere orde van kwaadaardigheid dan Neuengamme.

Vanuit Amersfoort gingen 98 personen naar Vught, Haaren of Sint Michielgestel, waar de meesten van hen de status van gijzelaar kregen. Dat had als consequentie dat ze bij wijze van represaille doodgeschoten konden worden als er ergens in Nederland een ernstige verzetsdaad werd verricht; vooral als daar communisten van werden verdacht. Bij deze personen zaten 7 personen uit Amsterdam die in juli waren toegevoegd. Van de 98 zijn er vijf om uiteenlopende redenen als ziekte, ouderdom of vaderschap van veel kinderen vrijgelaten. Van de rest zijn er 35 na transport naar een ander concentratiekamp om het leven gekomen (onder andere een op de Cap Arcona en twee vlak na de oorlog thuis) en er een in Woudenberg werd gefusilleerd.

Vanuit Amersfoort werden na verloop van tijd 8 personen met een Joodse achtergrond naar Westerbork overgebracht. Zij zijn allen om het leven gekomen.

Drie personen zijn uit Amersfoort vrijgelaten, twee zijn er gestorven, vier zijn naar een executieplaats overgebracht en gefusilleerd en een is na de oorlog aan de kampgevolgen overleden zonder naar een ander kamp te zijn overgebracht.

In de zomer van 1944 naderden geallieerde troepen Nederland. Om te voorkomen dat de meest gehate gevangenen bevrijd zouden worden, werden op dag na Dolle Dinsdag veel gevangen naar Sachsenhausen overgebracht van waar ze vaak weer naar andere kampen werden overgebracht. Daarbij zaten 17 personen uit de Aktion CPN, waarvan er acht om het leven zijn gekomen. Twee dagen later vertrok er een transport naar Neuengamme, waar 2 personen uit de Aktion CPN bij zaten, waarvan er een om het leven is gekomen.

Later zijn er nog enige personen gearresteerd: twee personen die al voor de Aktion CPN gearresteerd en weer vrijgelaten waren en die zich op 25 juni 1941 tijdig uit de voeten konden maken, acht personen die zich op 25 juni ook tijdig uit de voeten konden maken en zeven personen die tijdens de Aktion gearresteerd en weer vrijgelaten waren. Van hen zijn er vier omgekomen: een is gefusilleerd, een is in Assen met een nekschot afgemaakt, een is in Neuengamme om het leven gekomen en een is in 1949 ten gevolge van zijn verblijf in concentratiekampen overleden.

Verder zijn er nog zeven personen die nooit gearresteerd konden worden, doordat die op 25 juni 1941 tijdig konden vluchten of niet thuis waren en de rest van de oorlog ondergedoken zijn gebleven. Ze hebben al die tijd in vrees geleefd, omdat ze spoedig wisten dat degenen die wel opgepakt waren massaal vermoord waren.

Verder was er nog een speciaal geval: Hendrik Jan Aldenkamp. Hij was een van de minstens twee Nederlandse deelnemers aan de bestorming van de wachttorens bij de zelfbevrijding van Buchenwald, die volgens het NIOD nooit bestaan heeft. Bij het NIOD denken ze zeker dat hij toen met het Jehovah-blad de Wachttoren bij de bewakers colporteerde.

Alles bij elkaar heeft de Aktion CPN zijn 407 personen ten gevolge van de Aktion CPN op een afschuwelijke manier om het leven gekomen. Een groot deel was deelnemer aan het verzet. Daarmee is het de grootste slag die aan het verzet in Nederland is toegebracht. Desalniettemin heeft gedurende bijna tachtig jaar na de oorlog geen enkele historicus de moeite genomen om de slachtoffers in beeld te brengen.

Na de oorlog was er nog een incident dat met de Aktion CPN te maken had. Minister van Binnenlandse Zaken Toxopeus uit het christelijk-liberale kabinet van de fascist Jan de Quay wilde een koninklijke onderscheiding toekennen aan de Delftse politieman Jan Lukas Bokhove (De Quay was een aanhanger van fascistische moordenaars Salazar, Mussolini en Franco). Toen kwamen er protetsen vanuit de communisten en andere verzetsgroepen. Bokhove vertegenwoordigde tijdens de oorlog de Delftse Politie Inlichtingendienst. Tijdens de Aktion CPN arresteerde hij communisten, die hij deels zelf geselecteerd had.

Bij de arrestatie van twee broers Mulhuijzen, aangewezen als ‘kommunistische Funktionär’ door de Sicherheitsdienst, wist de moeder hem aan de deur aan de praat te houden, waarna haar zoons over het dak konden vluchten. Bij binnenkomst voelde Bokhove aan de bedden die nog warm waren. Hij trok zijn conclusie en arresteerde de vader als gijzelaar voor zijn zoons. Hij bedreigde hem met zenden naar een concentratiekamp, dat was een bedreiging hem te vermoorden, als zijn zoons zich niet zouden melden. Het gijzelen van iemand en het bedreigen met moord zijn voor een politieman strikt verboden. De zoons meldden zich en de vader werd na verloop van tijd weer vrij gelaten. Na de oorlog zei de vader dat zijn zoons dat niet hadden moeten doen. De zoons werden vermoord in het concentratiekamp Neuengamme.

Verder waren er protesten van voormalige leden van niet-communistische knokploegen. Om gearresteerde verzetsmensen van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) en Joden te bevrijden werd een overval op een politiebureau gepleegd. Daarbij had Bokhove zich heftig met schieten verweerd, terwijl zijn leven niet in gevaar was.

Na de protesten zei Toxopeus dat hij een gedegen onderzoek zou doen. Na het onderzoek zei Toxopeus dat gebleken was dat Bokhove ‘goed’ was (lees de kranten er maar op na). Bokhove kreeg zijn medaille.

Dit toont aan de VVD (de partij van Toxopeus) en de christelijke coalitiegenoten KVP (van De Quay), ARP en CHU maar wat blij waren met de massamoord door Bokhove op Delftse communisten. De bestuursfunctionarissen geleverd door deze partijen of de voorgangers daarvan waren tijdens de oorlog voor een groot deel verantwoordelijk voor de massamoord op communisten, onder andere die van ten gevolge van de Aktion CPN.

Karakteristieken:

De onderstaande getallen zijn gebaseerd op de arrestaties die ik heb kunnen achterhalen. Doordat verschillende van belang zijn de bronnen vernietigd zijn, kunnen niet alle slachtoffers achterhaald worden. Het betreft onder andere de voor dit onderzoek belangrijke registraties door de Inlichtingendienst (na de oorlog (na 1948) vernietigd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst om belastende informatie over tijdens de oorlog gepleegde misdrijven, zoals martelen en medeplichtigheid aan vele moorden door het latere BVD-personeel, weg te werken), Nederlandse gevangenissen, Schoorl, Amersfoort en Neuengamme.

Er zijn 655 personen bekend die als beoogd slachtoffer met de Aktion CPN in verband kunnen worden gebracht. Daarvan zijn er 648 gearresteerd en 407 om het leven gekomen.

De gemiddelde leeftijd op 25 juni 1941 was 47,6 jaar. De leeftijdsverdeling op die datum was jonger dan 20 jaar: 8, 20-25 jaar: 40, 25-30 jaar: 65, 30-35 jaar: 105, 35-40 jaar: 134, 40-45 jaar: 124, 45-50 jaar: 76, 55-60 jaar: 38, 60-65 jaar: 10, 65-70 jaar: 6.

Voor de overledenen was de gemiddelde leeftijd 40,6 jaar. De leeftijdsverdeling was jonger dan 20 jaar: 4, 20-25 jaar: 24, 25-30 jaar: 42, 30-35 jaar: 60, 35-40 jaar: 66, 40-45 jaar: 76, 45-50 jaar: 53, 55-60 jaar: 28, 60-65 jaar: 9.

Dat de gemiddelde leeftijd voor de overledenen lager ligt, lijkt vreemd omdat de sterfte in de concentratiekampen onder ouderen hoger was. Een belangrijke reden was dat de Duitsers ouderen vaker na verloop van tijd vrij lieten.

In het eerste jaar na 25 juni 1941 (dus tot 24 juni 1942) stierven 143 personen, het tweede jaar 165, het derde jaar 13, het vierde jaar 79 en vanaf 25 juni 1945 stierven nog eens 7 personen ten gevolge van hun gevangenschap (door gebrek aan gegevens is dit laatste aantal veel te laag).

In het Nationale Eereboek dat bij de Tweede Kamer opengeslagen ligt: 241 omgekomenen; voor het nooit verschenen CPN Herdenkingsboek werden 271 omgekomen aangemeld.

De regionale indeling is: Amsterdam 236, Den Haag (van Leiden tot Delft) 91, Rotterdam 50, Friesland 45, Twenthe 42, IJ-mond 38, Groningen 38, Utrecht 25, Kop 20, Deventer 18, Gooi 17, Limburg 16, Gelderland 12, Brabant 11, Drenthe 10, Zuid-Holland overig 4, Zaanstreek 3, Overijssel 2, Groningen 1, Zeeland 1. Het merkwaardige dat er in Friesland meer slachtoffers van de Aktion CPN waren dan in Groningen komt doordat er in de voorgaande maanden veel arrestaties binnen de Noorderlicht-groep plaats vonden, waarvan verreweg de meeste in Oost-Groningen.

De steden met de meeste slachtoffers van de Aktion CPN waren: Amsterdam 228, Haarlem 37, Den Haag 31, Leiden 27, Rotterdam 26, Utrecht 23, Delft 21, Groningen 21, Alkmaar 17, Almelo 17, Deventer 17, Enschede 16, Schiedam 15.

140 personen hebben kandidaat gestaan bij verkiezingen voor de Gemeente Raad, de Provinciale Staten of de Tweede Kamer. Daarvan zijn 78 om het leven gekomen. Van hen zijn er 50 daadwerkelijk verkozen, waarvan er 26 om het leven zijn gekomen. Voor communisten was het levensgevaarlijk om bij verkiezingen kandidaat te staan, want de Centrale Inlichtingendiensten registreerden ze en gaven het voor de oorlog in opdracht van de minister van Justitie door aan hun bazen bij de Gestapo in Berlijn.

345 registraties door Centrale Inlichtingendienst en 116 door Binnenlandse Veiligheidsdienst.

De Aktion CPN was hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens die de Centrale Inlichtingendienst over communisten had vastgelegd en die voor de oorlog aan de Gestapo werd verstrekt; verder werd door de regionale Inlichtingendiensten ook namen aangeleverd die alleen op lokale lijsten stond. Omdat al voor de oorlog bekend was dat de communisten een groot risico liepen vermoord te worden waren de Inlichtingendiensten en de daarboven staande commissarissen van politie, burgemeesters en minister van Justitie medeplichtig aan de moordpartij. Het was de grootste moordpartij van Nederlanders op Nederlanders sinds de tachtigjarige oorlog. De naoorlogse registratie door de Binnenlandse Veiligheidsdienst gebeurde door leden van de Inlichtingendienst die dat werk ook al voor de oorlog deden of tijdens de oorlog door de Sicherheitsdienst waren aangesteld en tijdens de oorlog de meeste arrestaties deden. De verzameling van gegevens was al in de herfst van 1944 door de Ordedienst begonnen (en niet pas ten gevolge van de koude oorlog gestart, zoals geschiedvervalsende historici schrijven). De naoorlogse registratie kan dan ook niet anders gezien worden als een voorbereiding op een nieuwe massale moordpartij. Het kleinere aantal naoorlogse registraties is een gevolg van het feit dat er zoveel communisten vermoord waren.

56 personen waren van Joodse afkomst, waarvan er 52 om het leven zijn gekomen. Het grote aantal tekent het antisemitische karakter van de Nederlandse Inlichtingendiensten.

5 personen kregen de status van Nacht-und-Nebel-gevangene, waarvan er vier om het leven zijn gekomen.

21 personen waren Spanjestrijder geweest, waarvan er 10 om het leven zijn gekomen.

48 personen hebben het Verzetsherdenkingskruis toegekend gekregen, waarvan in 16 gevallen het voor een omgekomen persoon werd aangevraagd. De meeste communistische verzetsmensen hebben het kruis niet aangevraagd, omdat ze al overleden waren toen de mogelijkheid bestond, of omdat de getuigen overleden waren of niet wilden getuigen omdat dan hun communistische achtergrond bij de BVD bekend kon raken. Maar in de meeste gevallen vonden ze het na tientallen jaren ondervinden van minachting door de overheid en treiteren door de BVD niet de moeite waard om van zo een overheid een schijnheilig blijk van waardering te ontvangen.

De belangrijkste plaatsen van overlijden waren: Neuengamme 144, Dachau 60, Bernburg 44, Auschwitz 24, Bergen-Belsen 17, Cap Arcona 12, Sachsenhausen 12, Mauthausen 10, Buchenwald 7, Groß-Rosen 5, Woudenberg 5.